Oudejaarsloterij
Het was druk bij
de slager in het grote warenhuis. De feestdagen hè. En omdat de
bestellingen pas drie meter verderop geplaatst konden
worden, keek Schoonebeek eens om zich heen. Naar de rekken met
lekkers. Naar de schappen met flessen. En naar de vrouw die daar
stond. Ze kwam hem bekend voor, maar hij had geen idee waarvan. En
omdat zulks bij Schoonebeek inmiddels een vertrouwd patroon is
geworden, wilde hij zijn schouders maar weer ophalen en twintig
centimeter vooruit schuifelen in de rij.
Maar toen kwam
de vrouw naar hem toe. En sloot netjes achter hem aan in de vleesrij.
Schoonebeek keek haar aan als een ongegeneerd kind. Met open vizier
en recht in het gezicht. Dat gezicht behoorde toe aan een tamelijk
lelijke, gezette vrouw van onbestemde leeftijd. Voor Schoonebeek,
althans. Maar hij kende haar wel. Zoveel was zeker.
En op het moment
dat zijn nieuwsgierigheid zijn onbescheidenheid over de streep trok,
zei hij: “Ik ken u.”
Waarop de vrouw
knikte. En zweeg.
“Ja, ik weet het
zeker. Ik ken u ergens van.”
En de vrouw liet
een snik bovenkomen, die Schoonebeek tot enige terughoudendheid had
moeten bewegen. Maar in plaats daarvan bleef hij haar pardoes in het
gelaat staren.
“Iederéén kent
mij,” mompelde de vrouw toen.
Waarop
Schoonebeek begon te stralen. Zijn auditieve geheugen was nou
eenmaal beter ontwikkeld dan het visuele. “U bent het echt!” riep
hij nu uit. “De muts uit Heusden!”
Omstanders keken
op en bleken de vrouw ook te kennen.
“Modeontwerpster,” zei ze zacht.
“Ja, ja,” lachte
Schoonebeek voluit. “Maar toch vooral de wereldberoemde verliezer
van de postcodeloterij, zou ik durven stellen.” En toen, zacht en
samenzweerderig om de rest van de Hema weer buiten te sluiten: “Maar
ik begrijp u wel, hoor.”
Ze keek hem aan,
met een sprankje hoop in haar uitgebluste ogen. De laatste keer dat
iemand zoiets tegen haar gezegd had, was meer dan een jaar geleden.
Ja, behalve die advocaat dan, maar die werd er voorlopig als enige
beter van.
“Twee jaar
geleden viel er bij ons ook zo’n straatprijs,” zei Schoonebeek
zachtjes in haar oor.
“En u had ook
geen lot,” begreep de vrouw.
“Ja, dat wel.
Maar de prijs viel in een andere straat. In een andere stad zelfs,
als ik het me goed herinner. We zijn met de hele straat drie maanden
in therapie geweest.”
De vrouw knikte
dat zij het begreep.
“Maar het werd
allemaal nog veel erger,” voer Schoonebeek droevig voort. “Die zomer
was er groot tennistoernooi in Londen.”
“Wimbledon,”
wist de vrouw.
“Mooi, u kent
het. Nou dan weet u natuurlijk precies wat ik bedoel. Staat daar op
die laatste dag zo’n wildvreemde jongen met een zilveren bord in
zijn handen, omdat…” Schoonebeeks stem stokte.
“Omdat hij
gewonnen heeft,” fluisterde de vrouw zacht. En ze legde een weke
hand op zijn arm. “Ja ik snap het. Daar had u ook wel willen staan.”
“Precies,” riep
Schoonebeek, dankbaar om zoveel begrip. “Hebt u dat nou nooit?”
“Bij cricket,”
vertrouwde de vrouw uit Heusden hem toe. “Ik begrijp geen hout van
cricket. Maar dat wil toch niet zeggen dat ik daarom nooit eens mag
winnen? Ik heb toch ook mijn rechten?”
“Rechten, daar
zegt u een waar woord,” viel Schoonebeek haar bij. “Er wordt
ontzettend met onze rechten gesold. Neem nou De Da Vinci Code.”
“De film?”
informeerde de vrouw.
“Nee, het boek.
Daar zijn er miljoenen van verkocht. Dat wil ik ook wel. Maar denkt u
dat iemand mijn boeken koopt?”
“Hoeveel boeken
hebt u dan geschreven?” wilde de vrouw weten.
“Geeneen,” gaf
Schoonebeek toe. “Maar dat is het punt helemaal niet.”
Hetgeen de vrouw
van harte beaamde. “Het gaat om het principe,” stelde zij ten
overvloede vast. “En dan krijgen we nu de Oudejaarsloterij weer,”
somberde ze er meteen dik achteraan. “Ik heb voor de zekerheid toch
maar een paar loten gekocht.”
“Wat zegt u?”
was Schoonebeek oprecht geschokt. “U hebt zich laten inpalmen door
het systeem? Afvallige!”
De vrouw boog
het hoofd, bewust als zij zich was van haar laffe gedrag.
“Ik ken mijn
rechten!” riep Schoonebeek nu uit volle borst. “En ik ga mijn recht
niet kópen. Die Staatsloterij, die gaat nog wat meemaken als ik
straks buiten de grote prijzen val! En dit is pas het begin van de
strijd. Daar in Wimbledon zijn ze ook nog niet van mij af!”
Hetgeen hem op
een warm applaus van de omstanders kwam te staan. En op het
vriendelijke verzoek van de verkoopster, of hij dan nu even zijn
bestelling wilde doorgeven. |