INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

Tweeling

“Eerlijk gezegd vind ik u veel aardiger dan uw tweelingbroer,” schetterde de belegen dame vanachter de kassa van het grote warenhuis Schoonebeek in het gezicht. Die daar even van moest fronsen. Tot op dit moment had hij eigenlijk nog nooit bijzonder geleden onder het gemis van een tweelingbroer. Maar nu deze dame er met eentje op de proppen kwam, was hij er toch wel even stil van. Vooral omdat het er een was bij wie hijzelf nogal gunstig leek af te steken.

“Mijn tweelingbroer?” deed hij niettemin een bedeesde poging de magie van het moment te doorbreken. Meer op de automatische piloot dan weloverwogen, maar toch.

“Jazeker,” jubelde de caissičre. Ze kwispelde er nog net niet bij. “Die was gisteren ook hier.” Ze nam Schoonebeek vanonder haar moegeleefde oogleden een ogenblik moederlijk op. “U hebt het niet met hem getroffen, moet ik zeggen.” Hetgeen Schoonebeek voor de duur van het moment graag even beaamde.

“We hebben niet zoveel contact meer,” fluisterde hij de vrouw in vertrouwen toe. En hij brak zich intussen het hoofd over wie die vermeende tweelingbroer wel zou kunnen zijn. Eén ding was zeker: hij was het zelf niet. Want het was tenminste drie weken geleden dat hij het warenhuis had bezocht.

“Ik wist eerlijk gezegd niet eens dat ie weer in de stad was,” schmierde hij er meteen maar even achteraan. Waarna hij als een volleerd acteur een theatraal-bezorgde blik over zijn schouder wierp. Achter hem had zich inmiddels een klein rijtje gevormd. “Wat deed ie precies?” liet hij de rijtjesmensen net zo makkelijk nog even wachten.

“Hij kwam iets terugbrengen. Een boek. Maar dat kon helemaal niet, want hij had het bonnetje niet meer.”

“Een boek?” kokhalsde Schoonebeek bijna. “Betrekt de vlegel zijn boeken tegenwoordig van een warenhuis? Hoe diep kan een mens zinken!”

“Het was nog erger,” liet de vrouw Schoonebeeks diskwalificatie van haar negotie links liggen. “Hij begon er een rel over te schoppen!”

“Nee!” liet Schoonebeek zijn verontwaardiging met een flinke portie valse lucht ontsnappen. “Een rel? In een warenhuis? En heeft hij u erg beledigd?” Het klonk niet half zo hoopvol als hij bedoelde.

Maar de vrouw schudde geruststellend het zinloos geverfde hoofd. “Het was in de kelder. Bij de boeken. Bij een collega. Ik liep zelf een beetje tussen de thrillers te neuzen. Ben ik gek op. Op thrillers.”

“En wat zei ie dan precies?” gaf Schoonebeek nog eens lucht aan zijn behoefte aan rauwe details.

De vrouw boog zich discreet naar hem toe. En fluisterde een beschaamd “Patjepeeër” in zijn linkeroor.

“Zo,” proefde Schoonebeek het woord nog eens na. “Da’s niet mis. En dat zei hij zomaar tegen uw dierbare collega?”

“Ja,” beaamde de dame. Om vrijwel meteen op haar verbale schreden te keren. “Ik bedoel nee. Ik vergis me. Ik zie hem namelijk nog de winkel uitbriesen. De Emmapassage in.”

Schoonebeek keek een ogenblik naar de brede winkeldeuren. Waarachter zich de Heuvelstraat bevond. En niet de Emmapassage.

“Het was bij de grote boekhandel. En niet hier.” Ze stokte even. “Maar het was wel uw tweelingbroer, hoor.” En Schoonebeek bevond zich kort op het punt waarop zijn achtjarige neefje “Yeah, right” zou zeggen. Maar zoiets deed hij vanzelfsprekend niet.

En de dame wierp hem nog maar eens de liefdevolle blik van een of ander moederdier toe. “Hij leek wel heel erg op u. Alleen bent u veel aardiger. Dat zag ik meteen.”

Maar niet als mij een slecht boek wordt aangesmeerd, dacht Schoonebeek. En hij hoorde weer de opgeruimde stem van de fluitende boekverkoper. Die hem deze keer nee verkocht. Je zou potdomme om minder gaan briesen.