INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

Winterspelen

Voor Schoonebeek heeft zijn tien minuten durende wandeling door de ochtendkou naar het centrum van Tilburg wel erg veel weg van een olympische wintersport. Zijn voorbereiding is er dan ook naar. Hij ontbijt stevig met een flesje Fruit-2-day (eten én drinken!) en een kop koffie.

Daarna komt het thermische ondergoed.

Dat heeft hij tijdens zijn getrouwde jaren van zijn toenmalige echtgenote gekregen. En omdat hij geen idee heeft waar je zulk spul kunt kopen, is hij er erg zuinig op. Een T-shirt, een bloes, een trui, twee paar sokken en een paar vetleren schoenen later, durft hij zich aan de ontberingen bloot te stellen. Hoewel, blootstellen is in dit geval misschien niet helemaal de dichtstbijzijnde benaming. Zeker niet als hij zijn verdediging nog eens uitbreidt met jas, das, pet.

Dat betrekken van stellingen tegen Koning Winter is iets van vroeger. Schoonebeeks moeder gruwde van stukjes bloot. En hoewel kuisheidsoverwegingen daarbij wel zeker hun rol speelden, was het toch vooral de angst voor vreselijke ziekten, die haar daarin inspireerde.

“Stop je hemd in broek!”

“Knoop je jas dicht!”

“Trek die muts over je oren!”

Nee, in de tijd dat Schoonebeek nog een Schoonebeekje was, liep er ’s winters vaak een eigenaardige prop wol door de koude straten van de stad.

De drie weken waarin hij, veel later, Hare Majesteits wapenrok heeft mogen dragen, hebben zijn vooringenomenheid tegen winterse omstandigheden ook niet echt doen afnemen. Zijn hele diensttijd lang vroor het. Min twintig, wil Schoonebeek nog wel eens pochen. Dat is misschien een paar graden beneden de waarheid, maar dat het koud was, staat vast. Schoonebeek herinnert zich een tentje met warm eten waar de ijspegels aan hingen. En warme vla, die in vanille-ijs verkeerde, voordat de brave soldaat er zijn lepel in kon steken.

Nee, Schoonebeek en kou kunnen niet echt door één deur.

En vandaag is het al niet anders. Want hoewel de meeste Tilburgers het schriele ochtendzonnetje als een buitenkansje zien, om thuis eens lekker alles tegenover elkaar open te zetten, stevent Schoonebeek, aan alle kanten geborgd tegen de vrieskou, op zijn stamcafé af. Alwaar hij een dubbele koffie bestelt en veel warm worstenbrood. En een glas cognac natuurlijk.

Dicht bij de kachel gaat hij zich vervolgens van vele lagen winterse kledij ontdoen. Het meisje dat de “koffie mét” serveert, kijkt geamuseerd toe. En als er tenslotte vele kilo’s winterkleding op de stoel naast hem liggen, zet ze de koffie op tafel en glimlacht: “Lekker weertje, hè.”

Het is geen vraag, beseft Schoonebeek. En hij sluit zijn verkleumde handen om de hete mok.

Op de televisie memoreert een opgewonden verslaggever de successen van de vorige dag. Een meisje uit Goirle heeft goud gewonnen. Met schaatsen. Een tak van sport die Schoonebeek nooit helemaal onder de knie gekregen heeft. En hij uit zijn verachting middels een weids gesnuif.

Pas als er een bordje met drie gloeiend hete worstenbroodjes voor hem staat en de geur van een tweede mok dampende koffie het café vult, is hij tot enige bewondering in staat.

“Niet slecht…” mompelt hij met volle mond. “…voor iemand uit Goirle.”