INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

Wachten

Al twee weken trof Schoonebeek tijdens zijn ochtendwandeling de rode vrouw. Bewegingloos op de hoek van het NS-plein en de Besterd. Alles was rood aan haar. Haar wangen, haar haren. Haar trui, haar broek en haar hoofddoekje. En haar schoenen. Schoonebeek gaf haar op een jaartje of zestig.

En die ochtend waagde hij het eindelijk haar aan te spreken.

'Neemt u me niet kwalijk,' begon hij bedeesd. 'Maar ik zag u hier zo staan en ik vroeg me af.'

'U ziet mij hier iedere morgen staan,' reageerde de vrouw gevat. 'En iedere morgen denkt u "wat staat daar nou toch voor een vuurtoren" en dan loopt u door.'

Schoonebeek schokschouderde betrapt.

'U leek me zo eenzaam,' zei hij daarom maar.

'Ik wacht hier,' lichtte de vrouw haar aanwezigheid toe. 'Op Godfried.'

'Ach ja,' peinsde Schoonebeek weemoedig. 'Wij wachten alle­maal. Op Godfried. Op Govert. Op Godot.' Hij deed zijn best om het erudiet te laten klinken.

'Die ken ik allemaal niet,' antwoordde de vrouw. 'Ik wacht alleen op Godfried.'

'En komt hij weleens?' wilde Schoonebeek bezorgd weten.

'Ja hoor,' sprak de vrouw tot zijn teleurstelling. 'Als ik wacht, dan komt hij.'

'Vandaag ook?' informeerde Schoonebeek nieuwsgierig. 'Denkt u dat hij vandaag zal komen?'

'Ik denk van wel.' Er klonk een naïef vertrouwen in haar stem door, dat erom schreeuwde om eens lekker beschaamd te worden. 'Al is ie wel wat laat vandaag.'

'Vanzelfsprekend,' begreep Schoonebeek. 'Maar hij komt nog wel. Anders zou u hier immers niet staan wachten.'

'Nee,' deed de rode vrouw mee. 'En dan zou u hier niet met mij staan praten.'

'Zo is dat,' vonniste Schoonebeek. 'Kijk er de boeken maar op na.'

'Ik weet niks van boeken,' begon de vrouw wrevelig te klinken. 'Godfried haalt me hier gewoon op, om naar Breda te gaan.'

'Breda,' straalde Schoonebeek. 'Prachtig!'

'Een mooie stad, ja, zeggen ze,' deed de vrouw toegeeflijk. 'Ik ben er nooit geweest.'

'Nee, natuurlijk niet,' smulde Schoonebeek. 'U wacht.'

'Ja,' beaamde de vrouw. Ze begon Schoonebeek duidelijk een beetje vreemd te vinden. 'Ik wacht. Op Godfried.'

'Die met u naar Breda gaat. Waar u nog nooit bent geweest.'

'Ik ben wel in Breda geweest. Alleen niet in die prachtige binnenstad, waar u het over had.'

'Waar dan?' snauwde Schoonebeek wanhopig.

'Bij de Hero. In de kantine,' kwam ze zacht. Terwijl ze Schoon­ebeek als een bang pluisdier aankeek.

Schoonebeek snoof teleurgesteld. Hero. Breda. Minder poëtisch kon haast niet. Hij gluurde uit zijn ooghoeken nog even naar de rode vrouw.

'U weet dus zeker dat hij komt,' vroeg hij zonder hoop op een inspirerend antwoord.

'Ja. Daar is ie trouwens al.' En Schoonebeek zag hoe een gepleisterde amerikaan de spoortunnel uitkwam. En goed hard toeterde. De vrouw lachte opgelucht.

'Da's Godfried,' zei ze. 'Hij komt altijd hoor.'

En terwijl ze instapte, probeerde Schoonebeek een glimp van Godfried op te vangen. Hij droeg een snor en tatoeages. En leek helemaal niet op een oude Ierse schrijver. Niet eens op een jonge.

En Schoonebeek zette zijn wandeling voort.

Wachten en verwachten, dacht hij. Dat zelfs daar de klad in was gekomen.