HOME
FLINTERHAVEN


Flinterhaven - Wilde vaart
Najaar 1997

 
  'Flinterhaven - Wilde vaart' is het reisjournaal dat beeldend kunstenaar Jan Doms in het najaar van 1997 schreef aan boord van de Flinterhaven op een reis van Hamburg naar Ghandia.

AFLEVERING 5
Portugal, Straat van Gibraltar, Marokkaanse kunst, Spanje, Ghandia

Klik hier onder op illustraties of bijschrift voor een vergroting
.

Flinterhaven zaterdag 22 november 1997

07.30 uur: "Good morning Capitano, muchas slinger - slinger."

De laatste dagen waren we al diverse malen opgeschrikt door het geluid van kletterende pannendeksels vanuit de kombuis als het schip weer eens een onverwachtse manoeuvre uithaalde, zwaar overstag ging of alle bewegingen tegelijkertijd maakte. Vele gerechten werden opgediend in een voor ons onbekende mix van stampot of hutspot, waarbij onduidelijk bleef of de kok eerder niet een diner van meerdere gangen op het oog had gehad.

De kapitein opende die ochtend het ontbijt met de opgewekte mededeling dat hij deze nacht toch verdomd lekker geslapen had. Maar, zover wij konden overzien, was hij de enige. Net zoals die keer, toen we ‘s nachts een begin hadden gemaakt met de oversteek van the Bay of Biscay en de rand van de diepzee bereikt werd, hij die volgende ochtend melding maakte van een onverdachte golf van zevenentwintig meter vijftig hoog, waarop het schip zwaar had moeten klimmen; ook toen was hij de enige die in tegenstelling tot alle anderen opgetogen was over die uitzonderlijke deining.

Bij het betreden van de mess met delen van het ontbijt in gestrekte houding tegenovergesteld aan de slagzij die het schip maakte en alle andere delen van het geserveerde ontbijt steeds van tafel wisselden, toen sprak de kok in opperbeste stemming en vol leedvermaak: "Good morning Capitano, muchas slinger - slinger, smmmakelijk eten gentlemèn."

09.00 uur: Schuimgebak en korte broek

In Portugal is het een uur vroeger, zodat we nog in het duister moesten ontbijten. De loutering van de nacht was voelbaar in mijn gestel aanwezig toen ik de brug betrad. Bij opkomende zon begaf ik me naar buiten op de brug aan bakboordzijde en merkte dat met de eerste zonnestralen de temperatuur steeg tot een bepaald aangename hoogte van 15 graden celsius. De zuidelijke warmte diende zich aan en in de lucht barste een feest los van kleurig schuimgebak dat in de rondte zweefde. De bleke maan werd er kennelijk door verrast en bleef van verbazing kleven aan de hemel tot de pastelkleuren wegvloeiden en uiteindelijk een verspreide kudde makke schapen zich vleide in de opkomende ochtendbries.

Even werd ik opgeschrikt door een enorme, vanuit de zee opstijgende reuzenpaddestoel alsof Nagasaki of Hiroshima opnieuw getroffen werden; het was waarschijnlijk de laatste regenzuil van de reeks waarvan er daags tevoren zovele neer waren gestort in de bodemloze zee. Bijna windstil werd het; een oogverblindende zon, die net als wij naar het zuiden koerste. Frank, de tweede stuurman, verscheen aan dek voor de middagwacht en jawel, hij had zich getooid in een korte broek; een ware bezienswaardigheid, dat moet gezegd.

16.00 uur: Dolfijnen

Na het wederom pittige middagmaal, wortelstamp met spekjes en een enorme rookworst, voorafgegaan door uiensoep en afgemaakt met een vruchtenyoghurt, zag ik, zittend in de zon op het dek, dat de zee door de zonnewarmte weer verder tot rust gekomen was; de deining die bleef, was langer geworden en vlakker.

Die middag, dacht ik, zouden de dolfijnen langszij verschijnen; naar zeggen van de kapitein gebeurde dat regelmatig hier voor de kust van Portugal bij ideale weersomstandigheden, zoals nu het geval was. Ik besloot op de brug de wacht te houden op het buitengedeelte, hangend over de reling, door de zonnestralen en de lichte wind die weer naar het zuiden gekeerd was in gezicht en hals gemasseerd, en uit te kijken naar de dolfijnen.

Vele schepen zie ik tegemoetkomen en bezijden ons de schepen die oplopen en meelopen. Een enkele vissersboot die op tonijn vist, kruist ons pad. Maar waar ik ook kijk, geen dolfijn te bekennen; ik zal wachten tot de kapitein weer op de brug verschijnt.

