INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

Vluchteling

“U komt niet uit de stad hè?” merkt de bardame alert op.

“O jawel hoor,” monotoont Schoonebeek voor zich uit. “Ik ben er geboren en getogen.”

“In Rotterdam?”

Schoonebeek kijkt verwonderd op. Rotterdam? Ach ja, dat is waar ook. “Nee, zegt hij. Ik kom uit Tilburg.”

Dezer dagen heeft Schoonebeek de vluchtelingenstatus. Want terwijl zijn zoon over de Korte Heuvel host en zijn dochter de cafés op het Piusplein in feeststemming brengt, zwerft Schoonebeek zelf door Rotterdam. Een uitgestorven uitspanning op het Stadhuisplein van de Maasstad doet erg zijn best om op een café te lijken. Zowel de dame achter de bar, als de ober met wit overhemd lijken er zin in te hebben.

Waarin?

Voorlopig alleen in Schoonebeek. Die weliswaar aan zijn derde tripel toe is, maar nog steeds niet het idee heeft dat dit nou is wat hij zoekt. Maar ja, wat heb je nou te kiezen als je gevlucht bent? Niets toch?

Afgelopen vrijdagmiddag is Schoonebeek spoorslags naar het kille westen afgereisd. En heeft daar zijn intrek genomen in een best wel comfortabel hotel. En Rotterdam is ook nog eens volgestouwd met prachtige architectuur. In ieder geval mooier dat het meeste dat Tilburg te bieden heeft. Dat ziet Schoonebeek ook wel. Maar mooi en comfortabel of niet, een mens is toch ontheemd, nietwaar?

Ieder jaar met carnaval zoekt Schoonebeek zijn heil in het een vreemde stad. Dat komt, zegt hij zelf, omdat hij zo van bier houdt. En wat de Tilburgse cafés tijdens de feestdagen aan pilsjes verkeerd in de aanbieding hebben, wil Schoonebeek geen bier noemen.

Alternatieven zijn er niet. Thuiszitten met een krat van het betere Belgische bier? Zou kunnen. Maar dan is de omgeving van Schoonebeeks woonst nogal fnuikend. Er komen daar optochten en dweilorkesten langs. En dat zijn omstandigheden waarbij ook het beste bier hem niet smaakt.

En daarom is Schoonebeek twee jaar geleden begonnen met vluchten. Toen zocht hij in Utrecht asiel. Vorig jaar was het Groningen. En nu zit hij dan in Rotterdam.

“Uit Tilburg? Arme man,” doet de ober ook een afschuwelijk komische duit in het zakje. “Bent u hier voor werk?” Werk is zo om en nabij het enige waar ze in Rotterdam aan kunnen denken. En daar schijnen ze dan nog trots op te zijn ook.

“Nee, ik ben gevlucht,” antwoordt Schoonebeek naar waarheid.

De bardame zet het nieuwe flesje ineens een stuk aarzelender voor haar enige klant op de toog. Gevlucht hè, ziet Schoonebeek haar denken. Maar hij zegt niets. De ober komt eens even heel stevig achter hem staan. “Gevlucht hè?” zegt hij wél heel duidelijk.

Schoonebeek knikt en schenkt zijn glas weer vol.

“Waarvoor?” wordt de ober wel erg kortaf.

Schoonebeek haalt hij schouders op. “Het werd me weer eens te heet onder de voeten.”

“Weer eens?”

“Ja, vorig jaar was het ook al raak,” begint Schoonebeek er schik in te krijgen.

“In wat voor business zit jij eigenlijk?” Voor de ober is Schoonebeek plotsklaps een ‘jij’ geworden.

“Liquide middelen,” grijnst Schoonebeek.

“Ah geld,” denkt de ober het te vatten.

“Nee,” verbetert Schoonebeek hem. En heft zijn glas. “Bier!”

En terwijl de ober zijn louche klant extreem goed in de gaten houdt, belt de bardame met, nee, niet met de politie.

“Peter R. de Vries?” hoort Schoonebeek haar een tikje publiciteitgeil in de hoorn kwetteren.