Flinterhaven,
woensdag 12 november 1997
08.00 uur: Op de kade
De kadelichten zijn ontstoken en mengen zich in de
boordlichten van de Flinterhaven, die het geopende ruim tot aan het
eerste tussenschot verkennen.
De beide kranen komen tot leven; de trucks heffen de
reuzerollen papier en beginnen af en aan te rijden vanuit de honderden
meters lange loods, die zich geopend heeft.
"Tering, wat is het koud", stijgt in
rooksignalen op vanuit de gewatteerde stuwadoors die met lange staken de
hijsjurken over de staande rollen papier laten glijden. De ballijnen
worden aangetrokken zodat in kaarsrechte stand twee rollen
tegelijkertijd, hand in hand, in de diepte van het ruim verdwijnen en,
als vertraagd door hun enorme gewicht, het schip in verleidelijke
beweging brengen, waarna de scherp toeziende mannen op de hijsbrug na
elke geslaagde landing steeds goedkeurend de handen opsteken.
Ik keerde mijn blik in de richting van de zee, overzag
de vlokkige ijsvlakte, waarboven eilanden leken op te stijgen en neer te
dalen, om in zacht kleurende grijzen te worden gewiegd; de Finse adem
die de ochtend leven in blies.
14.00 uur: Kemi, de papierfabriek
De kapitein onderhield al een jarenlange vriendschap met
de man die vanuit Kemy Shipping Oy de schepen van rederij de Flinter met
raad en daad bijstond. Gekend als formule 1-coureur, thans in Opel
Ascona met spikes op de banden, wilde hij graag bij wijze van
vriendendienst ons tussen de bedrijven door naar de havenstad Kemi
brengen. Vanaf de kade reed hij eerst langs de aangemeerde ijsbreker en
hij vertelde onderweg naar het havenkantoor, waar wat papieren op hem
lagen te wachten, dat hij met zijn kostbare lading - wij dus - wat
kalmer aan zou doen, maar kon niet nalaten op de tussenkade de auto in
één slag te keren en schuivend over de aangevroren sneeuw zijn vehikel
tot stilstand te brengen.
Op de weg naar Kemi sloegen we rechts af naar de
megalomane papierfabriek, waar de Flinterhaven de lading papier van
betrok. Een uitgestrekt gebouwencomplex blies wolken stoom de hemel in
en daarachter werd vanuit de zijwand van een bulkschip een onafzienbare
hoeveelheid korte boomstammetjes gelost die moest dienen als grondstof
voor het papier.
De vlakte leek een gestrekt, in moten gehakt bos van
gebladerte en takken ontdaan, overdekt door de sneeuw waarin de
rondingen van de duizenden stammetjes zich aftekenden.
De papierfabriek oogde als een stad die de ommelanden
domineerde en die als een Holle Bolle Gijs de zee over galmde:
"Papier hier!, papier hierrrrr!!"
15.00 uur: Kemi, de stad onder de poolcirkel
Mr. Shipping keerde met volle vaart de papierfabriek de
rug toe en verhaalde hoe hij was geboren aan de poolcirkel, zo’n
honderdtwintig kilometer ten noorden van Kemi. Zijn vriendin woonde nog
tweehonderd kilometer noordelijker, waar de temperatuur inmiddels was
gedaald boven de twintig graden onder nul. Bij zijn vertrek zwaaide ze
altijd van achter de driedubbele ramen, die bedekt waren met ijsbloemen.
We gleden de hoofdstraat van Kemi in en spraken af dat
we om vier uur uur op dezelfde plek zouden staan voor een lift terug
naar de haven. Martin, de student, of in scheepstermen aangeduid: kadet,
was even bevrijd van zijn plaaggeesten, die hem dagelijks verbaal
kielhaalden.
Vlak bij Kemi woont de kerstman, inmiddels uitgebaat als
een toeristische attractie van de eerste orde. Mochten we in de haven
vastvriezen dan zou kadet Martin voor de feestelijke kerststemming
zorgen en hij schafte zich terstond een heuse lange rode puntmuts aan,
afgezet met ijsberenbont.