Toch kan ik zeggen dat de zon een heldere kijk geeft op deze Oceaan. Tegen de avond zullen we Lissabon passeren.

19.00 uur: De beloning

Het uur verschil met de door ons aangehouden tijd deed zich gelden. Na het avondmaal ging ik terug naar de brug op het buitenterras aan stuurboord, waar de zon zich bezig hield met de herschepping van het verhaal van de ‘Ark van Noach’. Paarsgewijze trokken de meest exotische dierenparen aan ons voorbij, een krijsend apenpaar waarbij het vrouwtje wellustig op de huid gezeten werd, langgerekte mammoets de slurf ten hemel gestoken, zebra’s , buideldieren en, naarmate de zon over de horizon rolde, veranderden de beestenparen in uitzinnige knuffelbeesten met lange haren, dwergen, dinosaurussen en debatterende slangen. Aan de lange stoet kwam geen einde en uit alle windstreken bleven ze toestromen.

De eerste stuurman had inmiddels een keiharde blues ingezet bij wijze van orkestratie tot op het moment dat hij, opgaande in de muziek, uitriep: "Daar zijn ze!" Zijn blik volgend in de richting van de bruisende boeggolf, zag ik enkele dolfijnen in een losse formatie uit het water springen en met een sierlijke boog daarin weer verdwijnen.

Daarop spurtte ik naar beneden, liep over het hellende dek langs de reddingslijn tot aan de voorplecht, haalde halsbrekende toeren uit om over de rand van het schip te kunnen kijken; maar helaas, ze waren weer in het niet verdwenen. Een beloning niettemin voor een volle dag turen over de Oceaan.

20.30 uur: Cabo Carvoeizo

Op onze vaart zijn we al prachtige namen tegen gekomen op de zeekaarten; namen van havenplaatsen, vuurtorens, burchten en eilanden. Vanmiddag zagen we in de verte twee hele kleine eilanden met de klinkende namen Farilhäo Grande en Isola da Berlenga. Misschien komt het door die prachtige benamingen dat je, ondanks dat het in de verte slechts twee kleine rotspartijen betreft die nauwelijks, vanwege de afstand ook, boven de golven uitkomen, toch een gevoel oproepen van avontuurlijk verlangen; misschien is het ook de weidsheid van het wolkenlandschap dat de eilanden overkoepelt; de rotspartijen zelf kunnen het niet zijn.

Wat zie je in werkelijkheid als je op het einde van de dag bruine schichten boven het wateroppervlak uit ziet springen, die al weer uit je gezichtsveld zijn verdwenen, voordat je ze goed in je op hebt kunnen nemen? Of is het juist zo dat de snelheid waarmee ze uit het beeld verdwijnen er de oorzaak van is dat je dag van eindeloos turen beloond wordt, en dat je poging om ze voor de boeg nog eens te zien buitelen toch die genoegdoening geeft als je met gevaar voor de verdrinkingsdood over de reling hangt en ziet dat de dolfijnen, of mogelijk bruinvissen, verdwenen zijn?

22.00 uur: De avonden; niet van Van 't Reve

Ik weet niet of Van 't Reve ooit een zeereis heeft meegemaakt. De avonden op zo’n schip zouden zeker tot zijn verbeelding spreken; de fantasieën die hij te kooi zou krijgen laat ik maar buiten beschouwing. Tussen zes uur en acht uur dwaalt iedereen wat rond op het schip; begeeft zich naar de brug of knijpt een oogje dicht in zijn hut; schrijft er een brief, en als men dicht onder de kust vaart wordt met de mobiele telefoon contact gezocht met het thuisfront.

Om acht uur keert men terug naar de mess, de huiskamer van het schip waar de tv dan aan staat, net zoals in vrijwel alle huiskamers in een gemiddeld Nederlands gezin. Dan is er wel dat verschil dat er meestal geen enkel kanaal te vinden is dat in beeld en geluid te volgen is, behalve wanneer onder de Nederlandse kust gevaren wordt en dan nog met nauwelijks herkenbare beelden want "Ons ben zunig in Nederland"; de zenders reiken niet verder dan strikt noodzakelijk is.

Dan rest voor wie zich verveelt de voorraad video’s, waarbij er altijd wel iemand is, vanwege het 24-uurs wachtschema die de desbetreffende tape als eens gezien heeft en om die reden afhaakt. Tot tien uur houdt een enkeling dat vol en dan is de avond weer voorbij. Van zeemansleven in de huiskamer, de mess van het schip, is van acht tot tien uur nauwelijks sprake. Aan wal in Rio de Janeiro, de Caribiën daar, zo hebben we vernomen, daar ligt het echte zeemanshart in de huiskamer die havenstad heet.


