HOME
FLINTERHAVEN


Flinterhaven - Wilde vaart
Najaar 1997

 
  'Flinterhaven - Wilde vaart' is het reisjournaal dat beeldend kunstenaar Jan Doms in het najaar van 1997 schreef aan boord van de Flinterhaven op een reis van Hamburg naar Ghandia.

AFLEVERING 3
Kemi, Botnische Golf, Oostzee

Klik hier onder op illustraties of bijschrift voor een vergroting
.

Flinterhaven, woensdag 12 november 1997

08.00 uur: Op de kade

De kadelichten zijn ontstoken en mengen zich in de boordlichten van de Flinterhaven, die het geopende ruim tot aan het eerste tussenschot verkennen.

De beide kranen komen tot leven; de trucks heffen de reuzerollen papier en beginnen af en aan te rijden vanuit de honderden meters lange loods, die zich geopend heeft.

"Tering, wat is het koud", stijgt in rooksignalen op vanuit de gewatteerde stuwadoors die met lange staken de hijsjurken over de staande rollen papier laten glijden. De ballijnen worden aangetrokken zodat in kaarsrechte stand twee rollen tegelijkertijd, hand in hand, in de diepte van het ruim verdwijnen en, als vertraagd door hun enorme gewicht, het schip in verleidelijke beweging brengen, waarna de scherp toeziende mannen op de hijsbrug na elke geslaagde landing steeds goedkeurend de handen opsteken.

Ik keerde mijn blik in de richting van de zee, overzag de vlokkige ijsvlakte, waarboven eilanden leken op te stijgen en neer te dalen, om in zacht kleurende grijzen te worden gewiegd; de Finse adem die de ochtend leven in blies.

14.00 uur: Kemi, de papierfabriek

De kapitein onderhield al een jarenlange vriendschap met de man die vanuit Kemy Shipping Oy de schepen van rederij de Flinter met raad en daad bijstond. Gekend als formule 1-coureur, thans in Opel Ascona met spikes op de banden, wilde hij graag bij wijze van vriendendienst ons tussen de bedrijven door naar de havenstad Kemi brengen. Vanaf de kade reed hij eerst langs de aangemeerde ijsbreker en hij vertelde onderweg naar het havenkantoor, waar wat papieren op hem lagen te wachten, dat hij met zijn kostbare lading - wij dus - wat kalmer aan zou doen, maar kon niet nalaten op de tussenkade de auto in één slag te keren en schuivend over de aangevroren sneeuw zijn vehikel tot stilstand te brengen.

Op de weg naar Kemi sloegen we rechts af naar de megalomane papierfabriek, waar de Flinterhaven de lading papier van betrok. Een uitgestrekt gebouwencomplex blies wolken stoom de hemel in en daarachter werd vanuit de zijwand van een bulkschip een onafzienbare hoeveelheid korte boomstammetjes gelost die moest dienen als grondstof voor het papier.

De vlakte leek een gestrekt, in moten gehakt bos van gebladerte en takken ontdaan, overdekt door de sneeuw waarin de rondingen van de duizenden stammetjes zich aftekenden.

De papierfabriek oogde als een stad die de ommelanden domineerde en die als een Holle Bolle Gijs de zee over galmde: "Papier hier!, papier hierrrrr!!"

15.00 uur: Kemi, de stad onder de poolcirkel

Mr. Shipping keerde met volle vaart de papierfabriek de rug toe en verhaalde hoe hij was geboren aan de poolcirkel, zo’n honderdtwintig kilometer ten noorden van Kemi. Zijn vriendin woonde nog tweehonderd kilometer noordelijker, waar de temperatuur inmiddels was gedaald boven de twintig graden onder nul. Bij zijn vertrek zwaaide ze altijd van achter de driedubbele ramen, die bedekt waren met ijsbloemen.

We gleden de hoofdstraat van Kemi in en spraken af dat we om vier uur uur op dezelfde plek zouden staan voor een lift terug naar de haven. Martin, de student, of in scheepstermen aangeduid: kadet, was even bevrijd van zijn plaaggeesten, die hem dagelijks verbaal kielhaalden.