We gingen op zoek naar de kerk die we eerder in het
voorbijgaan hadden gezien en vonden deze in de buurt van het
cultuurpaleis, dat gelijkenis vertoonde met de van eerdere reizen in
Oosteuropese landen gekende architectuur en interieurs. Een gelijkenis
die ook in stratenplan, woonkazernes en villa’s was terug te lezen.
Kemi bruis? Nee, Kemi bruis nie!
19.00 uur: Het laden
Vanmorgen werden de luiken van de ruimen met de rijdende
laadbrug door de eerste stuurman opengelegd. Nu, tien uur later, staan
de verticaal gestapelde rollen papier in het ruim als een leger in het
gelid, massief geklemd tussen de scheepswanden. In het voorruim worden
de rollen overdwars geplaatst, opgestapeld als grote dikke boomstammen
met honderden jaarringen in het zicht.
Gejurkt dalen de rollen in het tweede ruim neer, voeren
een ijzige striptease uit en klinken aaneen als golven in de zee.
De trucks op de kade volgen de ingewikkelde patronen van
een ingestudeerde choreografie om de gang van de kranen in een pas de
deux te lijmen met de ruimen van het schip; het schip dat aan de hand
meedeint op het ritme van de paukenslagen van massief papier.
Nu, om 20.00 uur, legt de tweede stuurman de luiken weer
dicht voor de nacht. Morgen zal de balletmeester zich weer melden in de
vroege ochtend.
Flinterhaven
donderdag 13 november 1997
06.00 uur: Het lichten van de luiken
Van de sirene en het reflecterende zwaailicht van de
rijdende brug die de luiken van de ruimen licht, wordt ik wakker. Het is
aardedonker. De kadelichten zijn nog niet ontstoken.
Gaandeweg komt weer het inmiddels vertrouwde ritme van
het hijsen en neerdalen van de gejurkte tweelingrollen papier op gang,
op weg naar de 6000 ton, de last die het schip kan dragen.
De grijze ochtend kondigt zich aan met dansende, fijne
regendruppeltjes, nauwelijks waarneembaar maar funest voor het papier.
Een nieuw ritme wordt die dag toegevoegd. Het steeds bij opkomende
regenbuien weer dichten van de ruimen; dan weer openen bij elke
opklaring die zich nauwelijks van de neervallende druilregen
onderscheidt, totdat de avond opkomt en geruisloos overgaat in de nacht.
De sneeuw neemt de regen zachtjes over en de wind blaast de kade leeg.
Bij het zeemanshuis op de kop van de kade gaat de deur
open en worden de werkmansploegen opgeslokt. Het schip is ongemerkt
enkele meters dieper in het koude water verzonken; de trossen hangen
slap en het ijs in de haven schurkt zich aan de invallende duisternis.
14.00 uur: 21.000 paardenkrachten
Vanmiddag waren we uitgenodigd door de trotse kapitein
van het nieuwe megaschip dat voor anker lag in de haven van de
papierfabriek en dat de vrachtdienst onderhield tussen Kemi en de Duitse
havenstad Kiel. Bij de laad- en loskade aangekomen, ontwaarden we een
futuristisch vaartuig dat de laadkleppen geopend had en waardoor we zo
met de auto over de hellingbanen naar binnen konden rijden, bergopwaarts
tot op het dek waarop de containers gestapeld werden. Trucks met enorme
lorry’s waarop de grote rollen papier met vierentwintig stuks tegelijk
aaneengestapeld stonden, reden de ruimen van het schip binnen. De
laadvloeren leken indoor sportvelden; wit gemarkeerde vakken die
moeiteloos herkend werden door de heftrucks die de lorry’s in een
razend tempo van hun last bevrijdden, zodat ze opgelucht het schip weer
uitgemanoeuvreerd werden op zoek naar hun volgende last.
