Jan de
Jong
Schoonebeek
________________________________
Rokersband
Omdat Tilburg
ook maar Tilburg is, verkeert Schoonebeek al een paar weken in een
klein maar schoon dorp aan de kust. Hij bewoont daar een kamer in
een fraai hotel aan een sjieke laan, waar rust heerst. Zodat hij
precies kan doen, wat hij thuis ook doet. Lezen en schrijven. Maar
hij doet ook dingen die hij thuis niet doet. Zoals ontbijten en een
krant kopen. Thuis liggen er altijd al een paar kranten op de mat
als hij om een uur of negen uit bed komt. Hier niet. En daarom
wandelt Schoonebeek iedere ochtend na het ontbijt naar het
dorpsplein, alwaar zich een heuse nieuwsagent naar heerlijk Brits
voorbeeld bevindt. Eigenlijk vindt Schoonebeek het ook wel iets
hebben, die kleine inspanning om aan zijn dagelijks portie
ochtendnieuws te komen. Hij heeft zelfs een ogenblik overwogen om
straks thuis in Tilburg zijn abonnementen maar op te zeggen en
voortaan iedere dag naar de dichtstbijzijnde krantenboer te lopen.
Dat is waarschijnlijk die op het station, een metertje of
vijfhonderd van zijn woonst. Mooi toch? Ach, hij weet dat het er
niet van gaat komen.
Het dorpsplein
van het vakantieoord telt zes winkels, drie restaurants en één hotel
rond een keurig plantsoentje. Als Schoonebeek kort na half tien het
pleintje betreedt, zijn er hooguit nog tien andere slenteraars die
daar wat rondhangen.
En op een bankje
zitten twee mensen. Vader en dochter. En ze zien er niet gelukkig
uit. Ze drinken koffie uit een kopje en roken allebei een sigaret.
Daarom zitten ze daar ook. Hun vrouw en moeder (niet-roker) zit
waarschijnlijk in de eetzaal van het dorpshotelletje uit te buiken
na een eenvoudig doch voedzaam ontbijt, terwijl zij tevreden aan
haar tweede kopje koffie nipt. Maar voor haar gemaal en haar lieve
spruit is dat niet voldoende. Die hebben behoefte aan een rokertje
na de maaltijd. En dat mag natuurlijk niet in het hotel.
En daarom pakken
ze iedere morgen hun kopje koffie op en wandelen er demonstratief
mee naar buiten. En gaan op het een bankje in het plantsoen
koffiedrinken en uitbuiken. Maar vooral roken. Het is een statement,
maar niet zo eentje waar je vrolijk van wordt.
Hoewel.
Iedere keer als
Schoonebeek het pleintje opdraait en hij daar dat dieptrieste stel
ziet zitten, maakt zijn hart een piepklein saltootje. Ja hoor, ze
zitten er weer! Het ongeluk van deze mensen raakt hem niet. Net zo
min als de intense bloed- en rokersband. Het zijn slechts twee
ornamenten in Schoonebeeks vakantiebestaan, die er gewoon bij horen.
En die zijn
nieuwe dagelijks routine ernstig zouden verstoren, mochten zij er
een keertje niet zijn.
Maar ze zijn er
wel. Iedere dag opnieuw. En worden zo een steeds belangrijker
bestanddeel van Schoonebeeks vakantievreugde. |