Vlak bij Kemi woont de kerstman, inmiddels uitgebaat als een toeristische attractie van de eerste orde. Mochten we in de haven vastvriezen dan zou kadet Martin voor de feestelijke kerststemming zorgen en hij schafte zich terstond een heuse lange rode puntmuts aan, afgezet met ijsberenbont.

We gingen op zoek naar de kerk die we eerder in het voorbijgaan hadden gezien en vonden deze in de buurt van het cultuurpaleis, dat gelijkenis vertoonde met de van eerdere reizen in Oosteuropese landen gekende architectuur en interieurs. Een gelijkenis die ook in stratenplan, woonkazernes en villa’s was terug te lezen.

Kemi bruis? Nee, Kemi bruis nie!

19.00 uur: Het laden

Vanmorgen werden de luiken van de ruimen met de rijdende laadbrug door de eerste stuurman opengelegd. Nu, tien uur later, staan de verticaal gestapelde rollen papier in het ruim als een leger in het gelid, massief geklemd tussen de scheepswanden. In het voorruim worden de rollen overdwars geplaatst, opgestapeld als grote dikke boomstammen met honderden jaarringen in het zicht.

Gejurkt dalen de rollen in het tweede ruim neer, voeren een ijzige striptease uit en klinken aaneen als golven in de zee.

De trucks op de kade volgen de ingewikkelde patronen van een ingestudeerde choreografie om de gang van de kranen in een pas de deux te lijmen met de ruimen van het schip; het schip dat aan de hand meedeint op het ritme van de paukenslagen van massief papier.

Nu, om 20.00 uur, legt de tweede stuurman de luiken weer dicht voor de nacht. Morgen zal de balletmeester zich weer melden in de vroege ochtend.


Flinterhaven donderdag 13 november 1997

06.00 uur: Het lichten van de luiken

Van de sirene en het reflecterende zwaailicht van de rijdende brug die de luiken van de ruimen licht, wordt ik wakker. Het is aardedonker. De kadelichten zijn nog niet ontstoken.

Gaandeweg komt weer het inmiddels vertrouwde ritme van het hijsen en neerdalen van de gejurkte tweelingrollen papier op gang, op weg naar de 6000 ton, de last die het schip kan dragen.

De grijze ochtend kondigt zich aan met dansende, fijne regendruppeltjes, nauwelijks waarneembaar maar funest voor het papier. Een nieuw ritme wordt die dag toegevoegd. Het steeds bij opkomende regenbuien weer dichten van de ruimen; dan weer openen bij elke opklaring die zich nauwelijks van de neervallende druilregen onderscheidt, totdat de avond opkomt en geruisloos overgaat in de nacht. De sneeuw neemt de regen zachtjes over en de wind blaast de kade leeg.

Bij het zeemanshuis op de kop van de kade gaat de deur open en worden de werkmansploegen opgeslokt. Het schip is ongemerkt enkele meters dieper in het koude water verzonken; de trossen hangen slap en het ijs in de haven schurkt zich aan de invallende duisternis.

14.00 uur: 21.000 paardenkrachten

Vanmiddag waren we uitgenodigd door de trotse kapitein van het nieuwe megaschip dat voor anker lag in de haven van de papierfabriek en dat de vrachtdienst onderhield tussen Kemi en de Duitse havenstad Kiel. Bij de laad- en loskade aangekomen, ontwaarden we een futuristisch vaartuig dat de laadkleppen geopend had en waardoor we zo met de auto over de hellingbanen naar binnen konden rijden, bergopwaarts tot op het dek waarop de containers gestapeld werden. Trucks met enorme lorry’s waarop de grote rollen papier met vierentwintig stuks tegelijk aaneengestapeld stonden, reden de ruimen van het schip binnen. De laadvloeren leken indoor sportvelden; wit gemarkeerde vakken die moeiteloos herkend werden door de heftrucks die de lorry’s in een razend tempo van hun last bevrijdden, zodat ze opgelucht het schip weer uitgemanoeuvreerd werden op zoek naar hun volgende last.