De brug bleek het uiterlijk van de cockpit van een
ruimteschip te hebben terwijl de machinekamer oogde als een monstrueuze
fabriekshal met in het hart daarvan de diesel met 16 cilinders die zich
schrap zette om de 21.000 paardenkrachten op volle zee met stormwind
tegen in galop op te jagen tot een snelheid van wel 17 knopen.
19.00 uur Seamans Mission Kemi
Op de kop van de haven lag het verweerde houten
zeemanshuis waar een schuchtere grijzende dame de zeelui een gevoel van
warme genegenheid gaf. Bij binnenkomst was er verse koffie en thee bij
wijze van eerste welkom.
Het voorste gedeelte werd volledig in beslag genomen
door de winkel met daarin te koop tal van attributen die zeelui die
maanden of soms wel jaren onderweg zijn goed konden gebruiken, maar
bovenal lagen snuisterijen uitgestald, vervaardigd door de lappen: benen
medaillons met mysterieuze tekens, geheimzinnige poeders in holle
beenderpijpjes met magische krachten voor de viriliteit, en prachtige
messen, in versierde lederen schachten om de weerbarstige arctische
natuur te kunnen trotseren.
Ter ontspanning staat zijdelings het poolbiljart met
halve en hele ballen en versleten keu’s waarmee de verschillende
nationaliteiten elkaar goedaardig bestrijden. Om de telefoon te
bereiken, de enige connectie met het thuisfront, loop je door een
geïmproviseerde kapel met banken, omkleed met rendierhuiden, sacraal
opgesteld, wachtend op de winter, vol piëteit de rust brengend voor de
reizigers overzee.
Flinterhaven
vrijdag 14 november 1997
10.00 uur: Sneeuw
In de vroegste ochtend, het laatste van de nacht,
begonnen de matrozen sneeuw te ruimen. Dik en wit hielden de luiken de
ruimen gesloten totdat in grote banen de sneeuw werd weggeschoven. Even
kon het ritueel van het laden weer beginnen. De sneeuw meldde zich
opnieuw en wenkte onverbiddelijk de stuwadoors van de kade; het moest
uit zijn met die bedrijvigheid.
Deze uren zijn we bij het komen van het licht de
kustlijn gaan verkennen, wegzakkend in de opgehoopte sneeuw. Pas voor
pas, grote gaten in het glinsterende sneeuwdek achterlatend, ploegden we
door het verlaten berkenbos dat de zee wilde raken en het wit van de
schors had opgetuigd met gevlokte, gekartelde stroken, die lopend over
de uitstaande takken deze dwongen tot een lichte buiging en als een
krijttekening de donkergrijze lucht belijnden.
Verscholen in dit sacrale bos ontwaarde ik plots de
toren van mijn ‘paleis om vier uur in de ochtend’; vanuit het niet
torende hij omhoog, solitair, het zicht houdend op de zee die bij elke
stap in haar richting veranderde van gloed. Even dacht ik iemand te
ontwaren; het was een lichte aarzeling in de grauwe lucht.
15.00 uur: Zonsondergang
Drie andere schepen waren de haven van Kemi
binnengelopen. Een oud schip lag achter ons afgemeerd aan de dezelfde
kade om hout te laden. Aan de tegenoverliggende kade lag een Oostduits
schip om dezelfde rollen papier in de ruimen te laten verdwijnen. Het
weer was opgeklaard.
Voorbij de loods lag in het andere havenbekken een reus
van een schip met een roestige huid. De brug en de scheepskranen
torenden hoog boven het zadeldak van lange loods uit. Dat schip verzwolg
de stapels hout alsof het van de honger aan de wal gekomen was. Aan de
kop van de haven aangekomen viel over de schemer de donkerte van de
nacht.
Vanuit de loopgraven aan de horizon verscheen het vuur
van een brandende stad, doorsneden door inktzwarte wolken die de zee
azijngroen kleurden; de drijvende ijsvelden herhaalden de schaduw in
botsing met het weerkaatsende oplaaiende purper. De poorten van de hel
openden zich; duivels met drietanden fladderden westwaarts op de
aanwakkerende wind. We zouden de haven spoedig moeten verlaten.
