Reynaert
“Ik heb vandaag
een vos zien sluipen!” baritonde Schoonebeek een tikje vet
aangezet door het café aan de Oude Markt. Het was dinsdagavond om
een uur of tien. En omdat de terrassen van de stad nogal vol zaten,
was Schoonebeek maar even binnen gaan kijken. Alwaar hij een handvol
getrouwen trof, die zijn mededeling gaarne met een koude tripel
beloonden. Want het warm en Schoonebeek kon altijd goed doen alsof
hij zo’n glas verdiende.
“Een vos?”
informeerde er eentje beleefd en hief zijn glas. Schoonbeek
beantwoordde de groet en nam een ferme slok. “Inderdaad, jonge
vriend, een vos. Ik heb vanavond verdienstelijk theater
aanschouwd.”
Dat was waar. Zo
één keertje per jaar heeft Schoonebeek de gewoonte terug te keren
naar zijn oude werkplek. Alwaar telkenjare een nieuwe generatie
studenten een toneelstuk opvoert en waarvoor familie, vrienden,
docenten, andere medewerkers en ook Schoonebeek worden uitgenodigd.
“En was het
wat?” wilde de oudste der getrouwen weten. Zijn toon verried weinig
vertrouwen. Maar Schoonebeek knikte enthousiast van ja. Hij maakte
de tweede helft van zijn tripel soldaat en begon te vertellen –
onderwijl een serveerster om meer gebarend.
“Er was zang van
drie bevallige dames en daar tussendoor sloop alsmaar die vos en…”
“Een vos tussen
de dames, dat riekt naar experimenteel theater. Tejater zelfs, ben
ik bang,” viel een ongenuanceerde getrouwe hem in de rede.
Maar Schoonebeek
moest zijn antwoord even uitstellen, omdat het meisje juist een
verse tripel voor hem neerzette. Waarvoor hij haar met een innemende
glimlach bedankte. “Niks tejater,” protesteerde hij toen. “Het was
theater met een grote th. Ze speelden de Reynaert.”
“De
middeleeuwse Reynaert?” wilde een cultuurbewuste getrouwe weten.
“De middeleeuwse
Reynaert,” knikte Schoonebeek. “Met een vrouwelijke vos die Sylvie
bleek te heten.”
“Allemaal
tejater,” mopperde de ongenuanceerde getrouwde. Maar daar wilde
Schoonebeek niks van weten. “Zo heette ze in het echt,” legde hij
voor zijn doen best wel geduldig uit. “In het stuk was ze natuurlijk
gewoon Reynaert. En ze sloop zo mooi.”
“Ja, tussen de
zingende dames,” schamperde de oudste getrouwe. Maar de
cultuurbewuste getrouwe begon bij te draaien. “Een meisje in de rol
van vos. Daar is toch niks mis mee? Ik heb Ellen Vogel nog gezien
als monsieur Habraken. Of zoiets.”
Het leek de
andere drie het beste om hier maar niet op te reageren en gewoon
weer wat tripels te bestellen. Waarna Schoonebeek verhaalde van
speelsters die een gespleten boom en een gat in de muur hadden
verbeeld. Wat hij beter niet had kunnen doen. De ongenuanceerde
getrouwe verwoordde de bezwaren. “Dat lijkt dus helemaal nergens
op,” begon hij. “Waarom zouden mensen bomen en gaten moeten spelen?
Was er soms geen geld voor rekwisieten?”
Schoonebeek
zuchtte. En dronk. En keek de getrouwen een ogenblik misprijzend
aan. “Jullie zijn er niet bij geweest,” begon hij zijn requisitoir.
“En zouden er in een beschaafd land dan ook het zwijgen toe moeten
doen. Maar goed, we zitten nou eenmaal in Anvers in Tilburg. En daar
mag blijkbaar veel. Maar ik zou het toch op prijs stellen, als
jullie mijn bescheiden euforie enigszins intact zouden willen laten.
Het was een mooie uitvoering met vertellers en leeuwen en beren en
katers en alles wat er verder bij een fatsoenlijke Reynaert komt
kijken. Wolven ook. En ik heb mij kostelijk vermaakt.” Hier stokte
hij een ogenblik. En keek streng de bedremmelde kring rond. “Ik zou
mijn geluk graag met jullie delen, maar dat lijkt me deze avond
godsonmogelijk. Daarom stel ik een nieuwe ronde tripels voor.”
En dat was nou
eens een voorstel dat op brede steun mocht rekenen. En toen ze even
later allemaal het verse schuim van hun lippen veegden, sprak
Schoonebeek beslist: “En toch sloop ze mooi.” Op een toon die geen
enkele ruimte bood voor discussie. |