TGV
‘Maakt u wel
eens wat mee?’ vroeg het meisje naast hem in de auto.
Waarop
Schoonebeek aan een oude conférence van Freek de Jonge moest denken.
‘Nee,’ antwoordde hij, ‘en ik zal daar één voorbeeld van geven.’
Het meisje keek
hem van opzij aan. Ze zat nu een kleine tien minuten naast hem en
had er al negen spijt. Ze had nog nooit van haar leven gelift en nu
ze dan ook eens in Oosterhout met die lekke band stond, trof ze
uitgerekend Schoonebeek. Ze moest naar Rijen, waar ze woonde.
‘Zit je nog op
school?’ had die rare man gevraagd, toen ze goed en wel naast hem
zat.
Ja, dat zat ze.
Op het Oelbert-gymnasium. Ze had nog wat aan de schoolkrant gewerkt
en haar vriendinnen waren al naar huis. En toen ze een uurtje later
Oosterhout uit fietste, begon die band ineens leeg te lopen. Hoewel
ze wist dat papa en mama er niet blij van zouden worden, stak ze
toch een aarzelende duim op toen er in de verte een nogal
lawaaierige auto naderde.
Schoonebeek dus.
‘Ah, je bent
journaliste!’
‘Nou, het is de
schoolkrant maar hoor.’
Maar daar wilde
Schoonebeek niet van horen. ‘Je behoort tot de schrijvende pers. En
dat is heel belangrijk. Hoe oud ben je?’
‘Veertien,’
bekende het meisje.
‘En je heet?’
‘Duif.’
Schoonebeek keek
even opzij. Het was een erg knap meisje. Met een lief gezichtje
tussen lange blonde haren. Ze was ook behoorlijk lang voor haar
leeftijd, maar nog niet heel erg vrouwelijk gevormd. ‘Ik vraag niet
wat je eet, maar hoe je heet,’ legde Schoonebeek vol binnenpret uit.
Het meisje
zuchtte. Hoe vaak had ze dit al gehoord? ‘Ik heet Duif.’ Ze
had het willen snauwen, maar daarvoor was haar stem te zacht.’
‘Ik schrijf
ook,’ negeerde Schoonebeek haar reactie. ‘We zijn collega’s.’
‘O, en wat
schrijft u dan?’
‘Stukjes.’
‘Stukjes?’
‘Stukjes.’
‘En waar gaan
die stukjes dan over?’
‘Gewoon, over de
dingen van alledag. Wat ik meemaak. Wie ik tegenkom. En wat ik
drink, niet te vergeten.’
‘Raar,’ vond
Duif.
‘Duif is raar,’
gaf Schoonebeek terug.
Ze boog haar
hoofd en Schoonebeek had alweer spijt. Met zo’n naam was ze
natuurlijk niet altijd even makkelijk door het leven gewandeld.
‘Gaat u nu ook
over mij schrijven?’ wilde Duif weten.
‘Misschien,’
liet Schoonebeek in het midden. ‘En jij? Ga jij nog over mij
schrijven?’
Ze haalde haar
schouders op. En toen stelde ze die vraag. ‘Maakt u wel eens wat
mee?’
Schoonebeek
dacht na. Het was een goeie vraag. Waar gingen die stukjes van hem
eigenlijk over? En hij werd zich inenen heel erg van zijn eigen
leegheid bewust. En daarom hielp hij zich er met een oud Freek de
Jonge-grapje vanaf. En zat ie zich tegenover een kind van veertien
een tikje te schamen voor zijn eigen leven.
Op dat moment
gingen vlak voor hen de spoorbomen dicht. En dat duurt in Rijen
altijd heel lang. Ze keken allebei voor zich uit en dachten het
hunne van de wereld.
En toen kwam er
heel langzaam een trein voorbij. Het was een TGV. Een TGV in Rijen.
Die hoorde hier helemaal niet. En Schoonebeek besefte dat dit op één
of andere manier een bijzondere gebeurtenis was.
Toen de trein
voorbij was keek hij naar Duif. Die die TGV ook wel aardig had
gevonden.
‘Nee,’ zei hij.
‘Ik geloof niet dat hier een stukje in zit.’
Duif knikte. Je
kon niet alles hebben, begreep ze. |