Jan de
Jong
Schoonebeek
________________________________
Wees
“Ik ben sinds
kort wees,” sprak een uit de kluiten gewassen kerel van meer dan
middelbare leeftijd Schoonebeek met nauw verhulde trots toe.
Schoonebeek, die
zich juist in het ochtendnieuws had verdiept, legde zijn dagblad
terzijde, nam een slok koffie, zuchtte en keek de man aan.
“Jaja,” jajade
hij gelaten. Waardoor de verse wees zich blijkbaar voldoende
aangemoedigd voelde om naast hem plaats te nemen aan de leestafel.
Schoonebeek wuifde naar het meisje voor één zuinig kopje koffie.
“Doe mij er ook
maar eentje,” knikte de verse wees. Hetgeen geschiedde.
“Ik heb vorige
week mijn moeder begraven,” stak de verse wees vervolgens van wal.
“Hoe oud?”
informeerde Schoonebeek vanachter een vileine glimlach.
“Ze-ven-en-tach-tig!” nam de verse wees alle krediet voor zijn
rekening. Dat Schoonebeek niet dacht met een vertegenwoordiger van
een zwak geslacht van doen te hebben. Schoonebeek deed een half
gelukte poging om tussen zijn tanden te fluiten. Vol valse
bewondering.
“Dan ziet u er
nog goed uit,” wierp hij de verse wees voor de voeten. Die daar even
over moest nadenken.
“Nee,” schudde
hij toen langzaam het hoofd. “Mijn moeder had die gezegende leeftijd
bereikt. Ik ben nog geen zestig.”
“Een kind nog
dus,” begreep Schoonebeek.
De twee heren
namen beangstigend synchroon een slokje van hun koffie. Waarna de
verse wees Schoonebeek gelijk gaf.
“Ja, dat blijf
je toch eigenlijk altijd wel een beetje, nietwaar?”
Maar Schoonebeek
schudde van nee. “Misschien dat de dertigers van nu gebukt gaan
onder een mateloos verlengde puberteit, maar wij worden geacht te
behoren tot een generatie die na enige studie zijn maatschappelijke
verantwoordelijkheid neemt. Niks kind meer.”
De verse wees
leek een ogenblik beteuterd. En Schoonebeek verwachtte dat hij elk
moment zijn duim in zijn mond zou stoppen.
Maar nee.
“U hebt niet
echt een sterk inlevingsvermogen hè?” poneerde de verse wees.
Schoonebeek keek
op. “Integendeel,” riposteerde hij. “Ik voel zeer met u mee. Maar
dat neemt niet weg dat u ondanks uw gevorderde leeftijd nog immer
een zeer egocentrisch kind bent. En dat weet u zelf verdomd goed.”
De verse wees
moest even slikken.
“En u? En u?”
wist hij vervolgens met moeite uit te brengen. “U bent…” En toen
viel hij stil.
“Laat maar,”
fluisterde Schoonebeek hem voor.
“Ach laat ook
maar,” brieste de verse wees. Hij stond op en beende weg. Naar de
kassa. Om één kopje koffie af te rekenen.
En Schoonebeek
verdiepte zich weer in zijn dagblad. De dag kon niet meer stuk.
|