INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

Oudejaarsloterij

Het was druk bij de slager in het grote warenhuis. De feestdagen hè. En omdat de bestellingen pas drie meter verderop geplaatst konden worden, keek Schoonebeek eens om zich heen. Naar de rekken met lekkers. Naar de schappen met flessen. En naar de vrouw die daar stond. Ze kwam hem bekend voor, maar hij had geen idee waarvan. En omdat zulks bij Schoonebeek inmiddels een vertrouwd patroon is geworden, wilde hij zijn schouders maar weer ophalen en twintig centimeter vooruit schuifelen in de rij.

Maar toen kwam de vrouw naar hem toe. En sloot netjes achter hem aan in de vleesrij. Schoonebeek keek haar aan als een ongegeneerd kind. Met open vizier en recht in het gezicht. Dat gezicht behoorde toe aan een tamelijk lelijke, gezette vrouw van onbestemde leeftijd. Voor Schoonebeek, althans. Maar hij kende haar wel. Zoveel was zeker.

En op het moment dat zijn nieuwsgierigheid zijn onbescheidenheid over de streep trok, zei hij: “Ik ken u.”

Waarop de vrouw knikte. En zweeg.

“Ja, ik weet het zeker. Ik ken u ergens van.”

En de vrouw liet een snik bovenkomen, die Schoonebeek tot enige terughoudendheid had moeten bewegen. Maar in plaats daarvan bleef hij haar pardoes in het gelaat staren.

“Iederéén kent mij,” mompelde de vrouw toen.

Waarop Schoonebeek begon te stralen. Zijn auditieve geheugen was nou eenmaal beter ontwikkeld dan het visuele. “U bent het echt!” riep hij nu uit. “De muts uit Heusden!”

Omstanders keken op en bleken de vrouw ook te kennen.

“Modeontwerpster,” zei ze zacht.

“Ja, ja,” lachte Schoonebeek voluit. “Maar toch vooral de wereldberoemde verliezer van de postcodeloterij, zou ik durven stellen.” En toen, zacht en samenzweerderig om de rest van de Hema weer buiten te sluiten: “Maar ik begrijp u wel, hoor.”

Ze keek hem aan, met een sprankje hoop in haar uitgebluste ogen. De laatste keer dat iemand zoiets tegen haar gezegd had, was meer dan een jaar geleden. Ja, behalve die advocaat dan, maar die werd er voorlopig als enige beter van.

“Twee jaar geleden viel er bij ons ook zo’n straatprijs,” zei Schoonebeek zachtjes in haar oor.

“En u had ook geen lot,” begreep de vrouw.

“Ja, dat wel. Maar de prijs viel in een andere straat. In een andere stad zelfs, als ik het me goed herinner. We zijn met de hele straat drie maanden in therapie geweest.”

De vrouw knikte dat zij het begreep.

“Maar het werd allemaal nog veel erger,” voer Schoonebeek droevig voort. “Die zomer was er groot tennistoernooi in Londen.”

“Wimbledon,” wist de vrouw.

“Mooi, u kent het. Nou dan weet u natuurlijk precies wat ik bedoel. Staat daar op die laatste dag zo’n wildvreemde jongen met een zilveren bord in zijn handen, omdat…” Schoonebeeks stem stokte.

“Omdat hij gewonnen heeft,” fluisterde de vrouw zacht. En ze legde een weke hand op zijn arm. “Ja ik snap het. Daar had u ook wel willen staan.”

“Precies,” riep Schoonebeek, dankbaar om zoveel begrip. “Hebt u dat nou nooit?”

“Bij cricket,” vertrouwde de vrouw uit Heusden hem toe. “Ik begrijp geen hout van cricket. Maar dat wil toch niet zeggen dat ik daarom nooit eens mag winnen? Ik heb toch ook mijn rechten?”

“Rechten, daar zegt u een waar woord,” viel Schoonebeek haar bij. “Er wordt ontzettend met onze rechten gesold. Neem nou De Da Vinci Code.”

“De film?” informeerde de vrouw.

“Nee, het boek. Daar zijn er miljoenen van verkocht. Dat wil ik ook wel. Maar denkt u dat iemand mijn boeken koopt?”

“Hoeveel boeken hebt u dan geschreven?” wilde de vrouw weten.

“Geeneen,” gaf Schoonebeek toe. “Maar dat is het punt helemaal niet.”

Hetgeen de vrouw van harte beaamde. “Het gaat om het principe,” stelde zij ten overvloede vast. “En dan krijgen we nu de Oudejaarsloterij weer,” somberde ze er meteen dik achteraan. “Ik heb voor de zekerheid toch maar een paar loten gekocht.”

“Wat zegt u?” was Schoonebeek oprecht geschokt. “U hebt zich laten inpalmen door het systeem? Afvallige!”

De vrouw boog het hoofd, bewust als zij zich was van haar laffe gedrag.

“Ik ken mijn rechten!” riep Schoonebeek nu uit volle borst. “En ik ga mijn recht niet kópen. Die Staatsloterij, die gaat nog wat meemaken als ik straks buiten de grote prijzen val! En dit is pas het begin van de strijd. Daar in Wimbledon zijn ze ook nog niet van mij af!”

Hetgeen hem op een warm applaus van de omstanders kwam te staan. En op het vriendelijke verzoek van de verkoopster, of hij dan nu even zijn bestelling wilde doorgeven.