De brug bleek het uiterlijk van de cockpit van een ruimteschip te hebben terwijl de machinekamer oogde als een monstrueuze fabriekshal met in het hart daarvan de diesel met 16 cilinders die zich schrap zette om de 21.000 paardenkrachten op volle zee met stormwind tegen in galop op te jagen tot een snelheid van wel 17 knopen.

19.00 uur Seamans Mission Kemi

Op de kop van de haven lag het verweerde houten zeemanshuis waar een schuchtere grijzende dame de zeelui een gevoel van warme genegenheid gaf. Bij binnenkomst was er verse koffie en thee bij wijze van eerste welkom.

Het voorste gedeelte werd volledig in beslag genomen door de winkel met daarin te koop tal van attributen die zeelui die maanden of soms wel jaren onderweg zijn goed konden gebruiken, maar bovenal lagen snuisterijen uitgestald, vervaardigd door de lappen: benen medaillons met mysterieuze tekens, geheimzinnige poeders in holle beenderpijpjes met magische krachten voor de viriliteit, en prachtige messen, in versierde lederen schachten om de weerbarstige arctische natuur te kunnen trotseren.

Ter ontspanning staat zijdelings het poolbiljart met halve en hele ballen en versleten keu’s waarmee de verschillende nationaliteiten elkaar goedaardig bestrijden. Om de telefoon te bereiken, de enige connectie met het thuisfront, loop je door een geïmproviseerde kapel met banken, omkleed met rendierhuiden, sacraal opgesteld, wachtend op de winter, vol piëteit de rust brengend voor de reizigers overzee.


Flinterhaven vrijdag 14 november 1997

10.00 uur: Sneeuw

In de vroegste ochtend, het laatste van de nacht, begonnen de matrozen sneeuw te ruimen. Dik en wit hielden de luiken de ruimen gesloten totdat in grote banen de sneeuw werd weggeschoven. Even kon het ritueel van het laden weer beginnen. De sneeuw meldde zich opnieuw en wenkte onverbiddelijk de stuwadoors van de kade; het moest uit zijn met die bedrijvigheid.

Deze uren zijn we bij het komen van het licht de kustlijn gaan verkennen, wegzakkend in de opgehoopte sneeuw. Pas voor pas, grote gaten in het glinsterende sneeuwdek achterlatend, ploegden we door het verlaten berkenbos dat de zee wilde raken en het wit van de schors had opgetuigd met gevlokte, gekartelde stroken, die lopend over de uitstaande takken deze dwongen tot een lichte buiging en als een krijttekening de donkergrijze lucht belijnden.

Verscholen in dit sacrale bos ontwaarde ik plots de toren van mijn ‘paleis om vier uur in de ochtend’; vanuit het niet torende hij omhoog, solitair, het zicht houdend op de zee die bij elke stap in haar richting veranderde van gloed. Even dacht ik iemand te ontwaren; het was een lichte aarzeling in de grauwe lucht.

15.00 uur: Zonsondergang

Drie andere schepen waren de haven van Kemi binnengelopen. Een oud schip lag achter ons afgemeerd aan de dezelfde kade om hout te laden. Aan de tegenoverliggende kade lag een Oostduits schip om dezelfde rollen papier in de ruimen te laten verdwijnen. Het weer was opgeklaard.

Voorbij de loods lag in het andere havenbekken een reus van een schip met een roestige huid. De brug en de scheepskranen torenden hoog boven het zadeldak van lange loods uit. Dat schip verzwolg de stapels hout alsof het van de honger aan de wal gekomen was. Aan de kop van de haven aangekomen viel over de schemer de donkerte van de nacht.

Vanuit de loopgraven aan de horizon verscheen het vuur van een brandende stad, doorsneden door inktzwarte wolken die de zee azijngroen kleurden; de drijvende ijsvelden herhaalden de schaduw in botsing met het weerkaatsende oplaaiende purper. De poorten van de hel openden zich; duivels met drietanden fladderden westwaarts op de aanwakkerende wind. We zouden de haven spoedig moeten verlaten.

