Reïncarnatie
“Geloof jij in
reïncarnatie?” vraagt de man aan de toog bij Weemoed aan
Schoonebeek.
Waarvan
Schoonebeek toch wel even moet lachen. Hij gelooft immers helemaal
niets meer. Al lang niet.
“Ik ook niet,”
stelt de ander hem vervolgens een tikje kortaf gerust. “Tenminste…”
Het is dat
“tenminste” dat Schoonebeek nog twee Duvels doet bestellen. Het gaat
immers nog wel even duren, leert de ervaring.
“Mijn zoon lijkt
bijvoorbeeld heel erg op mij,” steekt de man van wal, alsof
Schoonebeek overal voor in is.
“Dat telt niet!”
protesteert deze evenwel krachtig. “Dat zijn genen, dat is geen
reïncarnatie. Bovendien moet je om voor reïncarnatie in aanmerking
te komen, toch eerst wel dood zijn, dunkt me.” Hij neemt de ander
eens nauwlettend op. “En dat ben jij nog niet.”
“Nee,” geeft de
ander toe. “Dat ben ik nog niet. En ik ben bovendien ook niet
gereïncarneerd in mijn zoon. Dat was slechts de opmaat tot mijn
eigenlijke vertoog.”
En daar moet
Schoonebeek toch wel even ernstig van slikken. Want dit gaat nog een
heel stuk langer duren dan hij in eerste instantie vreesde.
“Kijk dat die
jongen op mij lijkt, dat spreekt vanzelf. Maar wat nu als je iemand
anders ontmoet? Die op de meest onverwachte details jouw eigen
voorkeuren aan de dag legt?”
Schoonebeek
gebaart dat hij werkelijk geen idee heeft waar de ander heen wil.
“Ik leerde
onlangs een meisje kennen, vriendinnetje van mijn dochter, en dus
een jaar of dertig jonger dan ik. En dat meisje houdt van kunst.
Moderne kunst. Net als ik. En van jazz. Net als ik. En van dezelfde
boeken als ik. Ze heeft mijn gevoel voor humor. Ik heb haar pas een
keer of drie ontmoet, maar iedere keer maakt ze we één of twee
gevatte opmerkingen die op datzelfde moment ook bij mij opkwamen. Ik
vindt het gewoon eng worden.”
“Toeval?” zucht
Schoonebeek ongeïnspireerd.
“Nee, nee,
daarvoor gebeurt het te vaak. Het is echt iedere keer.” De man
zwijgt. Verwachtingsvol.
En Schoonebeek
neemt een slok en zegt ook niet. In afwachting.
“De
overeenkomsten zijn zo verschrikkelijk groot,” capituleert de man
als eerste, “dat het lijkt alsof ik vijftig jaar voor mijn dood
gereïncarneerd ben in dit kind.”
“O,” geeft
Schoonebeek plotsklaps blijkt van een ongebreideld
inlevingsvermogen. “Maar dat is natuurlijk heel goed mogelijk. Dat
je juist op het moment van haar geboorte even buiten jezelf was
getreden. En dat je verwarde geest op de terugweg even een verkeerde
straat is ingevlogen. Dat hoor je wel vaker.”
“Is het heus,”
steekt de man zijn plotseling opgekomen bewondering voor Schoonebeek
niet onder stoelen of banken. Jij bent bekend met zulke dingen?” En
hij plaatst meteen maar royaal zijn bestelling.
Waarop
Schoonebeek vriendelijk toegeeft dat hij maar een beetje zit mee te
lullen.
De man zet een
tamelijk goed passend niemand-begrijpt me-gezicht op. En laat
Schoonebeeks hoon gelaten langs zich afglijden.
Als Schoonebeek
halverwege zijn bier is, richt hij zich weer tot de gereïncarneerde
man. “Vraagje.”
De ander knikt
gelaten.
“Stel dat je
gelijk hebt, en ik sluit dat in jouw geval geenszins uit, en dat jij
indertijd daadwerkelijk in dat meisje gereïncarneerd bent, ja?”
Opnieuw een
knik.
“Zodat haar
humor, haar intelligentie, haar uitzonderlijk goede smaak eigen jou
toebehoren…” Schoonebeek laat even een retorisch verantwoorde pauze
vallen. “…wie bij jij dan eigenlijk?”
De man is niet
echt uit het veld geslagen. “Geloof je nou werkelijk dat ik daar nog
nooit over heb nagedacht? Dat is nou net mijn probleem. Ik ben
niemand. Niets. Ik ben slechts een echo van mijn eigen ik, die in
die ander gevaren is.”
Schoonebeek heft
zijn lege glas. En trakteert op een nieuwe consumptie. Het leven kan
soms zo’n onverwachte rijkdom herbergen. |