Senaat
‘Ik ben in de
senaat gekozen, pap,’ klonk Schoonebeeks in Leiden studerende zoon
opgewekt door de telefoon.
Schoonebeek
vouwde de krant dicht waarin hij over de Amerikaanse verkiezingen
had zitten lezen en keek naar buiten. Een trein minderde vaart.
Brave burgers haastten zich over het natte asfalt om hem nog te
halen. En hij dacht aan die paar senatoren die hij kende. Met John,
Robert en Edward Kennedy was het niet best afgelopen. De laatste had
hij onlangs nog in een of ander televisieprogramma gezien. Die was
er van de drie nog het slechtst aan toe, leek het wel.
Schoonebeek
wandelde naar de keuken en zei: ‘Zo?’
Hetgeen de zoon
blijkbaar nogal stak. ‘Ben je niet blij voor me?’ wilde hij weten.
‘Jaaa,’ rekte
Schoonebeek net iets te lang om geloofwaardig te klinken.
‘Je gunt het me
niet,’ stelde de zoon vast. Hij verzilverde de verwachte
teleurstelling gelaten.
Schoonebeek
pakte een flesje Duvel uit de koelkast en zocht naar de
flessenopener. Die lag doorgaans trouw op het aanrecht te wachten,
maar nu zag hij hem even niet.
‘Waarom doe je
toch altijd zo?’ wilde de zoon weten, terwijl Schoonebeek aan
Hillary Clinton dacht. Zou die ondertussen al een stagiair hebben?
Je bent tenslotte niet voor niks senator. Bij Ted Kennedy kon je het
aantal stagiaires aflezen aan de wallen onder zijn ogen. En dat
waren er heel erg veel.
‘Heb je al een
stagiaire?’ vroeg hij, terwijl hij de flesopener tussen de uien
terugvond. Waarna het volgende probleem zich meldde: hoe houd je een
flesje Duvel, een opener en een telefoon vast als je maar twee
handen hebt? Schoonebeek wist het niet en legde het toestel een
ogenblik naast de gootsteen, zodat hij zijn flesje kon openmaken.
Hierdoor miste hij het antwoord van zijn zoon. Maar dat betreurde
hij geenszins.
‘Niet dan?’
hoorde hij de jongen nog net mopperen toen hij de telefoon weer
tegen zijn oor drukte en een slok bier uit het flesje nam. Het
smaakte niet. Duvel moet in een glas. Maar dat glas moet je wel
schuin houden. En dan heel langzaam schenken. Toen Schoonebeek zich
ervan had vergewist dat zijn zoon dapper voortmopperde, legde hij
het toestel ten tweeden male naast de gootsteen. En begon met zorg
te schenken.
Wat moest zo’n
jong nou in een senaat? Daar kwam toch alleen maar narigheid van!
Schoonebeek zat niks lekker met deze zaak. En zijn grote kelk vulde
zich intussen mooi langzaam met bier. Wat dat betreft kon
Schoonebeek die hele slow-beweging wel waarderen. Er was een tijd
voor haast. En eentje voor rust.
‘Of is het je
allemaal te rechts?’ hoorde hij zijn zoon vragen, toen hij even
later weer kon luisteren.
‘Te rechts?’
vroeg hij. En nam een ferme slok. Misschien moest hij er een stukje
wordt bij afsnijden. Dat combineerde altijd wel lekker. En opnieuw
ging de telefoon terzijde.
‘Eigen
wereldje,’ waren de laatste woorden van zijn zoon. En het waren
tevens de laatste van het gesprek. De zoon had opgehangen.
Schoonebeek
volgde niet meteen, maar keek nog even naar het loze toestel.
Verbaasd. Tevergeefs. Tenslotte drukte hij af. En liep weer met
Duvel en worst naar het raam.
Nieuwe burgers
haastten zich naar nieuwe treinen.
Hij nam een slok
en glimlachte. Toch had het wel iets, zo’n senator in de
familie. Best stoer eigenlijk. Zolang hij zich maar een beetje gedeisd hield. |