19.00 uur: De vlucht

Over de kadevlakte kwam de havenloods onze richting op en besteeg via de loopplank de brug. De trossen werden gelost en het schip zwenkte achterwaarts de haven uit, draaide om zijn as totdat het baken Kemi 3 wenkte in de richting van de Botnische Baai.

20.00 uur: De Witte nacht

De Flinterhaven ploegde traag door de ijsvelden. Vanaf de boeg omsluierde een bruidsjurk het schip met daarachter een lange sleep tot in de haven, geplooid de punten van de sleep, naar het leek opgepakt door de kranen op de verlaten kade die figureerden als bruidsjonkers. De ijsschotsen schoven onzichtbaar aaneengeregen langszij. De loodsboot naderde hoorbaar; een varende piste waarop de kleine loods met een sierlijke sprong belandde. De scheepslichten konden worden gedoofd, die eerder bij het ontsteken de lange ijspegels met kristallen gerinkel van zich af hadden geschud. De boeg was in diepe duisternis gehuld; de achtersteven verstrikt geraakt in een flonkerend spoor tot aan de oranje knipperende lichtbakens aan de mond van de uit het zicht verdwenen haven. De oplichtende stralenkrans die over de papierfabriek was neergedaald kaatste hoog tegen de hemel waarin de witte rookpluimen, die zich in oostelijke richting bewogen, ten slotte opgingen in een bleek opkomend noorderlicht.

Terwijl ik me omkeerde op de brug vielen de wolkenformaties in stukken uiteen en liet de eerder daarachter verscholen volle maan haar bleke schijnselvloed neervlijen op het laatste ijsveld dat de Flinterhaven omsingelde. De zachte nevel die ongemerkt was komen opzetten, werd kil verdreven tot ver over de horizon, zodat baken Kemi 1 de poort opende van de Botnische Golf. We zetten koers naar Nordvalen in het hart van de Oostzee, ergens ver van de wijkende kustlijn.


Flinterhaven zaterdag 15 november 1997

07.00 uur: Simon op de brug

De kapitein en de stuurlui lopen om beurten vier uur de wacht. De eerste stuurman lost de tweede stuurman om vier uur in de ochtend af. Elke ochtend ga ik voor het ontbijt naar de brug om de nieuwe dag te begroeten, de zeewind op te snuiven en de sporen van het eerste ochtendgloren over de horizon te zien kieren.

Simon is donderdag aan boord gekomen om de eerste stuurman, Paddy, te vervangen. Vergezeld door zijn onafscheidelijke Brandaris zal hij drie maanden varen op de Flinterhaven, de koers in het oog houden, de lading en het schip verzorgen, bijgestaan door de bootsman en de twee matrozen, en de kadet alles leren over stuurmanskunst.

De rook van zware tabak kringelt vanaf een beweeglijke opgloeiende stip boven het stuur de ruimte in. Het eerste licht stuitert tegen de kim en aarzelt. In de verte meldt de vuurtoren Nordvalln zich en aan stuurboord verraadt een vaal blauwe streep de nabijheid van het Zweedse eiland Ångesön. We varen tussen Västra Kvarken en Östra Kvarken, inkomend van de Novra Kvarken. Eerder in de nacht passeerden we het baken Rata Strogund en later Holmogado bij het eiland Holmon. Simon stuurman, Simon tuurman.

15.00 uur: De verdwijning van de zon

Ik was blij dat de winter zich had laten zien, grommend vanaf de poolcirkel, blazend, snuivend, stuiterend over de noordelijke eilanden aan de Finse kust, zich verschuilend in de haven van Kemi van waaruit hij vlottend ons achterna kwam en misschien, geholpen door de noordoostelijke wind over de lage landen die we dezer dagen zouden gaan passeren ons bij de Noordzee weer zou inhalen.

Van het weerbericht had de winter zich nog niets aangetrokken, toonde zich kil, wit en tegelijkertijd van de zonzijde, de zon die in de loop van de nacht het roer van de maan had overgenomen.

