CuBra

INHOUD JAN DE JONG

HOME

SPECIAAL

AUTEURS

TEKSTEN

BRABANTS

AUDIO

 

SMS

Schoonebeek sms’t nooit. Niet dat hij het niet kan. Zelf vindt hij dat hij best handig met het medium uit de voeten kan. Al moet hij voor een bericht van drie zinnen toch wel even een kwartiertje uittrekken. Maar ja, hij verkeert dan ook in de comfortabele positie dat hij met gemak iedere dag tien kwartieren aan evenveel sms’jes zou kunnen besteden. Maar dat doet hij niet. E-mailen, akkoord. Dat is nog een alleszins redelijke manier van schriftelijke correspondentie. Mits er enige aandacht vorm- en stijlaspecten is natuurlijk.

Maar sms’en? Zeggen wat je op je hart hebt in maximaal 160 tekens, inclusief wit? Die ruimte heeft Schoonebeek alleen al nodig om een beetje prettige inleiding te verwoorden. Nee, wat correspondentie betreft is hij nog stevig in de negentiende eeuw geworteld.

Maar nu is er sprake van een noodsituatie. Hij heeft vanmiddag een om drie uur een afspraak met een goede kennis. En gisteren heeft hij die afspraak nog eens via de mail bevestigd. Slotwoorden: “Tot morgen.” En nu is er dan inenen een reactie van de goede kennis. Slechts drie woorden (duidelijk een kind van de eenentwintigste eeuw): “Prima, tot morgen.”

Schoonebeek mailt wanhopig terug: “Maar morgen is intussen toch al vandaag?” En gaat vervolgens zitten piekeren. Wat kan er mis zijn gegaan. Misschien heeft de goede kennis gewoon wat gemakzuchtig op Schoonebeeks “Tot morgen” gereageerd. En komt hij vanmiddag netjes op de afgesproken tijd opdraven. Maar er zijn rampzaliger scenario’s denkbaar. Misschien is de goede kennis wel als een gek allerlei afspraken aan het verzetten, omdat hij, Schoonebeek, ineens laat weten dat het een dag later moet. Maar goed dat hij rap teruggemaild heeft.

Maar zit de goede kennis wel bijtijds achter zijn computer, om Schoonebeeks antwoord te ontvangen? Misschien verkeert hij wel in vergadering of zo. Schoonebeek huivert. Als de goede kennis in vergadering zit, kan hij hem natuurlijk ook niet bellen. Wat nu?

De oplossing dringt zich al op: er zal een sms-bericht moeten komen. Schoonebeek neemt zijn telefoon ter hand en bestudeerd het apparaat met enige achterdocht. Het is tragisch, maar het zal er dan toch weer eens van moeten komen.

Hij verricht de nodige opstarthandelingen en begint:

 “Waarde H., Neem mij vooral niet kwalijk dat ik u langs deze ook mij zeer onsympathieke weg benader.”

Schoonebeek knikt tevreden. Dat is toch een opening een heer waardig.

“Uw elektronische postbericht van deze morgen, baarde mij, ik geef het grif toe, toch wel enige zorgen.”

Ja, nu had hij zijn stijl te pakken. En Schoonebeek voer voort. En schreef een erudiete boodschap, keurig gelardeerd met vele kwinkslagen. Maar toen hij het bericht zo’n anderhalf uur later wilde versturen, informeerde Het Systeem beleefd of hij daadwerkelijk een bericht met een totale lengte van twaalf sms’jes wilde versturen. Nou staat Schoonebeek in dit soort gevallen als één man achter pontius Pilatus. Wat geschreven staat, staat geschreven. En hij drukte op “Verzenden”. Dat duurde even. En nog even. En nog.

En toen kwam dat fatale bericht in beeld. “Uw heeft onvoldoende beltegoed. Het verzenden wordt afgebroken.”

Schoonebeek keek naar dat schermpje. En voelde zich inenen heel treurig worden. Natuurlijk, het betrof slechts een bericht aan een goede kennis. En waarschijnlijk een ernstig mislopende afspraak. Maar dit vreselijke nieuws kwam voor hetzelfde geld binnen bij een verliefde jongenman die zijn Helena van zijn onverwoestbare liefde en lust kond wilde doen.

Treurnis. Dat leek hem nog de beste definitie van het woord sms.