Proeflokaal
Het was een
vriendin van vroeger waar Schoonebeek eigenlijk niet omheen kon. Of
hij geen zin had om een eindje mee te gaan fietsen, het was immers
mooi weer? Het zijn van die onverhoedse telefoontjes waar
Schoonebeek nooit zo goed raad mee weet.
“Ik heb helemaal
geen fiets,” wierp hij, geheel naar waarheid, nog wel tegen, maar
dat bleek geen bezwaar. De sportieve herenfiets van haar overleden
echtgenoot stond tenslotte nog pront in het schuurtje. Dus.
En zo kon het
gebeuren dat Schoonebeek zich op Tweede Pinksterdag in alle vroegte
bij de niet onaardige woonst van de oude vriendin in de Sint
Jozefstraat vervoegde. Ergens sloeg een kerkklok elf uur.
“Je bent mooi op
tijd,” glunderde de oude vriendin hem tegemoet. En Schoonebeek zei
“Ach”. Alsof zoiets de gewoonste zaak van de wereld was.
De oude vriendin
had nog een halfuurtje ingeruimd voor een kopje koffie met
appeltaart (“Ik vind het toch zó gezellig dat je er bent”), maar
daarna moest het er toch echt van komen. Achter in de tuin wachtten
een glimmend damesrijwiel en een nogal bestoft herenexemplaar.
“Ja, hij is al
een hele tijd niet gebruikt, hè,” legde de oude vriendin ongevraagd
uit.
“Hoelang is het
nou geleden?” vroeg Schoonebeek, meer om iets te vragen.
“Bijna twee
jaar, een jaar en tien maanden om precies te zijn,” liet de oude
vriendin enige weemoed in haar stem doorklinken. “Maar ik denk nog
iedere dag aan hem.”
Schoonebeek
knikte. Hij kende mensen, meest vrouwen, die hier wel een
aanknopingspunt tot een gesprek in zouden zien. Maar hijzelf was
niet zo met dit soort communicatieve vaardigheden behept.
Gelukkig nam ze
het sportief op. “Waar zullen we heen gaan?” informeerde ze monter.
“Ik weet niet,”
aarzelde Schoonebeek. “Niet te ver toch? Ik ben niet zo’n ervaren
fietser.”
“Weet ik toch,”
kneep de oude vriendin hem in de onderarm. “Het gaat toch meer om de
gezelligheid dan om de afstand. Dus zeg het maar!”
“Koningshoeven,”
schoot Schoonebeek zomaar spontaan te binnen.
“Maar da’s
hooguit een kwartiertje fietsen vanaf hier.”
Het leek
Schoonebeek meer dan genoeg voor een eerste oefening. “En we kunnen
daar toch even op het terras plaatsnemen, dat is toch ook gezellig?”
En zo zaten
Schoonebeek en de oude vriendin zo’n twintig minuutjes later op het
grote grasveld naast het geheel opnieuw gebouwde proeflokaal,
waarvan het eigenlijke terras nog onder constructie verkeerde. Uit
angst voor zware benen – hij moest straks ook dat hele kwartier nog
terug – had Schoonebeek zeer tegen zijn gewoonte in afgezien van een
tripel. Maar ook het ijskoude blond bier smaakte hem opperbest. Hij
nam een slok en keek eens naar de oude vriendin die thee had
besteld. Ze was even oud als hij, ze hadden nog samen gestudeerd.
Schoonebeek speurde tevergeefs naar restanten van het grappige,
sportieve meisje dat zij eens was. Nee, hier zat een weliswaar goed
geconserveerde, maar toch overduidelijk middelbare dame. Waarna
Schoonebeek maar weer eens zorgelijk aan het verstrijken van zijn
eigen jaren moest denken. Hij voelde zich niet merkbaar anders dan
toen hij twintig was. Hooguit iets aantrekkelijker vanwege de
levenservaring. Maar voor anderen was hij misschien toch wel de
middelbare heer die hij niet was.
Het leven, je
zou er een sik van krijgen.
Een aardige ober
bracht de bestelde lunch. Abdijbrood met kloosterham. Of was het
kloosterbrood met abdijham. Schoonebeek wist het niet meer. Maar het
smaakte hem wel. Net als het tweede glas blond bier. De oude
vriendin nam tonic. En ging na de maaltijd nog even haar neus
poederen. Deed ze vroeger ook nooit.
Een man in een
grijze trui informeerde of het gesmaakt had en Schoonebeek knikte.
“Dan zal ik
alles maar meenemen hè, voordat jij straks je servies gaat
aanvullen.”
“Nou ik…” begon
Schoonebeek vrij ad rem, maar de man was al weg.
Even later
vertelde hij het voorval tegen de oude vriendin, die verontwaardigd
reageerde. Maar Schoonebeek peinsde stilletjes dat je zoiets toch
niet zegt tegen mannen van middelbare leeftijd. Die zijn toch boven
alle verdenking verheven. Zou hij dan misschien toch nog wel iets
van een twintiger hebben?
“Je hoeft dit
niet te nemen,” zei de vriendin boos. “Je moet je gaan beklagen.”
Maar Schoonebeek
zei “Ach”. Hij vond het wel best zo. |