 

Flinterhaven zondag 23 november 1997

07.00 uur: Salvador Dali

In mijn jongste jaren werd ik tijdens mijn eerste lessen kunstgeschiedenis op de middelbare school enorm getroffen door de surrealistische beelden en geschriften van De Chirico en André Breton. Spectaculair vond ik de schilderijen en het optreden van Salvador Dali. De meest waanzinnige beelden trokken aan mij voorbij. Zo weet ik mij nog te herinneren dat ik in 1969 in Parijs was en daar, naar ik meen in het Grand-Palais, een overzichtstentoonstelling van deze Spaanse surrealist, absurdist, te zien was met uitzinnige figuren in wonderlijke en in bijzonder weidse kleuren gehulde landschappen. Eenmaal op de academie werd je gewapend tegen deze ‘wanbeelden’ door het voor Nederland zo typische steile calvinistische gevoel voor het geordende polderlandschap, gereduceerd tot horizontalen en verticalen, wit en zwart, en als het niet anders kon, weerhouden door de zegeningen van de primaire kleuren, weersproken in ieder geval door de gründliche principes van het Bauhaus. Nou ja, bij wijze van spielerei mocht je je nog wel inlaten met Dada, met als contrapunt de O-beweging, Fluxes, en zo werd je afgeleid van het in de ogen van de academie vermaledijde zuidelijke temperament, de passie en andere eigenschappen die je maar in je vrije tijd moest beoefenen.

Gelukkig wist ik mijn onbevangenheid, anderen noemden dat mijn naïviteit, te hervinden via de Russische avant-garde met de agit-prop (agitatie - propaganda) op treinen en boten, zeg maar graffiti avant la lettre, de reizende kunst van de vitaliteit, doorkruist met suprematistische en constructivistische exploraties, visionaire architectuur en planologie, revolutionair theater voor het volk, filmexperimenten, performances op straat met radijzen in het knoopsgat en lepels gestoken in oren en neus als radicaal protest tegen de heersende bourgeoisie.

Wat ik wilde zeggen: ik zag deze ochtend een zonsopgang, georkestreerd door wijlen Salvador Dali, waarvan ik wel moest houden; je ertegen verzetten, was zinloos.

10.00 uur: Daar heb je Flipper

Toen de laatste surrealistische taferelen uit de hemel verdwenen waren en een achterop komende storm door de kerende wind in de richting van de Portugese kust achter ons verdween, was de lucht vrijwel schoongeveegd en leek de resterende wind nog een warme zucht, een getrouwe van de opklimmende zon geworden.

We begaven ons aan dek in de hoop nog een glimp op te vangen van de dolfijnen die daar rond moesten waren. In de verte aan bakboord spatte het water op en een school dolfijnen kwam springend over het golvende water naar de bulb van de Flinterhaven gesneld. De dolfijnen namen de kop over en maakten reuzensprongen voor de boeg, zwenkten plotseling af naar stuurboord en doken bij wijze van afscheid over de boeg- en hekgolven om vervolgens weer in het niet te verdwijnen. De dag kon niet meer stuk.

Het laaddek hadden we omgedoopt tot passagiersdek terwijl de deining minimaal was geworden; de weidsheid van de helderblauwe zee die zich spiegelde in de naar purper neigende lucht, bekroonde het zacht golvende satijnen oppervlak; de zon warmde het bloed in onze door aanhoudende stormen verkilde aderen.

Opeens doemde aan stuurboord een heftige rimpeling op waarboven massa’s jan-van-gents en albatrossen de hoogte in zwierden om zich vervolgens in steile duikvluchten in de opspattende zee te storten, keer op keer met tientallen tegelijkertijd. Een school sardines had zich als feestelijk zondags ontbijt, als een waar zeebanket, belangeloos geserveerd. En uit alle windstreken zagen we lange tijd jan-van-gents en albatrossen gretig toevliegen om zich te goed te doen aan deze zegening van de natuur.

12.00 uur: Jan, de machinist wordt 35 jaar; een zeemansleven

De vorige dag was er al over gesproken. Jan, de machinist zou jarig zijn, dus alle reden om een feestje te bouwen. De tweede stuurman, eveneens de fourageur van het schip, had in de vroege ochtend de deur van zijn hut al gebarricadeerd met een treetje bier en een doos lekkernijen.

Bij de ochtendkoffie had de kok chocoladecake geserveerd en Jan had de wensen van de bemanning glunderend in ontvangst genomen. Om twaalf uur werden we opgewacht in de mess en onthaald op een biertje, toast en gevulde eieren, prikkers met kaas en ananas, etcetera.

