Waaiertje
En toen zat
Schoonebeek inenen ernstig om een waaiertje verlegen. Dat kwam zo.
Drie dagen geleden was hij druk bezig met een brief aan een
onwillige wethouder. Die wilde Schoonebeek namelijk geen ontheffing
geven van het parkeerverbod dat voor zijn voordeur heerste.
Duidelijk zo’n politicus die niets van de noden van het gewone volk
begreep. Die wethouder zelf had natuurlijk een nette garage bij zijn
huis. Maar Schoonebeek moest helemaal de achter zijn woning liggende
volkswijk in. En dan moest je maar afwachten hoe je je autootje
aantrof.
Dat was
Schoonebeek allemaal in dat briefje uiteen aan het zetten, toen er
plotsklaps een vreemd gebrom uit zijn doorgaans vrij volgzame
computertje kwam. Alsof het ding te kennen gaf, dat het nu toch wel
tijd werd voor een heel eigen geluid. Schoonebeek sprong
onmiddellijk van zijn stoel en keek van een veilige afstand eens
argwanend naar zijn ronkende pc.
Het geluid werd
harder. En nog wat harder.
Schoonebeek wist
niets beters te bedenken dan de computer uit te zetten, voordat het
apparaat onherstelbare schade zou aanrichten aan de rest van het
meubilair. Maar toen hij hem een paar minuten later weer startte –
in de technisch gesproken niet te staven verwachting dat het dan wel
over zou zijn – was de herrie alleen maar groter geworden. Hier
diende ingegrepen te worden! En dus belde Schoonebeek een vage
kennis. Want omdat al zijn goede vrienden uitsluitend linkerhanden
hebben, is hij voor het verrichten van klussen aangewezen op lieden
uit de periferie van zijn kennissenkring.
De vage kennis
had de oorzaak al gauw gevonden: het waaiertje. Schoonebeek zou het
een ventilatortje genoemd hebben (en dat was het ook), maar volgens
de vage kennis was hier toch echt sprake van een waaiertje. Als
Schoonebeek dan nu even de stad in ging, dan zou de vage kennis
vanavond even terugkomen voor de assemblage.
Waar hij dan
voor dat soort dingen moest zijn, wilde Schoonebeek weten. Het
antwoord was even duidelijk als ontwapenend: overal.
Het leek
Schoonebeek evenwel het beste zich bij zijn queeste in eerste
instantie te beperken tot winkel die detailleerden in elektronica.
Maar zelfs daar viel het niet mee. De bedrijven verwezen vooral
vrolijk naar elkaar. En toen Schoonebeek naar anderhalf uur lopen
tenslotte bij de winkel kwam die zich blijkbaar aan het eind van de
humorketen bevond door hem door te verwijzen naar de handelaar bij
wie hij zijn zoektocht begonnen was, gaf hij het op.
Gelukkig bevond
deze laatste winkel zich op nog geen honderd meter van Anvers,
alwaar hij neerstreek om een fors glas Duvel te nuttigen.
In een hoek van
de gelagkamer zaten twee mannen over een tafeltje gebogen hun
duistere zaakjes te bespreken. En één van de twee was de vage kennis
die Schoonebeek op jacht had gestuurd naar een waaiertje.
Schoonebeek herkende hem meteen aan zijn lage voorhoofd en aan zijn
dóórlopende wenkbrauwen.
En in een vlaag
van ongekende en niet zonder risico zijnde moed stond Schoonebeek
op. Bij het tafeltje van de mannen haalde hij het kapotte waaiertje
uit zijn jaszak. En liet het met een mooie plons in de trappist van
de vage kennis vallen. Hierop draaide hij zich om en schreed waardig
terug naar zijn glas Duvel.
De twee mannen
zwegen in verbijstering. |