INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

Tasje

Omdat Schoonebeek hier en daar nog wel wat oude vrienden heeft, wordt hij weleens op een aardig feestje uitgenodigd. Deze week was dat de presentatie van de Brabantse canon. Tenminste, dat dacht hij. Maar het enige dat er gepresenteerd werd, was een dvd met een programma van Omroep Brabant dat een halfjaar geleden al uitgezonden was. De historicus had er eentje bij zich en de gedeputeerde mocht hem hebben. Dat daar ook nog een affiche hoorde, viel de gedeputeerde een beetje tegen. Vooral toen de historicus er fijntjes op wees dat Hertog Everzwijn erop figureerde. “Iets wat niet op het logo van Brabant 900 mocht.”

“Dat had u er nou niet bij moeten zeggen,” siste de gedeputeerde gepikeerd. En Schoonebeek maakte zich inenen ernstig zorgen om de carrière van de provinciale geschiedkundige. Hetgeen bij de borrel achteraf nog best wel mee leek te vallen.

Ach ja, die borrel. Die liet op dat moment nog even op zich wachten. Want eerst was er nog een mevrouw die voor D66 in de Provinciale Staten zat. En daar van de gedeputeerde leuke dingetjes mocht bedenken. En nou had deze mevrouw een tasje verzonnen. Met Brabantse vrouwennamen erop. Want die zouden in de canon vast weer vergeten worden.

Maar nee, deze mevrouw had een droom: als het aan haar lag, dan deden straks alle Brabantse huisvrouwen hun boodschapjes in de Brabantse Vrouwentas. En Schoonebeek begreep ineens heel goed hoe D66 zo klein had kunnen worden. Dat kwam niet door Boris Dittrich of Lousewies van der Laan. Nee, het was deze Brabantse partijgenote met haar linnen boodschappentasje.

Na afloop wilde Schoonebeek vreselijk graag een glas wijn met haar drinken. Want met zulke mevrouwen drinkt men geen bier. Maar de mevrouw huppelde hups van de ene gesprekspartner naar de andere, met Schoonebeek wanhopig in haar huppelige kielzog. Totdat hij zich erg een schaap begon te voelen en genoegen nam met een minder prominent gesprek.

Het was een jongen van een of andere culturele vereniging. Welke precies was Schoonebeek bij het voorstellen ontgaan. En nadat het gesprek eenmaal een beetje op gang was gekomen, durfde hij er niet meer naar te vragen.

“Bent u ook zo iemand van de canon?” leek Schoonebeek wel een aardige opening.

De man, een jongen eigenlijk nog, knikte. Hij vond een canon wel belangrijk.

Wat daar dan zoal in moest, wilde Schoonebeek weten.

“Brabantse dingen,” kwam het antwoord stellig. “Musea en zo.”

Schoonebeek knikte en nam nog maar eens iets van een langswandelend dienblad. Meer wijn. “Ik vind dat het Oorlogsmuseum erin moet,” gaf hij maar eens een voorzetje.

De jongen keek hem aan alsof hij een heel zeldzaam wezen was. “Oorlogsmuseum?” leek hij te denken. En Schoonebeek begon te vrezen dat hij met zo’n pacifist van doen had. Maar dat was niet zo.

“In Overloon bedoelt u?” trok de jongen een erg geringschattend gezicht. “Dat heet tegenwoordig het Liberty Park.”

Schoonebeek begreep het even niet. “Nee, ik heb het over Brabant,” begon hij uit te leggen. Want Liberty was toch net even iets te veel New York voor hem.

“Nee, nee,” begon de culturele jongeling ineens heel enthousiast te klinken. “Het Liberty Park in Overloon. Vroeger ook wel het Oorlogs- en Verzetsmuseum geheten. Maar dat was vroeger.”

En de canon was dat niet, begreep Schoonebeek. En hij nam meteen nog maar twee glazen van zo’n dienblad. En overwoog het statenlid met een zoen te gaan bedanken voor haar linnen Brabantse vrouwentasje.