INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

Oud mensch

Schoonebeek heeft iets met boeken. Dat was al zo toen hij werkte. Vele jaren lang heeft hij zijn studenten allerlei zaken op de mouw gespeld die iets met boeken van doen hadden. Zo’n lesje voorbereiden vond hij heerlijk. Het lesgeven zelf was ook wel aardig, maar méér dan aardig… nee. Dat voorbereiden – eigenlijk dus gewoon een boek lezen – dáár was het hem om te doen. En toen dan tien jaar geleden dat lot uit de loterij hem trof, besloot hij zijn werkzaamheden tot het allermooiste te beperken. Vanaf dat moment zou hij alleen nog maar lezen. En dat lezen, dat lukt hem sindsdien nagenoeg overal. Thuis. In het park (Wilhelmina of Ley). In het café. Bij bier of oude jenever. Alleen in bed gaat het hem niet zo goed af, maar ach. Wie is er wel volmaakt?

Als boekenmens heeft Schoonebeek de boekenweek altijd een beetje als zijn feestje beschouwd, het boekenweek geschenk als zijn traktatie aan het Nederlandse volk. Geen thema was hem te dol.

Tot nu.

Want deze week maakten de vaste organisatoren van zijn hoogstpersoonlijke surpriseparty het thema voor volgend jaar bekend. Oude mensen. Nee, erger: oude menschen. Zo oud vind je ze bijna niet meer. De ondertitel deed er evenwel nog een schepje bovenop. ‘De letteren en de derde leeftijd’. Dat wil een mens toch helemaal niet bijhoren?

Voor Schoonebeeks geestesoog ontvouwt zich het beeld van rollators voor de kassa van de Albert Heijn. Bolides die met een vaartje van al gauw twintig kilometer per uur een rotonde nemen. Derde leeftijders die bij de slager – waar alles in voorgesneden onzen klaar ligt – gerust om een half onsje van dit en een half onsje van dat durven te vragen. Terwijl zich achter hen een fikse file vormt van noeste werkers die dachten dat ze in hun lunchpauze wel even naar de slager konden. Bijna dode pensionado’s voor wie de gang naar de PIN-automaat een dagje uit betekent. En deze grijze terroristen gingen nu ook nog zijn boekenweek overnemen.

Het moest niet gekker worden.

Op één van de terrassen op het Piusplein besluit hij dit ellendige vooruitzicht te overwinnen met een flesje Duvel of twee. Een jong hups ding doet er de bestellingen. Alleen al de aanblik van dit jonge leven doet Schoonebeek de lente voelen. Als een elfje zweeft zij van tafeltje naar tafeltje. En ook af en toe naar binnen om nieuwe drankjes te halen. Hoe dichter zij bij Schoonebeek komt, hoe gelukkiger hij zich begint te voelen. Zo meteen zal net zo naar hem glimlachen, zoals ze dat nu naar die twee jongens een paar meter verderop doet. En een praatje met hem maken. Over het warme weer, dat zo heerlijk dorstig maakt. Of iets anders triviaals dat uit haar mond als een gedicht van Jacques Perk zal klinken.

Ha! Daar komt ze aan. Schoonebeek zet zijn meest jeugdige glimlach op en laat zijn lippen reeds het begin van de bestelling vormen.

Maar ze loopt langs hem heen naar een sportieve twintiger die een tafeltje verderop een spaatje blauw bestelt.

“Eh, juffrouw,” zegt Schoonebeek als zij weer zo dicht langs hem heen loopt, dat hij haar lieve meisjesgeur kan ruiken.

Ze stopt.

En draait zich om.

En bekijkt hem alsof hij een weliswaar ongevaarlijk maar toch ook onaantrekkelijk loslopend dier is. Waarop ze hem dan toch eindelijk toespreekt.

“Gewoon effe wachten, opa. Die andere mensen willen ook graag wat drinken.”

“Maar ik zit hier al een hele tijd,” protesteert Schoonebeek zacht.

“Ja, en je zal hier ook nog wel een hele tijd zitten ook. En als het te lang duurt, breng ik je bestelling wel naar je crematie.”

Schoonebeek begrijpt het. En staat op. En sjokt de Emmapassage in. Hij voelt zich, zoals zij hem nákijkt. Een oud mensch.

En die boekenweek van volgend jaar, die is ineens weer helemaal van hem.