Tasje
Omdat
Schoonebeek hier en daar nog wel wat oude vrienden heeft, wordt hij
weleens op een aardig feestje uitgenodigd. Deze week was dat de
presentatie van de Brabantse canon. Tenminste, dat dacht hij. Maar
het enige dat er gepresenteerd werd, was een dvd met een programma
van Omroep Brabant dat een halfjaar geleden al uitgezonden was. De
historicus had er eentje bij zich en de gedeputeerde mocht hem
hebben. Dat daar ook nog een affiche hoorde, viel de gedeputeerde
een beetje tegen. Vooral toen de historicus er fijntjes op wees dat
Hertog Everzwijn erop figureerde. “Iets wat niet op het logo van
Brabant 900 mocht.”
“Dat had u er
nou niet bij moeten zeggen,” siste de gedeputeerde gepikeerd. En
Schoonebeek maakte zich inenen ernstig zorgen om de carrière van de
provinciale geschiedkundige. Hetgeen bij de borrel achteraf nog best
wel mee leek te vallen.
Ach ja, die
borrel. Die liet op dat moment nog even op zich wachten. Want eerst
was er nog een mevrouw die voor D66 in de Provinciale Staten zat. En
daar van de gedeputeerde leuke dingetjes mocht bedenken. En nou had
deze mevrouw een tasje verzonnen. Met Brabantse vrouwennamen erop.
Want die zouden in de canon vast weer vergeten worden.
Maar nee, deze
mevrouw had een droom: als het aan haar lag, dan deden straks alle
Brabantse huisvrouwen hun boodschapjes in de Brabantse Vrouwentas.
En Schoonebeek begreep ineens heel goed hoe D66 zo klein had kunnen
worden. Dat kwam niet door Boris Dittrich of Lousewies van der Laan.
Nee, het was deze Brabantse partijgenote met haar linnen
boodschappentasje.
Na afloop wilde
Schoonebeek vreselijk graag een glas wijn met haar drinken. Want met
zulke mevrouwen drinkt men geen bier. Maar de mevrouw huppelde hups
van de ene gesprekspartner naar de andere, met Schoonebeek wanhopig
in haar huppelige kielzog. Totdat hij zich erg een schaap begon te
voelen en genoegen nam met een minder prominent gesprek.
Het was een
jongen van een of andere culturele vereniging. Welke precies was
Schoonebeek bij het voorstellen ontgaan. En nadat het gesprek
eenmaal een beetje op gang was gekomen, durfde hij er niet meer
naar te vragen.
“Bent u ook zo
iemand van de canon?” leek Schoonebeek wel een aardige opening.
De man, een
jongen eigenlijk nog, knikte. Hij vond een canon wel belangrijk.
Wat daar dan
zoal in moest, wilde Schoonebeek weten.
“Brabantse
dingen,” kwam het antwoord stellig. “Musea en zo.”
Schoonebeek
knikte en nam nog maar eens iets van een langswandelend dienblad.
Meer wijn. “Ik vind dat het Oorlogsmuseum erin moet,” gaf hij maar
eens een voorzetje.
De jongen keek
hem aan alsof hij een heel zeldzaam wezen was. “Oorlogsmuseum?” leek
hij te denken. En Schoonebeek begon te vrezen dat hij met zo’n
pacifist van doen had. Maar dat was niet zo.
“In Overloon
bedoelt u?” trok de jongen een erg geringschattend gezicht. “Dat
heet tegenwoordig het Liberty Park.”
Schoonebeek
begreep het even niet. “Nee, ik heb het over Brabant,” begon hij uit
te leggen. Want Liberty was toch net even iets te veel New York voor
hem.
“Nee, nee,”
begon de culturele jongeling ineens heel enthousiast te klinken.
“Het Liberty Park in Overloon. Vroeger ook wel het Oorlogs- en
Verzetsmuseum geheten. Maar dat was vroeger.”
En de canon was
dat niet, begreep Schoonebeek. En hij nam meteen nog maar twee
glazen van zo’n dienblad. En overwoog het statenlid met een zoen te
gaan bedanken voor haar linnen Brabantse vrouwentasje. |