CuBra

INHOUD JAN DE JONG

HOME

SPECIAAL

AUTEURS

TEKSTEN

BRABANTS

AUDIO

 

 

Proeflokaal

Het was een vriendin van vroeger waar Schoonebeek eigenlijk niet omheen kon. Of hij geen zin had om een eindje mee te gaan fietsen, het was immers mooi weer? Het zijn van die onverhoedse telefoontjes waar Schoonebeek nooit zo goed raad mee weet.

“Ik heb helemaal geen fiets,” wierp hij, geheel naar waarheid, nog wel tegen, maar dat bleek geen bezwaar. De sportieve herenfiets van haar overleden echtgenoot stond tenslotte nog pront in het schuurtje. Dus.

En zo kon het gebeuren dat Schoonebeek zich op Tweede Pinksterdag in alle vroegte bij de niet onaardige woonst van de oude vriendin in de Sint Jozefstraat vervoegde. Ergens sloeg een kerkklok elf uur.

“Je bent mooi op tijd,” glunderde de oude vriendin hem tegemoet. En Schoonebeek zei “Ach”. Alsof zoiets de gewoonste zaak van de wereld was.

De oude vriendin had nog een halfuurtje ingeruimd voor een kopje koffie met appeltaart (“Ik vind het toch zó gezellig dat je er bent”), maar daarna moest het er toch echt van komen. Achter in de tuin wachtten een glimmend damesrijwiel en een nogal bestoft herenexemplaar.

“Ja, hij is al een hele tijd niet gebruikt, hè,” legde de oude vriendin ongevraagd uit.

“Hoelang is het nou geleden?” vroeg Schoonebeek, meer om iets te vragen.

“Bijna twee jaar, een jaar en tien maanden om precies te zijn,” liet de oude vriendin enige weemoed in haar stem doorklinken. “Maar ik denk nog iedere dag aan hem.”

Schoonebeek knikte. Hij kende mensen, meest vrouwen, die hier wel een aanknopingspunt tot een gesprek in zouden zien. Maar hijzelf was niet zo met dit soort communicatieve vaardigheden behept.

Gelukkig nam ze het sportief op. “Waar zullen we heen gaan?” informeerde ze monter.

“Ik weet niet,” aarzelde Schoonebeek. “Niet te ver toch? Ik ben niet zo’n ervaren fietser.”

“Weet ik toch,” kneep de oude vriendin hem in de onderarm. “Het gaat toch meer om de gezelligheid dan om de afstand. Dus zeg het maar!”

“Koningshoeven,” schoot Schoonebeek zomaar spontaan te binnen.

“Maar da’s hooguit een kwartiertje fietsen vanaf hier.”

Het leek Schoonebeek meer dan genoeg voor een eerste oefening. “En we kunnen daar toch even op het terras plaatsnemen, dat is toch ook gezellig?”

En zo zaten Schoonebeek en de oude vriendin zo’n twintig minuutjes later op het grote grasveld naast het geheel opnieuw gebouwde proeflokaal, waarvan het eigenlijke terras nog onder constructie verkeerde. Uit angst voor zware benen – hij moest straks ook dat hele kwartier nog terug – had Schoonebeek zeer tegen zijn gewoonte in afgezien van een tripel. Maar ook het ijskoude blond bier smaakte hem opperbest. Hij nam een slok en keek eens naar de oude vriendin die thee had besteld. Ze was even oud als hij, ze hadden nog samen gestudeerd. Schoonebeek speurde tevergeefs naar restanten van het grappige, sportieve meisje dat zij eens was. Nee, hier zat een weliswaar goed geconserveerde, maar toch overduidelijk middelbare dame. Waarna Schoonebeek maar weer eens zorgelijk aan het verstrijken van zijn eigen jaren moest denken. Hij voelde zich niet merkbaar anders dan toen hij twintig was. Hooguit iets aantrekkelijker vanwege de levenservaring. Maar voor anderen was hij misschien toch wel de middelbare heer die hij niet was.

Het leven, je zou er een sik van krijgen.

Een aardige ober bracht de bestelde lunch. Abdijbrood met kloosterham. Of was het kloosterbrood met abdijham. Schoonebeek wist het niet meer. Maar het smaakte hem wel. Net als het tweede glas blond bier. De oude vriendin nam tonic. En ging na de maaltijd nog even haar neus poederen. Deed ze vroeger ook nooit.

Een man in een grijze trui informeerde of het gesmaakt had en Schoonebeek knikte.

“Dan zal ik alles maar meenemen hè, voordat jij straks je servies gaat aanvullen.”

“Nou ik…” begon Schoonebeek vrij ad rem, maar de man was al weg.

Even later vertelde hij het voorval tegen de oude vriendin, die verontwaardigd reageerde. Maar Schoonebeek peinsde stilletjes dat je zoiets toch niet zegt tegen mannen van middelbare leeftijd. Die zijn toch boven alle verdenking verheven. Zou hij dan misschien toch nog wel iets van een twintiger hebben?

“Je hoeft dit niet te nemen,” zei de vriendin boos. “Je moet je gaan beklagen.”

Maar Schoonebeek zei “Ach”. Hij vond het wel best zo.