Uit
De omstandigheden noopten Schoonebeek die dag tot
gebruik van het openbaar vervoer. Zodat hij bij de bushalte aan de
Schouwburgring het meisje trof.
'Da's lang geleden,' merkte hij op.
Maar het meisje kauwde voort. Haar blik gericht op
het ondefinieerbare gebied tussen het dak van een bankgebouw en de
klokkentoren van een rooms godshuis. Tussen God en de mammon, dacht
Schoonebeek niet hardop, omdat zij het toch niet zou begrijpen.
'Zit je nog steeds op het Theresialyceum?' luidde de
tweede poging, die eveneens vergeefs bleef. En Schoonebeeks
gedachten dwaalden af naar het laatste gesprek met zijn dochter. Die
van dezelfde leeftijd was als het meisje.
'Was het leuk gisteravond?' had hij geïnformeerd.
'Mwah,' antwoordde ze langs hem heen kijkend. En
Schoonebeek voelde het begin van een wrevel op komen zetten. Ter
hoogte van zijn navel.
'Ging wel,' verduidelijkte de dochter daarna
ongevraagd.
'Druk,' probeerde Schoonebeek nog maar eens. En de
dochter haalde de schouders op.
'Niet zo,' constateerde hij daarom alvast. En de
conversatie stokte.
'Was Pim er?' kwam Schoonebeek daarom met de laatste
verkering op de proppen.
'Zou niet weten,' perste het kind er het laatste
restje nauwkeurigheid uit. En toen beging Schoonebeek de ernstigste
fout die je kunt begaan. Als je het gesprek tenminste niet wenst te
torpederen. Hij greep terug op eerdere uitspraken.
'Hoezo weet je dat niet? Het was toch niet druk?' En
terwijl hij het zei, voelde hij het drijfzand zich rond zijn voeten
sluiten.
'Jezus, is dit een kruisverhoor of zo?' riep ze. Nu
duidelijk verstaanbaar. 'Wat maakt het jou nou uit wie ik gisteren
allemaal gezien heb?' En Schoonebeek begreep dat dit niet het
geijkte moment was om die vraag in alle eerlijkheid te
beantwoorden. Natuurlijk wilde hij weten waar ze geweest was. En
met welke jongens ze gepraat had. En wat die precies gezegd hadden.
En wat ze gedronken had. En of ze alleen naar huis gekomen was. En.
En. En.
'Het lijkt wel of je me niet vertrouwt, man. Vraag ik
ooit waar jij gezeten hebt, als je zogenaamd voor je werk de stad in
moet? Lig ik dan ook aan je kop te zeiken? Nou?'
'Maar dat is toch wel iets anders,' hoopte
Schoonebeek haar te overtuigen. Helaas.
'Ja hoor. Wat jij doet moet iedereen maar gewoon
vinden. Tuurlijk. Maar als ik eens één keer een avondje uitga, dan
zou ik precies alles moeten vertellen wat er gebeurd is. Alsof ik
dat allemaal nog weet!'
'Eén avondje?' gaf Schoonebeek de strijd op voorhand
verloren. 'Het was al wel de derde avond deze week, dacht ik.' 'O.
Ga je dat nou ook al bijhouden. Het is weekend hoor. En dan? Vrijdag
ben ik helemaal niet uitgeweest. Toen hebben we alleen maar bij café
Uit gezeten. Als dat nou ook al uit is.'
En Schoonebeek hapte vertwijfeld naar lucht. Maar
voordat hij iets kon zeggen, denderde de dochter al weer voort.
'Maar weet je wat je doet? Je houdt het allemaal maar
lekker bij. Omdat jij nou toevallig te oud bent om nog uit te gaan.
Het is gewoon de kift. Omdat jij nou eenmaal een ouwe zak bent. Maar
goed je moet het zelf maar weten. Ik zeg gewoon niks meer.' En ze
zweeg even.
'Niks,' herhaalde ze toen nog eens voor de zekerheid.
En ook Schoonebeek deed er het zwijgen toe. Boos en
schuldig. Maar ook dat zei hij niet.
En daarom keek hij nu nog eens naar dat woordloze
meisje bij de bushalte.
'Bekijk jij het trouwens ook maar!' snauwde hij toen,
boos maar binnensmonds. |