CuBra

INHOUD JAN DE JONG

HOME

SPECIAAL

AUTEURS

TEKSTEN

BRABANTS

AUDIO

 

 

Vanitas

Van het meisje dat zijn dochter had kunnen zijn, weet Schoonebeek niet zoveel. Hij kent alleen haar uitzonderlijke combinatie van uiterlijkheden. Toen hij haar zag, wist hij dat ze mooi en jong was. Toen hij haar sprak, bleek ze uiterst intelligent te zijn. De gespreksonderwerpen getuigden van een goede smaak in literatuur, muziek, film en andere kunsten. Ze vertaalde carakthr, Deinh Qeos en  oinou ena stalagmon, die mooie titels van Gerhardt, Perk en Leopold, feilloos voor hem. Daarenboven bezat ze een erudiet gevoel voor humor en hield ze van een goed glas wijn.

Het was kortom een aangename avond geweest, daar in dat Tilburgse café waar zowel Schoonebeek als het meisje door toedoen van derden verzeild was geraakt. Die derden waren ze al gauw vergeten. Het gesprek tussen twee gelijkgestemden duurde vele aangename uren. Bij het afscheid had ze hem beleefd de hand geschud en had ze zijn aanbod om een eindje met haar op te lopen vriendelijk doch beslist van de hand gewezen.

En nu zit Schoonebeek thuis in zijn aangename leesfauteuil en peinst over de laatmiddeleeuwse vanitasgedachte.

Met zo ongeveer alles wat het meisje in de aanbieding had gehad – jeugd, schoonheid, kennis, smaak, kunstmin en contactuele eigenschappen – verkeerde zij naar contemporain begrip in de gevarenzone. Niets van dat al zou zij als bewijsstuk aan kunnen voeren als zij zich eens voor haar schepper diende te verantwoorden.

Waar kwam dat malle geloof toch vandaan? Wie bezat genoeg perversiteit om alles wat goed en mooi was, als slecht en lelijk te bestempelen? Middeleeuwers die niet beter wisten? Ach, dat is ook maar heel betrekkelijk. Nog steeds tiranniseren hele legers halfwilde pastoors, dominees en imams de aan hun hoede toevertrouwde kuddes met de dreiging van hel en verdoemenis als zij het wagen om het genot van al het mooie en goede van Gods schepping te belijden. Want God heeft de vruchten der aarde geschapen om er met je tengels vanaf te blijven. Mooie meisjes, goede muziek en lekkere wijn bestaan. Maar wee je gebeente als je ernaar kijkt of luistert, of erger, ervan proeft. Gods goedheid bewijst zich in een goede aarde, maar wat bewijst Hij dan met Zijn verbod om dat alles op te merken?

Met deze diepe gedachten, én met de zoete herinnering aan een wonderlijk schepsel, viel Schoonebeek in een massieve slaap. Hij was zijn stoel niet meer uitgekomen.