Bij het tweede biertje kwam gaandeweg het zeemansleven ter sprake. Hoe belangrijk het is dat je op zo’n schip goed met elkaar kunt verkeren; dat je met iedereen, hoe verschillend ook, wel moet weten om te gaan, en dat de ene bemanning de andere niet is. Hoe het vroeger avontuurlijker was, toen het laden en lossen meerdere dagen in beslag nam, zodat je aan wal nog eens kon vrijbuiteren en hoe je oude dag ook afhankelijk was van onder welke vlag je voer; de dromen over de aankoop van een Porsche of het zwerven met de Harley Davidson in de tijden dat je aan wal was.

Maar toch, het onbegrip ook dat er bij je omgeving heerst over het zeemansleven, de eenzaamheid die ervaart als je maanden onderweg bent naar verre bestemmingen en dat, als je thuiskomt, de eerste vraag die op ieders lip bestorven ligt, is: "En, wanneer ga je weer weg?", zelfs als je net voor het eerst weer voet aan wal gezet hebt; de gelijkenis die er ook wel is met de eenzaamheid van het kunstenaarschap, de meewarigheid waarmee je behandeld wordt en de spaarzame momenten dat je over je werk, je bevlogenheid, hetgeen je beweegt en wat je beoogt, kunt spreken. Je leeft in een kleine wereld, was de conclusie bij het derde biertje als laatste apéritief voor het feestmaal dat Coocky aan het bereiden was.

16.00 uur: Bulb

Het feestmaal ter ere van de verjaardag van de machinist, afgerond met ijs met vruchten en een onderlinge wens tot "welbekomen", werd vervolgd met een weldadige rust op ons ‘passagiersdek’, zonnedek mag ik wel zeggen. De haren in de wind, met het gezicht gekeerd naar de zon, zat ik weg te dromen aan de rand van het dek bij de reling aan stuurboord. De wind blies bij tijd en wijle een moiré over de lichtste deining die je jezelf bij een oceaan kunt voorstellen. Bij toeval sloeg ik de ogen op en ontwaarde tientallen door het water klievende dolfijnen in de richting van de boeg van het schip. Ik riep Han die zich beschut had tegen de wind en eveneens weggedroomd was: "Daar komen ze weer aan!"

Hangend over de voorplecht waren we vele minuten achtereen getuige van een dolfijnenshow die elke vergelijking met het Dolfinarium in Harderwijk overtrof. Met een snelheid van meer dan veertien knopen bleven ze met gemak de onder water vooruitgeschoven bulb, die het water splijt, voor, en sprongen ze over de welvende golven meters vooruit, zwaaiden af en kwamen in paren of drietallen opnieuw opzetten om zich vervolgens kerend en wentelend weer door de lucht te laten vliegen, voor wie het verst, het hardst en frivoolst weer in het water terecht kon komen. Wat een élégance, acrobatiek, samenspel en speelse natuur; en als bij toverslag zwenkten ze af en verdwenen ze uit het zicht zonder nog een spoor achter te laten.

19.00 uur: Tanger

We rondden de zuidkust van Spanje bij Trafalger en voeren de Straat van Gibraltar binnen. In de verte leek het alsof de beide continenten, Afrika en Europa, elkaar naderden. Terwijl de zonsondergang de achtersteven van het schip rijkelijk kleurde, werden beide door rotsen versneden kusten door de roze-oranje nevelen van woestijnzand die de lucht vulden, met elkaar verzoend. Aan stuurboord wezen de in de opkomende nacht dobberende schepen met de zeilen in de richting van de Baai van Tanger, de Marokkaanse stad die ik alleen kende uit oude films die ik in mijn vroegste jeugd had gezien; daarin afgeschilderd als een vesting van het vreemdelingenlegioen en als een exotische toegangspoort tot het duistere Afrika.

De lichten in de uitgestrekte stad flonkerden en gingen over in de opkomende sterrenhemel op het moment dat de zon in de zee verzonk. De nacht viel in en louter nog de sterren, vermengd met de waarschuwende kustlichten, de waaklichten van de vissersboten, domineerden de donkere silhouetten van het passerende landschap. De warmte van de dag sloeg om in de stilte van de nacht; ik huiverde, keerde mij naar het westen, waar het allerlaatste licht dat langs de horizon krulde een lichte glinstering wierp over de stroomnaveling die de overgang van de Oceaan naar de Middellandse Zee had aangekondigd.