19.00 uur: De vlucht
Over de kadevlakte kwam de havenloods onze richting op
en besteeg via de loopplank de brug. De trossen werden gelost en het
schip zwenkte achterwaarts de haven uit, draaide om zijn as totdat het
baken Kemi 3 wenkte in de richting van de Botnische Baai.
20.00 uur: De Witte nacht
De Flinterhaven ploegde traag door de ijsvelden. Vanaf
de boeg omsluierde een bruidsjurk het schip met daarachter een lange
sleep tot in de haven, geplooid de punten van de sleep, naar het leek
opgepakt door de kranen op de verlaten kade die figureerden als
bruidsjonkers. De ijsschotsen schoven onzichtbaar aaneengeregen
langszij. De loodsboot naderde hoorbaar; een varende piste waarop de
kleine loods met een sierlijke sprong belandde. De scheepslichten konden
worden gedoofd, die eerder bij het ontsteken de lange ijspegels met
kristallen gerinkel van zich af hadden geschud. De boeg was in diepe
duisternis gehuld; de achtersteven verstrikt geraakt in een flonkerend
spoor tot aan de oranje knipperende lichtbakens aan de mond van de uit
het zicht verdwenen haven. De oplichtende stralenkrans die over de
papierfabriek was neergedaald kaatste hoog tegen de hemel waarin de
witte rookpluimen, die zich in oostelijke richting bewogen, ten slotte
opgingen in een bleek opkomend noorderlicht.
Terwijl ik me omkeerde op de brug vielen de
wolkenformaties in stukken uiteen en liet de eerder daarachter
verscholen volle maan haar bleke schijnselvloed neervlijen op het
laatste ijsveld dat de Flinterhaven omsingelde. De zachte nevel die
ongemerkt was komen opzetten, werd kil verdreven tot ver over de horizon,
zodat baken Kemi 1 de poort opende van de Botnische Golf. We zetten
koers naar Nordvalen in het hart van de Oostzee, ergens ver van de
wijkende kustlijn.
Flinterhaven
zaterdag 15 november 1997
07.00 uur: Simon op de brug
De kapitein en de stuurlui lopen om beurten vier uur de
wacht. De eerste stuurman lost de tweede stuurman om vier uur in de
ochtend af. Elke ochtend ga ik voor het ontbijt naar de brug om de
nieuwe dag te begroeten, de zeewind op te snuiven en de sporen van het
eerste ochtendgloren over de horizon te zien kieren.
Simon is donderdag aan boord gekomen om de eerste
stuurman, Paddy, te vervangen. Vergezeld door zijn onafscheidelijke
Brandaris zal hij drie maanden varen op de Flinterhaven, de koers in het
oog houden, de lading en het schip verzorgen, bijgestaan door de
bootsman en de twee matrozen, en de kadet alles leren over
stuurmanskunst.
De rook van zware tabak kringelt vanaf een beweeglijke
opgloeiende stip boven het stuur de ruimte in. Het eerste licht stuitert
tegen de kim en aarzelt. In de verte meldt de vuurtoren Nordvalln zich
en aan stuurboord verraadt een vaal blauwe streep de nabijheid van het
Zweedse eiland Ångesön. We varen tussen Västra Kvarken en Östra
Kvarken, inkomend van de Novra Kvarken. Eerder in de nacht passeerden we
het baken Rata Strogund en later Holmogado bij het eiland Holmon. Simon
stuurman, Simon tuurman.
15.00 uur: De verdwijning van de zon
Ik was blij dat de winter zich had laten zien, grommend
vanaf de poolcirkel, blazend, snuivend, stuiterend over de noordelijke
eilanden aan de Finse kust, zich verschuilend in de haven van Kemi van
waaruit hij vlottend ons achterna kwam en misschien, geholpen door de
noordoostelijke wind over de lage landen die we dezer dagen zouden gaan
passeren ons bij de Noordzee weer zou inhalen.
Van het weerbericht had de winter zich nog niets
aangetrokken, toonde zich kil, wit en tegelijkertijd van de zonzijde, de
zon die in de loop van de nacht het roer van de maan had overgenomen.