Zeventien zeemijlen ver konden wij zien, vrijwel van kust tot kust. De zon liep plots over de catwalk, showde het ene kleurige model na het andere, liet alle seizoenen langszij komen en tooide zich plots in herfstbladeren, verzonk in de vergulde sprei, sloeg de veren kussens uiteen, plukte de rode sterappels, wreef ze op tot een blinkende fruitmand en trok zich terug in het neerdwarrelende dons dat aaneen klitte tot een dikke ons tegemoet rollende deken die het schip bedekte met de voornacht, overgaand in de avond die langgerekt de nevel opbond en de zon opslokte voordat die onder de horizon wist te verdwijnen.

20.00 uur: Jack Daniels

Vandaag penseelde ik de ondergaande zon, het berkenbos, de rietkragen, de haven bij vertrek en neem nu tot besluit een Jack Daniels.


Flinterhaven zondag 16 november 1997

00.00 uur: Ik slaap

Onder een weelderig baldakijn wreef ik de slaap uit mijn ogen en dacht dat ik moest besluiten of ik vandaag nog mijn land wilde regeren, en aarzelend besloot ik niet te regeren en dat mijn gade, mijn haven, mijn goed, het best gediend was met een welgemoed begin om deze dag niet te trotseren met wat anderen begeren.

Ik begaf mij aan het raam dat uitkeek over de Sont, waar de vijandige armada de lopen richtte en dreigend de aanvalsvlaggen hees terwijl ter gelukkige wending de opkomende mist de oorlogsvloot het zicht ontnam.

In de verte hoorde ik de tonen van het orgel, die vanuit de kapel over de trappen neerdwarrelden en de vroege ochtend begroetten door de openstaande poort. De koude wind trok naar de toren waarvanuit het verlichte raam een witte sluier neerdaalde en de flarden van een angstig stemgeluid weerklonken.

Ik schreed behoedzaam, trede voor trede, naar beneden, waar een verlaten donkere mantel lag neergevlijd.

Wie, zo vroeg ik me af, is de bezoeker om vier uur in de ochtend terwijl de scheepskanonnen zijn gericht; was ik maar een naamloze prins, ongekroond en zonder plicht, misschien een dichter of een schrijver wellicht.

12.00 uur: De Toverberg

Ik begin te lezen op pagina tweehonderdachtendertig, het vijfde hoofdstuk, getiteld: "Eeuwigheidssoep en plotselinge opklaring", van het boek 'De toverberg’ van Thomas Mann. Hij begint het hoofdstuk met gewag te maken van een verschijnsel waarover de verteller zich maar beter zelf kan verwonderen, voordat de lezer zich er op eigen gelegenheid al te zeer over verwondert. Terwijl namelijk de rekening en verantwoording die ik heb afgelegd over de eerste veertien dagen van mijn zeereis, een ruimte en tijd verslonden heeft waarvan de omvang aan onze eigen, half en half uitgesproken verwachting, maar al te zeer beantwoordt, zal het afdoen van de volgende twee weken van mijn verblijf aan boord van de Flinterhaven evenveel regels en ogenblikken in beslag nemen als de eerste bladzijden, katernen, uren en werkdagen gekost heeft ; in een wip zo voorzien we, zullen deze twee weken achter ons liggen en bijgezet zijn. Dit zou dus verbazing kunnen wekken; en toch is het in orde, toch beantwoordt het aan de wetten van vertellen en luisteren. Want het is in orde en beantwoordt aan deze wetten dat ons de tijd precies even lang of kort valt, onze waarneming evenzeer uitzet of inkrimpt als in de ogen van de zo onverwachts overrompelde ‘held’ in ons verhaal - mijn eigen persoon - en het kan dienstig zijn, de lezer in verband met de geheimen van de tijd op nog heel andere wonderen en fenomenen dan hetgeen zich thans aan ons opdringt voor te bereiden omwille van dat wat komen gaat.