24.00 uur: De vooravond van het einde van de reis

Nog ongewis over het precieze tijdstip waarbij we de volgende dag de haven van Ghandia binnen zouden lopen, besloten we het op een drinken te zetten; tenslotte was de dag al feestelijk verlopen. We, dat wil zeggen mijn reisgezel Han en ikzelf, wellicht opgeroepen door het ‘drinkgelag’, gingen onze gangen na over de vele, vele jaren van inspanningen die aan onze reis vooraf waren gegaan, mij tenminste hadden uitgeput; elk kunstwerk ook dat zijn zware tol eiste; de kwellingen waaraan je onderhevig bent; de eeuwige twijfel; het blasé waarmee je ongewild omringd wordt; de spaarzame keren dat je de beloning krijgt; de zeldzame tijdstippen dat de ballast op de weegschaal in gewicht verliest van de verbeelding die je aanhoudende pogingen je talent aan te spreken, opleveren; de kunst nog als enig domein tot je beschikking staat waarbinnen je de menselijke waardigheid tot uitdrukking kunt brengen, kunt tonen; zelfs je intrede zou kunnen doen in de massacultuur als tegenkracht, misschien weerloos daarin beschadigd wordt maar toch de hoop koestert en bij schaarse momenten de wellicht ijdele verwachting, dat je een spoor weet te trekken; elk artefact dat uit je handen komt weer een aanzien te geven waarin het ethische, in zekere zin het goddelijke met het ethische ideaal, vervat in de bronnen vanuit het verste verleden weer met elkaar verbonden zullen zijn; de inkervingen in de rotsen, de tekeningen in de grotten van Lascaux, de antieke culturen, de Renaissance, de Romantiek, de vitaliteit van het begin van deze eeuw, Da-da, Fluxus en Arte Povera, enzovoorts; ik constructivist van de avant garde kan zijn ter verwachting van de volgende eeuw die wij naderen.


 

Flinterhaven maandag 24 november 1997

08.00 uur: De kater

Als een blok ben ik de nacht doorgekomen en voor het eerst miste ik tijdens deze reis de zonsopgang. In mijn hoofd was de zon nog niet verschenen en ik verwachtte geen magistrale ouverture van de dag. De kleuren waren somber in mijn hoofd, een grijze massa die er voor dood bij lag. Ik besloot mij door de ochtendwind tot leven te laten blazen en volgde de kustlijnen op de zeekaart die mij vertelden dat na Tanger, Ma la ba ta, Aejar Lesfar, Ksar es Srhie, Ciris, Leona en Almira voorbijgeschoven waren aan stuurboord en dat aan de andere zijde na Cabo Trafalger, Barbato de Franco, Piedra de la Morena, Paloma, Tarifa, Carnero en ten slotte Gibraltar uit het zicht verdwenen waren. De W-points lieten zien: 04.00 uur - Porto de Motoil; 06.00 uur - Porta del Satinal; 07.00 uur - Golfo de Almeria en 08.00 uur, het moment dat ik uit coma ontwaakte: Cabo de Gatta, en om 09.00 uur, toen de wind mijn haren kamde, in aangezicht stond met Porta de Loma Pelada.

Ik kon de rotsen aanraken, de kasteelmuren op de afgeplatte top van het in zee vooruitgeschoven rotsmassief, en bij mijn eerste poging daartoe belandde ik in het voorportaal der doden; in dit schimmenrijk tekende zich een flauwe schaduw af van wat mogelijk het ‘Paleis om vier uur in de ochtend’ zou kunnen zijn; een schim dus, niet van vlees en bloed.

11.00 uur: De walvis

Och, er zijn momenten dat er aan je rede getwijfeld wordt, dat is geen privilege van mijzelf, terwijl ik toch degene ben die mijn rede kent, de argeloosheid daarvan mij met regelmaat in grote moeilijkheden brengt, zeker als de rede mij voorschrijft de werkelijkheid tot schijn te verklaren, het onvergelijkbare tot vergelijking te brengen en mij niet af te laten schrikken door het grote aantal onbekenden.

Dus ik weet dat ik mijn redelijke leven riskeer als ik u nu, nadat ik eerder verhaalde van de nazaten van Flipper, bij u allen bekend van tv of het Dolfinarium te Harderwijk, vertel dat ons schip hedenochtend, op afroep van de kapitein, bezocht werd door een kudde, of moet ik zeggen school, walvissen. Gelukkig heb ik er maar één gezien, zo’n spuitende fontein, zo’n zoogdier kleiner dan de Jonas die ik in mijn hoofd had zitten, in mijn nog immer hallucinerende kop. Maar die ene heb ik ook echt gezien op nog geen vier meter afstand, ik zweer het!

