Vriendin (0)
Twee
danseresjes. Twee ordinaire balletdanseresjes. Schoonebeek kon zijn
ogen niet geloven. Hij was verkeerd, dat kon niet anders. Maar toch,
die hoek, naast die alkoof. Hij deed zijn ogen dicht. En zuchtte
diep. Maar toen hij weer keek, zag hij opnieuw die danseresjes.
Tulen rokjes en spitzen en al.
Schoonebeek
keerde op zijn schreden. Terug naar de ingang. Dan rechts de trap
op, linksaf die lange gang, een zaal door en dan nog een keer links.
Zo. Nu was hij beslist op de juiste plaats. En dáár, linksachter in
de hoek… twee godvergeten danseresjes.
Ze was weg. De
vrouw van wie hij vier jaar had gedroomd, dat gezicht waar hij
niet naar keek, maar dat naar hem keek. Die transparante
fin-de-siècleschoonheid.
Zijn vriendin
voor de eeuwigheid.
Weg, verdwenen.
Ergens in depot, ongetwijfeld. Die Engelsen deden ook maar wat, als
het om kunst ging. Een elektrische stationsklok aan een middeleeuwse
gevel in Dover. Gekleurde lampjes rond een negentiende-eeuwse
lantaarn in Brighton. Hij had er zich al zo vaak over verbaasd. En
op enig moment was het zelfs tot de charme van dit eigenzinnige land
gaan behoren. Net als gele vesten onder een krijtstreep en meer van
dat fraais.
Maar nu waren ze
te ver gegaan. Schoonebeek was er om zeven uur voor uit zijn bed
gekomen. Had zich om half negen op het vliegveld gemeld. Was om half
tien daadwerkelijk opgestegen. En was eveneens om half tien een
halfuurtje treinen ten zuiden van Cambridge geland. Die malle
tijdrekening was ook een van de charmes, ach er waren er zoveel. Om
half twaalf had hij zich in zijn hotel gemeld, waar hij een
kwartiertje later weer opgewekt naar buiten stapte (koffer op bed
gegooid, nat washandje door zijn gezicht gehaald, vlug even
geplast). Om twintig minuten later het Fitzwilliam museum binnen te
gaan, teneinde de kennismaking met zijn geliefde vriendin te
hernieuwen.
De vorige keer
was vier jaar geleden geweest en toen was hij in de adembenemende
verlamming van het moment vergeten om op het kaartje te kijken hoe
zij heette en wie haar geschilderd had. Maar dat gemis zou hij
vandaag goedmaken. Hij had zich zelfs voorgenomen om stiekem met
zijn telefoon een foto van haar te maken, als niemand keek.
Maar ze was er
niet. Een onverlaat van een conservator had haar niet langer
geschikt bevonden om de muren van zijn museum te verlichten. (Of was
ook hij heimelijk verliefd op haar en sierde haar portret nu zijn
verder armetierige werkkamer? Schoonebeek kon het niet uitsluiten.)
Als een jeugdige
verliefde had hij zevenentwintig minuten geleden het museum met
lichte tred betreden. Als een geslagen en afgewezen, veel te oude
vrijer sjokte hij nu naar buiten. Hij voelde zich verraden. Zij
had hem verraden. Hij kon net zo goed vandaag nog terugvliegen.
Op weg naar het
hotel passeerde hij een pub die The Prince Regent heette. En die
ondanks de treurnis van het moment de deur uitnodigend open had.
Schoonebeek
dacht een ogenblik na. Dat kon natuurlijk ook nog. En een tikje
monterder dan een ogenblik daarvoor, stapte hij door de open deur
naar binnen. |