Zeventien zeemijlen ver konden wij zien, vrijwel van
kust tot kust. De zon liep plots over de catwalk, showde het ene
kleurige model na het andere, liet alle seizoenen langszij komen en
tooide zich plots in herfstbladeren, verzonk in de vergulde sprei, sloeg
de veren kussens uiteen, plukte de rode sterappels, wreef ze op tot een
blinkende fruitmand en trok zich terug in het neerdwarrelende dons dat
aaneen klitte tot een dikke ons tegemoet rollende deken die het schip
bedekte met de voornacht, overgaand in de avond die langgerekt de nevel
opbond en de zon opslokte voordat die onder de horizon wist te
verdwijnen.
20.00 uur: Jack Daniels
Vandaag penseelde ik de ondergaande zon, het berkenbos,
de rietkragen, de haven bij vertrek en neem nu tot besluit een Jack Daniels.
Flinterhaven
zondag 16 november 1997
00.00 uur: Ik slaap
Onder een weelderig baldakijn wreef ik de slaap uit mijn
ogen en dacht dat ik moest besluiten of ik vandaag nog mijn land wilde
regeren, en aarzelend besloot ik niet te regeren en dat mijn gade, mijn
haven, mijn goed, het best gediend was met een welgemoed begin om deze
dag niet te trotseren met wat anderen begeren.
Ik begaf mij aan het raam dat uitkeek over de Sont, waar
de vijandige armada de lopen richtte en dreigend de aanvalsvlaggen hees
terwijl ter gelukkige wending de opkomende mist de oorlogsvloot het
zicht ontnam.
In de verte hoorde ik de tonen van het orgel, die vanuit
de kapel over de trappen neerdwarrelden en de vroege ochtend begroetten
door de openstaande poort. De koude wind trok naar de toren waarvanuit
het verlichte raam een witte sluier neerdaalde en de flarden van een
angstig stemgeluid weerklonken.
Ik schreed behoedzaam, trede voor trede, naar beneden,
waar een verlaten donkere mantel lag neergevlijd.
Wie, zo vroeg ik me af, is de bezoeker om vier uur in de
ochtend terwijl de scheepskanonnen zijn gericht; was ik maar een
naamloze prins, ongekroond en zonder plicht, misschien een dichter of
een schrijver wellicht.
12.00 uur: De Toverberg
Ik begin te lezen op pagina tweehonderdachtendertig, het
vijfde hoofdstuk, getiteld: "Eeuwigheidssoep en plotselinge
opklaring", van het boek 'De toverberg’ van Thomas Mann. Hij
begint het hoofdstuk met gewag te maken van een verschijnsel waarover de
verteller zich maar beter zelf kan verwonderen, voordat de lezer zich er
op eigen gelegenheid al te zeer over verwondert. Terwijl namelijk de
rekening en verantwoording die ik heb afgelegd over de eerste veertien
dagen van mijn zeereis, een ruimte en tijd verslonden heeft waarvan de
omvang aan onze eigen, half en half uitgesproken verwachting, maar al te
zeer beantwoordt, zal het afdoen van de volgende twee weken van mijn
verblijf aan boord van de Flinterhaven evenveel regels en ogenblikken in
beslag nemen als de eerste bladzijden, katernen, uren en werkdagen
gekost heeft ; in een wip zo voorzien we, zullen deze twee weken achter
ons liggen en bijgezet zijn. Dit zou dus verbazing kunnen wekken; en
toch is het in orde, toch beantwoordt het aan de wetten van vertellen en
luisteren. Want het is in orde en beantwoordt aan deze wetten dat ons de
tijd precies even lang of kort valt, onze waarneming evenzeer uitzet of
inkrimpt als in de ogen van de zo onverwachts overrompelde ‘held’ in
ons verhaal - mijn eigen persoon - en het kan dienstig zijn, de lezer in
verband met de geheimen van de tijd op nog heel andere wonderen en
fenomenen dan hetgeen zich thans aan ons opdringt voor te bereiden
omwille van dat wat komen gaat.
