INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

Vakantie

‘U weet niet wat het is, zo voor een man alleen!’ riep de man-in-het-pak tegen Schoonebeek, die net even was gaan zitten voor een rustig kopje koffie en een ochtendblad. In het zelfbedieningsrestaurant van een gerenommeerd warenhuis weliswaar. Maar toch.

‘Wat?’ reageerde Schoonebeek in sterke weerwil van zichzelf.

Vlak, hoopte hij dat het klonk. Hetgeen hem blijkbaar redelijk afging. Want ondanks zijn aanvankelijk enthousiasme, antwoordde de man nu slechts met een nogal lauw handgebaar en deed er verder het zwijgen toe.

Waarna Schoonebeek zijn krantje opsloeg. En geamuseerd kennis nam van de laatste ontwikkelingen in sport en politiek.

‘Vakantie. Da’s niks voor een man alleen!’ vervolgde de man een minuutje of zo later de conversatie.

Hard.

Schoonebeek begon eens om zich heen te kijken, om te zien of er wellicht andere klanten waren om het verbale leed mee te delen. Maar er was alleen het meisje achter de koffiemachine, dat zich ondanks haar nog wat prille jeugd bedreven buitenspel hield.

Waarop Schoonebeek capituleerde en zijn krant liet zakken.

‘Tja,’ riposteerde hij zonder veel overgave.

‘Zelf ben ik net terug uit Engeland!’ riep de man. En toen Schoonebeek niet prompt genoeg terugschoot, voegde hij er een keihard ‘Oxford!’ aan toe.

‘Zo?’ bracht Schoonebeek in. Gevolgd door ‘Daar ben ik zelf onlangs ook geweest’, waar hij al halverwege spijt van had. Want de man veerde op en kwam met een medeplichtige glimlach aan Schoonebeeks tafeltje zitten.

‘Dan weet u vast en zeker wat ik bedoel,’ fluisterde hij nu inenen.

Maar Schoonebeek haalde slechts lichtjes de schouders op. Waarop de man voorover boog, zodat Schoonebeek zijn adem langs zijn oren voelde.

‘Bent u een alleenstaande?’ wilde hij weten.

‘Soms,’ hield Schoonebeek zich aarzelend wat op de vlakte.

‘Ik zelf ben sinds 12 maart alleen,’ getuigde de man op een toon die nog enige onwennigheid verried. ‘En dat valt verdomd niet mee.’

Ze is de hort op, stelde Schoonebeek met enig genoegen vast en deed zijn best om een mespuntje begrip te tonen. Hetgeen hem maar matigjes afging. Maar de man voer onverdroten voort.

‘En op vakantie breekt zoiets je pas echt op. U kent Oxford, dus dan kent u ook het Randolph Hotel.’

Schoonebeek knikte. Want hoewel een verblijf in het Randolph zijn begroting fors te boven ging, had hij de laatste keer een poosje weemoedig naar het luxueuze bouwwerk staan kijken. Als een junk naar een sneeuwbal. Stelde hij zich zo voor.

‘Welnu, daar verbleef ik dus,’ genoot de man nog een beetje na. ‘Maar het haalde het niet bij Mexico, vorig jaar met z’n tweeën.’

‘Tja, het blijft natuurlijk wel behelpen, zo’n hotelletje,’ gaf Schoonebeek de man eens gul terug. ‘Het gezelschap van een lieve vrouw is met geen dure vakanties, geld of edelgesteente te betalen. Toch?’

Die zat. Veronderstelde hij.

Maar de man schudde treurig het grijze hoofd.

‘Geld is het probleem niet,’stelde hij gelaten. ‘Maar sinds mijn vrouw in maart is overleden, is de zin gewoon een beetje weg.’

‘In het leven,’ begreep Schoonebeek, maar de man schudde wederom.

‘In vakantie,’ toonloosde hij en wendde een ogenblik het hoofd af.

En Schoonebeek poogde zijn van opkomende schaamte reeds rode hoofd wanhopig te verbergen. Maar waar achter?