Hoe moeilijk moet het zijn voor mijn reisgenoot die een hele school walvissen zegt gezien te hebben, nadat hij ook eerder al buiten het Dolfinarium de Flippers, voor de boeg uit, de meest uitzinnige capriolen heeft zien maken, daarvan verhalen zal, ze zal schilderen op papier. Misschien dat deze verschijning zijn werken een wending zal geven en dat Han vanaf nu wellicht de wereld van de kunsten tartend zal trakteren op heuse zonsop- en ondergangen.

16.00 uur: De Costa del Sol

De zon, die zich in de ochtend nog had getoond, verdween op de middag achter een boven ons hangend wolkendek, waar een enkele traan uit neerdaalde, waarschijnlijk omdat de wilde vaart weer twee zeelieden zou gaan verliezen. Die middag bracht ik door met het opruimen van mijn hut; voor het laatst overzag ik de vele tekeningen die inmiddels naast de wanden ook de deuren bedekten en een laatste serie over de Marokkaanse kust, de dolfijnen, lag nog te drogen. Ik had mij nog eens op de brug laten zien, bewandelde het dek op het moment dat de zon doorbrak en zag toen met afgrijzen hoe de overwinteraars aan deze Costa, van ons uit de horizon, hadden huisgehouden met blokkendozen, die als een kam met ontbrekende tanden tegen de grijzende lucht afstak. Ik rook de Hollandse stamppot en zag de vellen drijven die met busladingen vanuit het hoge noorden waren aangevoerd.

De kapitein besloot tot slenken van het schip, omdat we pas om vijf uur in de volgende ochtend in de haven van Ghandia terecht zouden kunnen. De zon ging, al in de kiem gesmoord, voor het laatst van onze zeereis ten onder.

22.00 uur: Vliegende vissen

Ik miste in het aangezicht van de Middellandse Zee de immer aanwezige deining van de Oceaan die we bij de Straat van Gibraltar hadden achtergelaten. Ik besloot tevens te verhalen dat we geen vliegende vissen hebben kunnen waarnemen. Daarmee zal de geloofwaardigheid van de frivole dolfijnen en bedachtzame walvissen die de Flinterhaven met een bezoek vereerden alleen maar toenemen.

In zo’n kort tijdsbestek de overgang te hebben meegemaakt van de poolcirkel tot aan de subtropen klinkt al niet erg waarschijnlijk, wellicht nog minder de constatering dat we inmiddels al meer dan zesduizend kilometers hebben afgelegd.

 

In de vroege avond nam ik de tekeningen van de wanden en de deuren, legde ze op een stapel die telde tot 196 stuks, plaatste ze in de voor de gelegenheid aangeschafte rieten koffertje en borg daarbij mijn penselen en inkten op, met als laatste kleinood, mijn glazen pen; nee die legde ik nog terzijde. De zeereis leek mij daarmee symbolische ten einde te zijn gekomen. Een afscheidsbiertje en een nachtrust scheidde mij nog van Ghandia, de haven die voor ons als eindbestemming gold. Morgen zouden we omstreeks het middaguur huiswaarts keren.


 

Flinterhaven dinsdag 25 november 1997

05.00 uur: Ghandia

Om half vijf lagen we ongeveer vijf mijl uit de kust ter hoogte van Ghandia. Om tien voor vijf werd contact gemaakt met de havendienst, zodat we de haven konden gaan naderen. De loods stapte om halfzes aan boord. Voor die dag was de Flinterhaven het eerste schip dat de haven binnenliep, terwijl tientallen vissersboten de Middellandse Zee opvoeren en om het schip heen krioelden. In het havenbekken moest de Flinterhaven bijdraaien om op de juiste wijze aan de voor ons gereserveerde kade te kunnen afmeren. Heel langzaam vlijde het schip zich tegen de wand; de trossen werden uitgeworpen en vastgemaakt. De boordgang lag halfzeven op de kade, zodat we voet konden zetten op Spaanse bodem. De zon bracht een purperen eresaluut en het wachten was nog op de stuwadoors om met het lossen van de rollen papier te kunnen aanvangen.

Na het ontbijt gingen we op zoek naar het centrum van Ghandia, kochten enkele flessen Spaanse wijn voor het afscheid van de bemanning en troffen de agent van Navarro y Boranax, die voor ons regelde dat we de volgende dag vanaf Valencia met de lijndienst zouden kunnen vertrekken naar de Lage Landen, thuis dus.

12.00 uur: Afscheid

De kapitein regelde via de Shipping maatschappij een taxi om ons van het havencomplex op te halen en met onze koffers naar het station in Ghandia-stad te brengen, zo’n vijf kilometer van de haven.

