Telefoon
Schoonebeek had juist een brief aan zijn ouders
geschreven en weer verscheurd, toen de telefoon ging. Aan de andere
kant bevond zich een mannenstem.
'Hoe is het toch met uw moeder?' viel de andere kant
met de deur in huis.
'Mijn moeder,' noteerde Schoonebeek het onderwerp van
gesprek. En voelde zich inenen heel verdrietig.
'Volgens de wetten der kansberekening goed,' poneerde
hij lusteloos.
'Maar het gaat toch al jaren niet zo best met haar?'
vroeg de man naar de overbekende weg.
'Dat bedoel ik dus,' verzuchtte Schoonebeek met
hoorbare tegenzin.
De man aan de andere kant liet een peinzend gereutel
horen.
'Het is haar been, hè?' ging hij op dezelfde voet
voort.
Volgens mij zit het meer in haar hoofd, vond
Schoonebeek. Maar hij zei: 'Ja, daar heeft ze het niet mee getroffen.'
'En is het nou waar, dat ze de laatste dagen weer
echt achteruitgegaan is?' voerde de man Schoonebeek verder. Die
wanhopig enige verwensingen uit zijn gedachten bande.
'Ik heb haar de laatste dagen niet meer gesproken,'
mat hij tenslotte zijn woorden.
En de andere kant wachtte een zeer dreigend ogenblik.
'Het gaat zelfs al weken slecht,' plaatste hij toen.
Schoonebeek keek nerveus zijn werkkamertje rond. Waar
geen hulp zich aandiende.
'O,' sprak hij ten langen leste.
'Dus u weet niet hoe het met haar is,' zoog de ander
nu uit alle macht.
'We hebben niet zo'n contact meer,' verontschuldigde
Schoonebeek zich laf. En opeens kreeg hij een ontzettende hekel aan
zichzelf. Hij wilde bijzonder graag iemand anders zijn. Iemand die
de ongewenste beller - in wie hij langzamerhand een oude huisvriend
van zijn ouders begon te herkennen - ferm te woord zou staan. Hem te
kennen geven dat hij zich met zijn eigen zaken diende te bemoeien.
Dat hij niet lastig gevallen wilde worden door het voetvolk van zijn
ouders. Om vervolgens met een raak scheldwoord op te hangen.
'Nee, niet precies,' zei hij in plaats daarvan. En
hij voelde hoe zijn hele lijf begon te beven.
'Weet u het niet? Of wilt u het niet weten?' dreigde
de huisvriend onverdroten voort.
'Natuurlijk wil ik het wel weten,' loog Schoonebeek,
terwijl de hoorn door het zweet een stukje weggleed in zijn hand.
'Dat wou ik ook zeggen,' gromde de boze huisvriend
met iets van voldoening in zijn stem. Schoonebeek bleef stil in de
hoek waar hij ingeslagen was.
'Uw moeder ligt al drie dagen in het ziekenhuis,'
volbracht de vriend zijn opdracht. 'En het ziet er niet best uit.'
'Wat is er dan?' probeerde Schoonebeek belangstellend
te klinken.
'Ik zou je vader maar eens bellen,' snauwde de
huisvriend hees.
En hing op.
Schoonebeek leunde pijnlijk getroffen achterover,
toen zijn vriendin het kamertje binnenkwam.
'Wie was dat?' wilde ze ontzettend graag weten.
'Ach. Iemand van vroeger,' antwoordde Schoonebeek
toonloos. En de vriendin zag hoe hij naar bed ging, om er de rest
van de dag niet meer uit te komen. Waarop ze glimlachte. Boordevol
meelij en begrip.
'Het verhaal komt vanavond wel,' vond ze lief. |