Zaterdagochtend
De zaterdagochtend
is voor Het Volk, heeft Schoonebeek ooit de handdoek definitief in
de ring gegooid. Niet dat dat indertijd met veel spijt gepaard ging.
De zaterdag was toch al niet erg Schoonebeeks dag. Het was meer een
principekwestie. Schoonebeek vindt dat het zijn democratisch recht
is om elke ochtend, middag of avond een rustig café te betreden
teneinde zwarte koffie, een gezellige oude klare, of een fikse kelk
Duvel te nuttigen. Al naargelang het moment van de dag en
Schoonebeeks stemming.
Maar als hij op
zaterdagen zo tegen elven om het even welk stadscafé betrad voor
zijn dubbele espresso, dan noopte de gezellige kinderspeeltuin
waartoe het etablissement verworden was, hem er alras toe om over te
stappen op iets sterkers. Vaak had hij dan voor het middaguur al
vier fikse borrels achter de kiezen. En dat is niet goed.
Nee.
Het waren de
spaarzame momenten waarop hij liever in Engeland zou wonen dan in
Tilburg. Elke beschaafde pub kende daar immers het duidelijke
opschrift “No children, no dogs”. In een vrolijke gebruiksaanwijzing
tot de Britse volksaard werd de lezer gewaarschuwd voor het
misverstand dat hierdoor zou kunnen ontstaan: dat Engelsen kinderen
en honden nogal makkelijk over één kam scheren. Er is een belangrijk
verschil tussen die twee bevolkingsgroepen, waarschuwde de
handleiding. Engelsen houden namelijk juist erg veel van honden.
Schoonebeek had zich daar zeer in kunnen vinden.
Maar Tilburg is
Engeland niet, dat bleek maar weer eens. Honden, kinderwagens en
rondrennend grut bepalen het beeld in de cafés van de moderne
industriestad. Daarom komt Schoonebeek op zaterdag niet in het café.
Alleen even een korte wandeling van zijn huis naar de markt, omdat
het weekeinde nou eenmaal het weekeinde niet is zonder enkele
haringen van Hans Tol. Daarna naar Theo Pastoors in de Heuvelstraat
voor worstenbrood. En dan weer rap naar huis.
Tussen de vissen en
de broden komt hij dan over de Oude Markt, alwaar d’Anvers inmiddels
ook zijn deuren weer heeft geopend, getuige het handvol rokende
paria’s dat op de vochtige houten terrasstoelen kleumend aan de
koffie zit. En daar loopt Schoonebeek dus (na ampele oefening, dat
wel) gewoon aan voorbij.
Hoewel.
“Mijnheer
Schoonebeek!” Het is een sportieve vrouw die hem aanroept. Met zo’n
grijze trui met een capuchon, een lekkere spijkerbroek en rode
sportschoenen. Leuk, type. Half de twintig, schat Schoonebeek. Maar
wie het nou precies is… Daar van heeft hij niet het flauwste
benul.
“Kom even binnen en
drink iets van me,” sommeert de sportieve vrouw. Zodat Schoonebeek
even later tussen de kinderwagens aan de koffie zit. (“Koffie?” had
de vrouw gevraagd en Schoonebeek had niet om een borrel durven
vragen.)
“Ik heeft Alice,”
introduceert de vrouw zichzelf routineus.
“Dag Alice,” klinkt
Schoonebeek wel heel erg afwachtend.
Als de koffie er
is, kijkt de vrouw hem inenen bloedserieus aan en zegt: “Het gaat
over dat stukje dat u laatst heeft geschreven.”
Schoonebeek knikt
ten teken dat hij haar tot zover kan volgen. Maar de vrouw zwijgt en
kijkt hem afwachtend aan, zodat Schoonebeek er zeer tegen zijn zin
toch maar naar hengelt. “Stukje?”
Het kost de vrouw
enkele minuten voordat Schoonebeek bij benadering begrijpt dat het
om een ontmoeting ging, waarbij ook jazzmuziek ter sprake kwam. De
vrouw meent dat het stukje over haar ging.
“Maar ik heb u nog
nooit gezien!” roept Schoonebeek.
“Onzin,” vonnist de
vrouw. “Ik heb met u een jaar geleden wel degelijk over jazz
gesproken.” Hetgeen Schoonebeek met geen mogelijkheid zou kunnen
bevestigen. Ontkennen lukt ook niet, trouwens. En de latente onvrede
die boven het gesprek komt te hangen, kan hij dus ook niet goed
duiden. Bovendien vindt hij het lastig om zich op de conversatie te
concentreren als op hetzelfde moment van drie kanten jengelende
peuters zijn gehoororganen teisteren. Er blaft ook een hond.
Hij moet dan ook
twee keer vragen wat Alice nou precies gezegd heeft. Maar dan
verstaat hij haar tussen twee krijsen van een kind dat om zeer goede
redenen geen ijsje krijgt, opeens luid en duidelijk.
Ja.
“Ik vond het zo’n
hartstikke leuk stukje!”
Pff. Schoonebeek
knikt. Juist. Naast hem likt een hond een kind ruw door het gelaat,
waarop het kind een vreselijke keel op zet. De respectievelijke
eigenaars van hond en kind wisselen verwijten uit. Schoonebeek
krijgt het benauwd. Bedankt voor de koffie. En voor het compliment.
En verlaat dan ras het peuterparadijs. Pas bij de bakker merkt hij
dat hij zijn haringen bij Alice heeft achterlaten. |