12.30 uur: Eeuwigheidssoep

Voor het moment is het voldoende dat iedereen zich te binnen brengt hoe snel een reeks, en zelfs een ‘lange’ reeks dagen, die men in de vaart doorbrengt, voorbijgaat; het is één en dezelfde dag, die zich telkens herhaalt; maar juist omdat het één en dezelfde is, is het op de keeper beschouwd minder correct van ‘herhaling’ te spreken - er kan veel beter gesproken worden van eenvormigheid, van een duurzaamheid nu of van de eeuwigheid. De middagsoep wordt je gebracht, zoals zij je gisteren gebracht is en morgen gebracht zal worden. En op hetzelfde moment heb je het te pakken - je weet niet hoe of wat; het begint je te duizelen, als je de soep ziet komen, de tijdsvormen vervagen, vloeien ineen, en wat zich aan je openbaart als de ware vorm van het zijn, is een stilstaand moment, waarin je eeuwig en altijd de soep gebracht wordt.

Met betrekking tot de eeuwigheid van tijd te spreken, die je lang of kort valt, zou echter zeer paradoxaal zijn; en paradoxen willen we vermijden, zeker in de omgang met onze ‘held’.

Coocky verscheen in de deuropening met de dampende eeuwigheidssoep voor deze zondag die die van de vorige zondag uit de herinnering zou wissen.

16.00 uur: De deining

Na het zondagsmaal verliet ik ongemerkt de Toverberg van Thomas Mann, vergezeld van de groet "welbekomen" verloor ik de tijd die een eeuwigheid scheen, zo roerloos lag het schip in de vlakke zee, droomde ik weg in het weidse niets; niets dan leegte omringde mij voleindigd door het omgevende egale lichtende grijs dat hemel en aarde aan elkaar verbond, naadloos tot een glazen bol versmolt waarin ik voortzweefde, mezelf weerspiegeld zag op een vliegend tapijt, te ruste lag tot aan het einde der tijden; volledige rust dat was de dood, de natuur die tot stilstand was gekomen; de golfslag die was verdwenen, het licht weggetrokken uit mijn ogen, mijn gedachten in het niets opgegaan; ik was op reis, op eeuwige reis, verloren gegaan.

Opgaande in mijn lot werd ik opgeschrikt door de vallende asbak die van tafel was gegleden en de inhoud spontaan geledigd had in mijn schoen naast mijn kooi; mijn schoen die als een zevenmijlslaars gereed stond om de voor mij verloren gegane tijdsspanne in te halen in de eeuwigheid van de tijd. Dom natuurlijk omdat de eeuwigheid geen verloren gegane spanne tijds zal missen van welke omvang ook.

Het schip maakte trage slagen van stuurboord naar bakboord of van bakboord naar stuurboord, de deining die als het anker van een klok me ritmisch terughaalde in de reis over de Oostzee.

17.00 uur: Stora Karlsö en Lilla Karlsö

De beide kusten, van Finland en Zweden, liggen bezaaid met eilanden en rotsige ondiepten waarlangs het schip moet laveren. In de vroegste ochtend, bevriend met de nacht, passeerden we Svenska Högarna ten teken dat we de Baltische zee waren op gevaren. Nog in het duister maten we WP 06.30 uur de ondiepte Kopparstenarna en tegen het opkomende licht verscheen aan de horizon de basalte kustlijn van Gotska Sandön aan bakboord.

Uiteindelijk zullen we deze dag een groet brengen aan Stora Karlsö en Lilla Karlsö waarna we ten slotte in het donker weer Öland bereiken. De zondag op de helft van november heeft de zon verborgen gehouden voor de dag en als de maan hetzelfde lot is beschoren dan valt de nacht antraciet over ons heen, daarna de nakende ochtend die in de reeks van de tijd de nacht zal opvolgen.

 


Rietveld kust Kemi 1


Rietveld kust Kemi 2


Berkenbos kust Kemi


Oostzee 1


Mist op de Oostzee


Oostzee 2


Oostzee 3


Oostzee 4

FLINTERHAVEN

BEGIN TEKST

HOME

WORDT VERVOLGD