Vakantie
‘U weet niet wat het is, zo voor een man
alleen!’ riep de man-in-het-pak tegen Schoonebeek, die net even was
gaan zitten voor een rustig kopje koffie en een ochtendblad. In het
zelfbedieningsrestaurant van een gerenommeerd warenhuis weliswaar.
Maar toch.
‘Wat?’ reageerde Schoonebeek in sterke
weerwil van zichzelf.
Vlak, hoopte hij dat het klonk. Hetgeen
hem blijkbaar redelijk afging. Want ondanks zijn aanvankelijk
enthousiasme, antwoordde de man nu slechts met een nogal lauw
handgebaar en deed er verder het zwijgen toe.
Waarna Schoonebeek zijn krantje opsloeg.
En geamuseerd kennis nam van de laatste ontwikkelingen in sport en
politiek.
‘Vakantie. Da’s niks voor een man alleen!’
vervolgde de man een minuutje of zo later de conversatie.
Hard.
Schoonebeek begon eens om zich heen te
kijken, om te zien of er wellicht andere klanten waren om het
verbale leed mee te delen. Maar er was alleen het meisje achter de
koffiemachine, dat zich ondanks haar nog wat prille jeugd bedreven
buitenspel hield.
Waarop Schoonebeek capituleerde en zijn
krant liet zakken.
‘Tja,’ riposteerde hij zonder veel
overgave.
‘Zelf ben ik net terug uit Engeland!’
riep de man. En toen Schoonebeek niet prompt genoeg terugschoot,
voegde hij er een keihard ‘Oxford!’ aan toe.
‘Zo?’ bracht Schoonebeek in. Gevolgd
door ‘Daar ben ik zelf onlangs ook geweest’, waar hij al halverwege
spijt van had. Want de man veerde op en kwam met een medeplichtige
glimlach aan Schoonebeeks tafeltje zitten.
‘Dan weet u vast en zeker wat ik bedoel,’
fluisterde hij nu inenen.
Maar Schoonebeek haalde slechts lichtjes
de schouders op. Waarop de man voorover boog, zodat Schoonebeek zijn
adem langs zijn oren voelde.
‘Bent u een alleenstaande?’ wilde hij
weten.
‘Soms,’ hield Schoonebeek zich aarzelend
wat op de vlakte.
‘Ik zelf ben sinds 12 maart alleen,’
getuigde de man op een toon die nog enige onwennigheid verried. ‘En
dat valt verdomd niet mee.’
Ze is de hort op, stelde Schoonebeek met
enig genoegen vast en deed zijn best om een mespuntje begrip te
tonen. Hetgeen hem maar matigjes afging. Maar de man voer
onverdroten voort.
‘En op vakantie breekt zoiets je pas
echt op. U kent Oxford, dus dan kent u ook het Randolph Hotel.’
Schoonebeek knikte. Want hoewel een
verblijf in het Randolph zijn begroting fors te boven ging, had hij
de laatste keer een poosje weemoedig naar het luxueuze bouwwerk
staan kijken. Als een junk naar een sneeuwbal. Stelde hij zich zo
voor.
‘Welnu, daar verbleef ik dus,’ genoot de
man nog een beetje na. ‘Maar het haalde het niet bij Mexico, vorig
jaar met z’n tweeën.’
‘Tja, het blijft natuurlijk wel behelpen,
zo’n hotelletje,’ gaf Schoonebeek de man eens gul terug. ‘Het
gezelschap van een lieve vrouw is met geen dure vakanties, geld of
edelgesteente te betalen. Toch?’
Die zat. Veronderstelde hij.
Maar de man schudde treurig het grijze
hoofd.
‘Geld is het probleem niet,’stelde hij
gelaten. ‘Maar sinds mijn vrouw in maart is overleden, is de zin
gewoon een beetje weg.’
‘In het leven,’ begreep Schoonebeek,
maar de man schudde wederom.
‘In vakantie,’ toonloosde hij en wendde
een ogenblik het hoofd af.
En Schoonebeek poogde zijn van opkomende
schaamte reeds rode hoofd wanhopig te verbergen. Maar waar achter? |