Weduwe
“En wat vind je
van deze?” wilde Leo van Schoonebeek weten. Een half uurtje geleden
had Leo nog slechts tot het bewegende decor van de stad behoord.
Althans voor Schoonebeek. Maar nu reeds was hij doorgedrongen tot de
kring der intimi. Alwaar hij zich had ingekocht met royaal
aangeboden tripels en een klein stapeltje vertrouwelijke brieven.
“Meteen na de
dood van mijn man ben ik weduwe geworden,” citeerde Leo. Schoonebeek
knikte, grinnikte en nam een slok. Het tragische lot van én een man
verliezen, én weduwe worden, had inderdaad iets kolderieks.
“U bent toch die
mijnheer van die stukjes?” had Leo hem drie tripels geleden
benaderd. En op het gevaar af dat de man hem voor een andere
schrijver hield, had Schoonebeek bekend.
“Dan heb ik iets
leuks voor u,” bood de man ruimhartig aan. Hij stelde zich voor als
Leo. Een man met een weinig inspirerend beroep. Hij ging over de
ingekomen post bij een grote Tilburgse verzekeraar. Een saaie
negen-tot-vijfbaan, waar Leo niettemin nog iets aardigs van had
weten te maken. Hij was zich gaan amuseren met de wijze waarop
mensen hun leed probeerden te verwoorden.
“Of deze: Een
voetganger kwam plotseling van de stoep en verdween zonder een woord
te zeggen onder mijn auto.”
“Ik ben toch
meer van de familieperikelen,” had Schoonebeek zich na een tiental
brieven al wel een voorkeur gevormd. Waarop Leo het naarstig op een
zoeken zette.
“Ik heb zoveel
formulieren moeten invullen dat ik veel liever had gehad dat mijn
geliefde man helemaal niet was gestorven.”
“Juist,” knikte
Schoonebeek die zich meteen een beeld van de gedesoriënteerde
nabestaande probeerde te vormen. “Daar zit misschien nog wel een
keer een stukje in. Heb je er daar nog meer van?”
Leo bladerde
driftig door het stapeltje vertrouwelijke brieven. Maar kon zo één
twee drie niets opdiepen wat aan Schoonebeeks vraag voldeed.
“Doe dan nog
maar een tripeltje,” vergaf Schoonebeek het hem graag.
“Nee, wacht!”
riep Leo. “Wat denk je hier van: Mijn bruid heeft de agenten, die
het ongeval kwamen opnemen, alles laten zien wat ze maar wilden
zien.”
Nu trok
Schoonebeek toch een nogal zuinig gezicht. Die bruid kon hem
gestolen worden. Hij zag liever een vol glas voor zich op tafel.
Natuurlijk mocht Leo wat hem betrof naar hartelust in andermans
brieven snuffelen, maar dan toch niet langer dan tien minuten per
aangeboden consumptie.
“Dat gaat toch
over familie,” haakte Leo naar instemming.
Schoonebeek nam
zijn lege glas en liet het wat in zijn hand draaien. “Een beetje,”
gaf hij met tegenzin toe.
“Lust je soms
nog een tripel?” informeerde Leo.
“Alleen als jij
nog een paar mooie brieven voorleest,” deed Schoonebeek het
verlangde tegenbod. Waarna het bier werd gebracht en Leo dapper
voort citeerde.
“Moet ik mijn
man dan eerst ombrengen voordat ik het geld krijg?”
“Leuk, leuk,”
was Schoonebeek bereid toe te geven. “Zo lust ik er nog wel eentje.”
“Ik wil mijn
kind niet laten inenten. Mijn vriendin heeft haar kind ook laten
inenten en daarna is het uit het raam gevallen.”
“Ja, dat zijn
vervelende bijwerkingen,” kon Schoonebeek zich wel in de
briefschrijfster verplaatsen. Hij ledigde zijn glas in één teug.
“Maar ik moet nu echt weg, goede Leo. Afspraak met een jonge
weduwe.”
Leo nam hem
belangstellend op. “Een heuse weduwe?” vroeg hij nieuwsgierig.
“Nou ja,
weduwe,” gaf Schoonebeek toe. “Ze moet nog wel eerst even haar man
ombrengen. Maar dat gaat deze week niet lukken. De brave borst is
voor zaken in het buitenland.” |