INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

Roeien

Schoonebeek dacht dat hij Tilburg zo onderhand wel een beetje kende. Goed, er zijn straten in de Reeshof waar hij nog nooit geweest is. Maar dat moet ook vooral zo blijven. Op sommige plekken wil hij nog niet dood gevonden worden. Bovendien bevindt die hele Reeshof zich niet op loopafstand van zijn huis. En is derhalve ook geen Tilburg. Voor Schoonebeek wordt de stad begrensd door zijn eigen actieradius.

Om die reden (en om nog één of twee andere) was Schoonebeek ook nog nooit bij de Tilburgse Watersportbaan geweest – die goed beschouwd trouwens in Hilvarenbeek ligt. Wat ook weer niet zo erg is, want hij vertoeft ook met enige regelmaat op de terrassen en in de etablissementen rond het Beekse Vrijthof. Maar dan moet hij wel gebracht en gehaald worden.

Afgelopen weekeinde logeerde evenwel Schoonebeeks zoon bij hem. Gedurende gewone weken en maanden vertoeft het jong in Leiden, alwaar hij zegt te studeren. En op de meeste zaterdagen en zondagen roeit hij. Bij zo’n vreselijke studentikoze roeivereniging. Nou blijkt Tilburg zelf ook een soortgelijke club te herbergen. Vidar. En daar moest de ganse vaderlandse roeiwereld dit weekeinde acte de présence geven. Ook de ploeg van Schoonebeeks zoon was komen opdraven. En uit het uiterste puntje van zijn teennagels kwam bij Schoonebeek toen inenen het vadergevoel naar boven klauteren. Zodat hij zich plotsklaps twee dagen aan het water bevond.

Hij keek zijn ogen uit. Heren in jasje-dasje. Mannen in strakke, veel te weinig verhullende roeipakjes. Vrouwen in helaas net iets minder naar de vorm gegoten kledij. Het was er allemaal. Net als de boten. Heel veel boten. Die lagen in hoge stapels achter het clubhuis van Vidar te wachten tot de rechtmatige eigenaars ze op de schouders kwamen nemen, teneinde er op het water een prestatie van formaat mee neer te zetten. Zo ook de ploeg van Schoonebeeks zoon. Acht reuzen en een klein meisje dat “stuurtje” werd genoemd. Vier keer in twee dagen moest het gezelschap in actie komen. In actie komen: zo rap mogelijk twee kilometer afleggen in een lange magere roeiboot.

En, het moest Schoonebeek van het hart, dat deden ze lang niet slecht. Vooral op zondag kon papa juichen, toen zijn zoons team tweede werd in de finale.

Joepie.

Een jonge dame (in het dagelijks gebruik een gewoon meisje, maar hier golden andere mores) keek hem besmuikt aan van boven haar manteltje, haar sjaaltje en haar glaasje witte wijn.

‘Uw ploeg is tweede geworden hoor, mijnheer,’ probeerde ze haar zuidelijke tongval onder een zorgvuldig geboetseerde berg kak en wijn te smoren.

‘Ja,’ knikte Schoonebeek trots. ‘Daarom juich ik ook.’

‘Maar dan hebben ze toch verloren,’ kakte het dametje er nog een klein keuteltje onbegrip achteraan.

Schoonebeek wist wel beter. ‘Nee,’ schudde hij zelfverzekerd het hoofd. ‘Twééde zijn ze geworden. Twééde. En dat is toch lang niet slecht.’

‘Maar het is ook niet goed,’ wist het meisje heel zeker. ‘Eerste. Dat is goed.’

Schoonebeek dacht na. Het dametje was achter haar façade waarschijnlijk best wel een leuk meisje, met wie hij graag eens een boom opzette over de wondere wereld van winst en verlies. Van de andere kant: vannacht logeerde zijn zoon nog een nachtje bij hem. Dus dan hoefde hij niet eens aan een meisje te beginnen, of ze nu als dame vermomd ging of niet.

Hij sloot de amper tot wasdom gekomen conversatie derhalve af met een hautain: ‘Ach meisje toch.’ En begaf zich voor de zoveelste keer vandaag naar de provisorische marktkraam van waaruit het publiek van warm bier en koude hamburgers werd voorzien.

Een half uurtje later, in de auto naar Tilburg, was hij het damesmeisje alweer bijna vergeten. Totdat zijn zoon ineens een bijzonder diep gevoelde vloek uitte. En ja hoor, daar speelde het vadergevoel weer op. ‘Kom, kom, jullie hebben het toch best wel goed gedaan vandaag.’

‘Goed?’ brieste het kind. ‘Goed? We hebben verlóren, pap.’

Waarop het meisjesdametje, hop, weer spottend voor Schoonebeeks geestesoog opdoemde. Hij keek naar haar. En hij keek naar zijn zoon. Ze zouden een verdomd mooi stel vormen, dacht hij. Maar dat zei hij niet. Hij zei niets meer.