SMS
Schoonebeek
sms’t nooit. Niet dat hij het niet kan. Zelf vindt hij dat
hij best handig met het medium uit de voeten kan. Al moet hij voor
een bericht van drie zinnen toch wel even een kwartiertje
uittrekken. Maar ja, hij verkeert dan ook in de comfortabele positie
dat hij met gemak iedere dag tien kwartieren aan evenveel sms’jes
zou kunnen besteden. Maar dat doet hij niet. E-mailen, akkoord. Dat
is nog een alleszins redelijke manier van schriftelijke
correspondentie. Mits er enige aandacht vorm- en stijlaspecten is
natuurlijk.
Maar sms’en?
Zeggen wat je op je hart hebt in maximaal 160 tekens, inclusief wit?
Die ruimte heeft Schoonebeek alleen al nodig om een beetje prettige
inleiding te verwoorden. Nee, wat correspondentie betreft is hij nog
stevig in de negentiende eeuw geworteld.
Maar nu is er
sprake van een noodsituatie. Hij heeft vanmiddag een om drie uur een
afspraak met een goede kennis. En gisteren heeft hij die afspraak
nog eens via de mail bevestigd. Slotwoorden: “Tot morgen.” En nu is
er dan inenen een reactie van de goede kennis. Slechts drie woorden
(duidelijk een kind van de eenentwintigste eeuw): “Prima, tot
morgen.”
Schoonebeek
mailt wanhopig terug: “Maar morgen is intussen toch al vandaag?” En
gaat vervolgens zitten piekeren. Wat kan er mis zijn gegaan.
Misschien heeft de goede kennis gewoon wat gemakzuchtig op
Schoonebeeks “Tot morgen” gereageerd. En komt hij vanmiddag netjes
op de afgesproken tijd opdraven. Maar er zijn rampzaliger scenario’s
denkbaar. Misschien is de goede kennis wel als een gek allerlei
afspraken aan het verzetten, omdat hij, Schoonebeek, ineens laat
weten dat het een dag later moet. Maar goed dat hij rap teruggemaild
heeft.
Maar zit de
goede kennis wel bijtijds achter zijn computer, om Schoonebeeks
antwoord te ontvangen? Misschien verkeert hij wel in vergadering of
zo. Schoonebeek huivert. Als de goede kennis in vergadering zit, kan
hij hem natuurlijk ook niet bellen. Wat nu?
De oplossing
dringt zich al op: er zal een sms-bericht moeten komen. Schoonebeek
neemt zijn telefoon ter hand en bestudeerd het apparaat met enige
achterdocht. Het is tragisch, maar het zal er dan toch weer eens van
moeten komen.
Hij verricht de
nodige opstarthandelingen en begint:
“Waarde H.,
Neem mij vooral niet kwalijk dat ik u langs deze ook mij zeer
onsympathieke weg benader.”
Schoonebeek
knikt tevreden. Dat is toch een opening een heer waardig.
“Uw
elektronische postbericht van deze morgen, baarde mij, ik geef het
grif toe, toch wel enige zorgen.”
Ja, nu had hij
zijn stijl te pakken. En Schoonebeek voer voort. En schreef een
erudiete boodschap, keurig gelardeerd met vele kwinkslagen. Maar
toen hij het bericht zo’n anderhalf uur later wilde versturen,
informeerde Het Systeem beleefd of hij daadwerkelijk een bericht met
een totale lengte van twaalf sms’jes wilde versturen. Nou staat
Schoonebeek in dit soort gevallen als één man achter pontius Pilatus.
Wat geschreven staat, staat geschreven. En hij drukte op
“Verzenden”. Dat duurde even. En nog even. En nog.
En toen kwam dat
fatale bericht in beeld. “Uw heeft onvoldoende beltegoed. Het
verzenden wordt afgebroken.”
Schoonebeek keek
naar dat schermpje. En voelde zich inenen heel treurig worden.
Natuurlijk, het betrof slechts een bericht aan een goede kennis. En
waarschijnlijk een ernstig mislopende afspraak. Maar dit vreselijke
nieuws kwam voor hetzelfde geld binnen bij een verliefde jongenman
die zijn Helena van zijn onverwoestbare liefde en lust kond wilde
doen.
Treurnis. Dat
leek hem nog de beste definitie van het woord sms. |