INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

Supporter

Het was zaterdagavond, een kwartiertje over tienen en ‘wij’ waren net de Tsjechen met 2-0 voorbij gewandeld. Schoonebeek liep met een bosje bloemen en een boek in de richting van het Koningsplein, alwaar zijn lieve dochter en met haar vriend resideerden. Nee, ze waren niet jarig of getrouwd, maar hadden hem gewoon eens langs gevraagd. En niettemin had Schoonebeek het wellevend geacht om een cadeautje mee te nemen.

Hij wilde juist de Paleisring oversteken, toen hij inenen omringd werd door een klein legioen van wel twee voetballiefhebbers. Zij deden van hun liefhebberij kond middels roodwitblauwe Willem II-shirts en woeste kreten.

“Holland! Holland!” verloochenden zij luidkeels hun Tilburgse uitdossing.

Voordat Schoonebeek het besefte had het tweetal eens gezellig bij hem ingehaakt en dwong het hem zijn pas enigszins te versnellen. Totdat een van de twee Schoonebeeks remmende werking gewaar werd.

“Kom op, ouwe!” brulde hij in de kennelijke overtuiging dat traagheid en doofheid steeds als duo komen.

“Ze hebben gewonnen?” leek het Schoonebeek wijselijk enige belangstelling te veinzen.

De dikke man links van hem liet plotsklaps los en monsterde hem met nauw verholen afkeer.

“Wat zei jij daar?”

“Ik vroeg of ze gewonnen hadden,” herhaalde Schoonebeek zachtjes, na een kort intern onderzoek naar de schadelijkheid van zijn woorden. Die hem leek mee te vallen.

“Ben jij een Nederlander!” brulde de dikke weer. Het was geen vraag. De magere man rechts had hem intussen ook losgelaten en leek zichtbaar te twijfelen waar zijn maat heen wilde.

Schoonebeek knikte bedeesd dat hij Nederlander was. En probeerde meteen iets zuurs weg te slikken. Hij had een beetje een schuldig smaakje in zijn mond gekregen. Alsof hij zojuist zijn eigen ariërverklaring had afgestempeld. Maar de dikke supporter was geenszins overtuigd.

“Waarom vraag je dan of ze hebben gewonnen?” wilde hij dan wel erg graag weten.

“Omdat ik de wedstrijd helaas heb moeten missen,” verloochende Schoonebeek zichzelf. Waarna hij met een krachtig “En daar baal ik goed van” nog eens een fikse streep onder zijn gehuichel zette.

“Jij snapt mij niet hè?” sloeg de dikke de spijker op zijn kop.

“Ik ook niet, Jaap,” liet de magere zich nu voor het eerst horen.

“Kop dicht, Robbie. Jij deugt gewoon,” sprak de ander cryptisch. “Nou?” beet hij Schoonebeek vervolgens toe. Die werkelijk geen idee had wat de man van hem verwachtte. Totdat hij het type ingeving kreeg dat altijd op kwam dagen als het water hem aan de lippen stond. Een soort van geestelijke strohalm. Een levensreddende chemische reactie in een nog nauwelijks in kaart gebracht gedeelte van zijn brein.

“Maar ik wil toch alleen maar graag weten of we gewonnen hebben,” sprak hij zijn tekst lekker vlak uit, om zo dat sterk geaccentueerde ‘we’ alle aandacht te geven die het verdiende.

De twee supporters zwegen. Voor Robbie speelden de taaldaden zich ver buiten de grenzen van het begrijpelijke af. Maar Jaap kon er zijn hoofd nog wel bij houden. Met enige moeite, dat wel. Hij deed alsof hij nog tien seconden nadacht, en sloeg toen Robbie ferm op de schouders. “Holland!” brulde hij. Waarna de twee supporters optrokken in de richting van het Piusplein.

Hun luide stemmen vulden nog geruime tijd Schoonebeeks gang over het Koningsplein. Zodat hij hen op zeker moment zelfs meende te horen discussiëren over de zwakke geestelijke gezondheid van de gemiddelde Oranje-supporter.

“Net als die gast met dat trommeltje,” gierde de een. “Die komt zo uit de sociale werkplaats!”

“Ze snappen er niks van,” eindconcludeerde de ander. “Ze kennen geen clubliefde hè!”