De hele bemanning was de stroppen op de kade aan het ordenen omdat die weer over enkele weken in Kemi, Finland, nodig waren voor het binnenhijsen van de nieuwe lading rollen papier, om vervolgens met die last weer Ghandia aan te doen.

Wij, reizigers, hadden ons geïnstalleerd met wijn en lekkernijen in de mess waar het eerste glas geheven werd met de kok, waarna vervolgens alle bemanningsleden een afscheidsglas met ons dronken, nog eens terugblikten op de reis; de stormen die we hadden meegemaakt, de afwisseling die de bemanning had ondervonden van de aanwezigheid van twee kunstenaars aan boord; de nieuwsgierigheid naar de tentoonstelling van de vele tekeningen en geschriften die tijdens de reis ontstaan waren; de uitnodiging daarvoor die ze tegemoet konden zien en vooral de band die er toch onderling gegroeid was en die op de kade nog heftig maar kortstondig bleek toen de taxi arriveerde; een ontroerend moment.

16.00 uur Valencia

Na een voorspoedige treinreis arriveerden we op het eindstation Valencia-Nord, een gigantisch tongewelf van staal en glas, waaronder het een drukte van belang was van gaande en komende reizigers. Op aanwijzing van de informatiedesk vonden we een eenvoudig hotel voor de nacht in het nabijgelegen uitgaanscentrum, hotel Europe genaamd. De kamer was klein met een venster dat uitkwam op een lichtschacht die elk geluid van de daarop uitkomende kamers als een versterker doorsluisde. In alle haast gingen we met de taxi naar het kilometers verder gelegen internationale busstation voor het boeken van de lijndienst naar Breda, Holland. Onderweg passeerden we het museum voor moderne kunst van Valencia.

Na de aankoop van de tickets besloten we de taxi terug te nemen naar het museum om dan, van daar af, terug te wandelen naar het hotel als een vluchtige kennismaking met de stad die ons bekend voorkwam van een lied uit onze jeugd: "Valencia, dikke benen, korte rokken ..."

18.00 uur: Lipchitz en Gonzalez

Wat een toeval dat ik hier, geheel onverwachts, in Valencia het overzicht kon zien van twee beeldhouwers die me bij mijn eerste echte kennismaking met de wereld van de kunsten verlokt hadden mij te willen gaan uitdrukken in beelden.

Daar was Lipchitz met zijn kubistische sculpturen, gebeeldhouwde tekeningen waarin de ruimte in tijd uiteengelegd wordt, de figuraties oprijzen uit gestapelde geometrische volumes, ineensmelten tot ajour waardoor de kleine in absolute stilte musicerende harlekijnen, die uit geopende, geboetseerde, in brons afgegoten platen bestaan, de lichtheid van de ruimte omschrijven.

Conzalez is de smid die de Catalaanse vrouwen in oorlogstijd dramatisch weergeeft in omgezet en versneden plaatijzer, die gebogen en verwrongen vlakken en lijnen uitzet, met lichtvoetige staketsels het omringende licht inlijft; poëtische oases op doet rijzen op de kim van het oog die gepassioneerd worden teruggekaatst door de kierende zonnestralen die de figuratie omhelzen. De emotie van het weerbarstige Spanje, de natuur gestold in het culturele optimisme, de hoopvolle verwachtingen aan het begin van deze eeuw, gaan dit historische lijden te lijf en overwinnen in de verstilde beelden de eenvoud van verbeelding; troost en loutering tegelijkertijd.

22.00 uur: Palacio de la Bellota - Cathedral del Jamon

Op de weg terug van het museum naar het hotel voor de nacht, passeerden we de oude poort van de stad, in het verre verleden de opening in de verdedigingswerken van Valencia, waarachter de oude stad zich nog broksgewijze toonde tussen de kolossen van de vooruitgang. Aan de andere zijde verderop verrees een gigantische restauratie van een barokke gevelpartij, het aangezicht van een rijk verleden, door de steigerwerken in balans gehouden, op weg naar een façade die de legende van de stad nieuw leven in zou moeten blazen.

Rijkdommen in de etalages wierpen het licht op de bedelaars van de nacht; werkploegen braken de straat open en legden deze weer dicht met stenen patronen waarvan het tramspoor als een helend litteken eindeloos doorliep; het station Valencia-Nord was behangen met fleurige keramische zuidvruchten als symbool voor de overvloed, de vooruitgang die de vorige eeuw markeerde; de arena voor torero’s en stieren doemde op als een zwarte schaduw van de diepste passie, pretpark van de wreedheid.

