INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

Boem! Paukeslag

Toen Schoonebeek nog een Schoonebeekje was, had hij een heus trommeltje. Niet zomaar zo’n blikken ding waar de meeste kinderen mee liepen, maar een echt. Met een vel dat je aan kon spannen met vleugelmoeren aan de zijkanten. Met dat trommeltje marcheerde Schoonebeekje door de straten rond de Besterd. Dat hij daarbij veel lawaai maakte, zij hem vergeven: hij was pas vier.

Van zijn moeder had hij het consigne gekregen niet te ver uit de buurt gaan, maar ja, de ware kunst laat zich niet breidelen. Dus toen er op een mooie dag twee vakbroeders door de wijk trokken, de ene met een saxofoon en de ander met een accordeon, verrijkte Schoonebeekje het gezelschap alras met enkele goedgeplaatste klappen. Boem! Paukeslag! De beide muzikanten hadden blijkbaar wel lol in het drummende ventje, want zij knikten hem van tijd tot eens vriendelijk toe. Het opgehaalde geld deelden zij niet met hem, maar dat deerde Schoonebeekje niet. Voor hem gold nog het l’art pour l’art als heersend kunstprincipe. En het trio trok verder en voort.

Toen de twee musici even de inwendige mens wensten te versterken bij Voskens, waar je in die tijd alleen nog maar een hardgekookt ei kon eten, wachtte Schoonebeekje geduldig op de stoep totdat de muziekuitvoeringen zouden worden hervat. Zijn geduld werd op de proef gesteld. Waarschijnlijk niet eens vanwege de grote hoeveelheid eieren die de mannen binnen nuttigden, maar vooral omdat ook toen het bier er al best was.

Hoelang Schoonebeekje daar buiten in de voorjaarszon heeft gezeten, kon hij achteraf niet meer becijferen. Hij slechtte de uren met dagdromen over een muzikale carrière. En dan vliegt de tijd. Hij weet alleen nog hoe hij wreed in zijn overpeinzingen werd gestoord, toen een volwassen hand hem onverwachts bij de bovenarm greep.

Het was zijn moeder. Die hem haar eigen ongerustheid verweet en hem sommeerde mee naar huis te komen. Schoonebeekje tekende luidkeels protest aan. Er moest immers nog gemusiceerd worden. Het gaf, zo poogde hij te betogen, geen pas om het trio nu, aan de vooravond van een flonkerende loopbaan, in de steek te laten.

Maar ja, moeders krijgen natuurlijk toch altijd hun zin.

Afgelopen week vertelde Schoonebeek dit verhaal aan een Tilburgse dichter, die zich ernstig zorgen maakte over de komende boekenweek. 's Mans poëzie kende vele kwaliteiten, maar muzikale intertextualiteit behoorde daar niet toe. Hetgeen de dichter voor deze gelegenheid zeer verdroot.

“Ik heb nog geen enkele uitnodiging ontvangen,” somberde de dichter.

“Ach,” oreerde Schoonebeek opgewekt. “Iederéén heeft toch wel iets met muziek.” Waarna hij bovenstaand verhaal liet volgen. Maar de dichter werd er niet opgewekt van – wat voor dichters nog zo slecht niet is.

“Nee,” sprak hij. “Ik heb zelfs geen trommeltje gehad.”

“Als je wilt, mag je het mijne wel lenen,” bood Schoonebeek royaal aan.

“Heb je dat dan nog?” vroeg de dichter verwonderd.

“Het trommeltje niet,” glimlachte Schoonebeek. “Maar het verhaal wel. Dus…”

De zaak was snel beklonken.

En als u komende week een dichter zijn muzikale jeugdherinneringen hoort ophalen met een verhaal over een trommeltje, dan weet u van de hoed en de rand.