CuBra

INHOUD JAN DE JONG

HOME

SPECIAAL

AUTEURS

TEKSTEN

BRABANTS

AUDIO

 

 

Vriendin (1)

Schoonebeek was al vier keer eerder in Cambridge. Maar nu is hij toch maar weer zijn koffers aan het pakken voor een kakelvers bezoek. Onderbroeken bij onderbroeken, T-shirts bij T-shirts, en in hun vaste hoekje linksonder de schone sokken, voor elke dag een paar. Hij kijkt er naar uit om in Cambridge weer eens een bijzonder dierbare vriendin te bezoeken. Hoewel, vriendin. Eigenlijk vindt Schoonebeek zich helemaal niet gerechtigd om haar zo te duiden. Het is immers al vier jaar geleden dat hij haar voor het laatst bezocht. En al die tijd heeft hij niets van zich laten horen. Heb je dan eigenlijk niet al lang het recht verspeeld om iemand je vriendin te noemen – al is ze je nog zo dierbaar?

Schoonebeek waagt het er vooralsnog op. Zijn koffer is gepakt, morgenvroeg vliegt hij vanaf Eindhoven naar Stansted, waarna het per spoor nog een goed halfuur reizen is. Zo veel stelt het dus niet voor. Van deur tot deur net iets meer dan drie uur, waarna de tijdzone van Greenwich er nog eens genadelijk een uur van aftrekt. Het maakt Schoonebeeks nalatigheid er allemaal niet minder om. Zo’n kleine moeite om eens vaker bij haar langs te gaan. Als hij zou willen, zou hij zelfs weleens een dagje op en neer kunnen.

Maar dat doet hij niet. Schoonebeek vindt reizen stiekem nog best een hoop gedoe. En een hele onderneming ook. Dat doe je allemaal niet voor één dag. Een dagje Breda, Rotterdam of Antwerpen, dat kan nog net. Maar zodra er gevlogen moet worden, zal het toch minstens voor vijf dagen zijn. Er dat is dan ook precies het aantal dagen dat hij een comfortabele hotelkamer op loopafstand van zijn dierbare vriendin heeft geboekt. Een kwartiertje lopen zal het ongeveer zijn.

Toch weet hij dat zijn vriendin hem niets kwalijk zal nemen. En dat zij lijdzaam al die jaren op hem heeft gewacht. En evenzeer zal geen wanklank aan haar mond ontsnappen als hij na een paar dagen weer afscheid neemt. Ook al weet ze dat het opnieuw voor vele jaren zal zijn. En Schoonebeek zal in het vliegtuig naar Eindhoven nog wat aan haar denken. Maar eenmaal thuis wordt dat allengs minder. Misschien verschijnt ze ook de komende jaren nog wel een paar keer voor zijn geestesoog. Wanneer Cambridge op een of andere manier ter sprake komt, bijvoorbeeld. Dan zal hij aan haar denken. Maar ook aan de vele andere bewonderaars die van zijn afwezigheid gebruik maken om eens gezellig bij haar langs te gaan.

Het is gek, maar Schoonebeek weet haar naam niet eens meer, noch die van haar maker. Maar morgen om deze tijd zal hij het weten. Als hij tegenover haar staat. En in de warme, zo invoelend getroffen ogen kijkt, die haar schepper haar heeft meegegeven.

Morgen, belooft hij zichzelf, ga ik eerst naar het Fitzwilliam Museum. Naar het schilderij, vanwaar zij hem zo lief en kwetsbaar zal aankijken. Zonder hem ook maar iets te verwijten.