12.30 uur: Eeuwigheidssoep
Voor het moment is het voldoende dat iedereen zich te
binnen brengt hoe snel een reeks, en zelfs een ‘lange’ reeks dagen,
die men in de vaart doorbrengt, voorbijgaat; het is één en dezelfde
dag, die zich telkens herhaalt; maar juist omdat het één en dezelfde
is, is het op de keeper beschouwd minder correct van ‘herhaling’ te
spreken - er kan veel beter gesproken worden van eenvormigheid, van een
duurzaamheid nu of van de eeuwigheid. De middagsoep wordt je gebracht,
zoals zij je gisteren gebracht is en morgen gebracht zal worden. En op
hetzelfde moment heb je het te pakken - je weet niet hoe of wat; het
begint je te duizelen, als je de soep ziet komen, de tijdsvormen
vervagen, vloeien ineen, en wat zich aan je openbaart als de ware vorm
van het zijn, is een stilstaand moment, waarin je eeuwig en altijd de
soep gebracht wordt.
Met betrekking tot de eeuwigheid van tijd te spreken,
die je lang of kort valt, zou echter zeer paradoxaal zijn; en paradoxen
willen we vermijden, zeker in de omgang met onze ‘held’.
Coocky verscheen in de deuropening met de dampende
eeuwigheidssoep voor deze zondag die die van de vorige zondag uit de
herinnering zou wissen.
16.00 uur: De deining
Na het zondagsmaal verliet ik ongemerkt de Toverberg van
Thomas Mann, vergezeld van de groet "welbekomen" verloor ik de
tijd die een eeuwigheid scheen, zo roerloos lag het schip in de vlakke
zee, droomde ik weg in het weidse niets; niets dan leegte omringde mij
voleindigd door het omgevende egale lichtende grijs dat hemel en aarde
aan elkaar verbond, naadloos tot een glazen bol versmolt waarin ik
voortzweefde, mezelf weerspiegeld zag op een vliegend tapijt, te ruste
lag tot aan het einde der tijden; volledige rust dat was de dood, de
natuur die tot stilstand was gekomen; de golfslag die was verdwenen, het
licht weggetrokken uit mijn ogen, mijn gedachten in het niets opgegaan;
ik was op reis, op eeuwige reis, verloren gegaan.
Opgaande in mijn lot werd ik opgeschrikt door de
vallende asbak die van tafel was gegleden en de inhoud spontaan geledigd
had in mijn schoen naast mijn kooi; mijn schoen die als een
zevenmijlslaars gereed stond om de voor mij verloren gegane tijdsspanne
in te halen in de eeuwigheid van de tijd. Dom natuurlijk omdat de
eeuwigheid geen verloren gegane spanne tijds zal missen van welke omvang
ook.
Het schip maakte trage slagen van stuurboord naar
bakboord of van bakboord naar stuurboord, de deining die als het anker
van een klok me ritmisch terughaalde in de reis over de Oostzee.
17.00 uur: Stora Karlsö en Lilla Karlsö
De beide kusten, van Finland en Zweden, liggen bezaaid
met eilanden en rotsige ondiepten waarlangs het schip moet laveren. In
de vroegste ochtend, bevriend met de nacht, passeerden we Svenska
Högarna ten teken dat we de Baltische zee waren op gevaren. Nog in het
duister maten we WP 06.30 uur de ondiepte Kopparstenarna en tegen het
opkomende licht verscheen aan de horizon de basalte kustlijn van Gotska
Sandön aan bakboord.
Uiteindelijk zullen we deze dag een groet brengen aan
Stora Karlsö en Lilla Karlsö waarna we ten slotte in het donker weer
Öland bereiken. De zondag op de helft van november heeft de zon
verborgen gehouden voor de dag en als de maan hetzelfde lot is beschoren
dan valt de nacht antraciet over ons heen, daarna de nakende ochtend die
in de reeks van de tijd de nacht zal opvolgen.