Uiteindelijk werden we geleid naar Palacio de la Bellota oftewel Cathedral del Jambon, verborgen als dat lag in een doodlopende zijstraat die uitzag op een gigantische door schuttingen omgeven bouwput. De opengereten zijwanden van de naastliggende oude woonkazernes lieten zich lezen als zwarte partituur.

24.00 uur: De vruchten van de Middellandse Zee

De wanden die oprijzen aan weerszijden van de bouwput zijn getekend door de afdrukken van de vertrekken, waar generaties zijn opgegroeid, verstoken van daglicht, in de donkerste krochten, ver verwijderd van de lichtschachten die een laatste poging hebben gedaan, tevergeefs, om de schaars geopende en ver uiteen liggende voor- en achtergevels met elkaar te verbinden, de broeiende verstikkende stadslucht te zuiveren, de stank van de familiale armoede niet hebben weten af te voeren; wel de verpaupering naar binnen hebben gezogen. Alles was onttrokken aan het oog door een façade waarop de barokke versiering het zicht van de magistraten gestreeld zal hebben en de achtergevels, onzichtbaar vanaf de straat, zich nooit konden ontdoen van het zompige wasgoed dat torenhoog gevochten heeft om de stralen van de zon, die nimmer, ook in de toekomst niet, de bodem zullen kunnen bereiken.

Daartegenover, tegenover de misère, handhaven zich de zegeningen van de zee, de gratiën van het land in Palacio de la Bellota, Cathedral del Jambon. We zonken de nacht in met de vruchten van de Middellandse Zee, die we eerder in de vissershaven van Ghandia hadden zien spartelen in de netten, daaruit verlost zien worden door de getaande vissers, en nu, geurend in de oliën, ons ter geneugte werden voorgeschoteld, vergezeld van een sprankelende witte wijn van de rotsige bodem landinwaarts.


Flinterhaven woensdag 26 november 1997

01.00 uur: Hotel Europe 1

We waren in afwachting gezeten in Palacio de la Bellota, Cathedral del Jambon. Omringd door kleine tafels, gedekt met witte tafelkleden, liepen de eveneens witte schorten af en aan met gerechten en wijnen. Obers en bedienden slalomden met exotische vissen , zuidvruchten en gekoelde witte wijnen. We lieten onze ogen dwalen over de gasten die kwamen en gingen, wellicht aangetrokken door deze hoorn des overvloeds, deze oase in het oprijzende beton waar de hemel gesloten werd door een onafzienbare reeks gerookte hammen die nog druipend van het vet tot over onze hoofden neerhingen als waren het lederen lampenkappen die het witte tl-licht afschermden en kleurden in sienna; de dooraderde atmosfeer schiepen waarin ons laatste tweegesprek ons het leven zelf in voerde, dat doorkruiste; de idealen glans gaven.

We besloten de vervlakking niet toe te laten in ons leven, de beloning later, achter de horizon als niet verdwenen, in ontvangst te nemen. We slaakten de verzuchting dat de beelden, de schilderingen als bewijs voor leven, door anderen dan wijzelf geholpen zouden moeten worden te overleven, tot overlevering te worden, schakel te zijn in de keten die in woord en beeld ons nietige verblijf op deze aarde blijvend, zo niet eeuwig, zou kunnen markeren.

01.30 uur: Hotel Europe 2

Liggend op mijn bed voor een nacht in hotel Europe, passeerden me de flarden beelden en gesprekken, zwemmend in de naklanken van de zeeën die we hadden bevaren. Palacio de la Bellota doemde op uit de nevelen als het ‘Paleis om vier uur in de ochtend’ waarnaar ik op zoek was gedurende deze reis. De paleiskok fileerde de exquise vissen, wentelde ze in de specerijen; overgoot ze met oliën en liet ze sissend neer in de verhitte koperen schalen, die het vuur uiteen deden waaieren; de vlammen likten langs de opstaande geblakerde randen.

En, zo zag ik de lakei die goedkeurend het gezelschap overzag van reizigers die uit verre oorden over de zee en over land toegestroomd waren; de koning die op zich liet wachten, nog een laatste keer uitzag over het wassende water dat al tot aan de poorten reikte; zich verwonderde over het langzaam naderende lichtbaken dat het laveren van het schip verraadde; zich afvroeg wie van de genode gasten nog de euvele moed zou hebben naar de hand van zijn dochter te dingen die, teruggetrokken in haar torenkamer een kaars ontstak, met haar spiegel de zwakke lichtbundel de duisternis in stuurde, wenkte, haar japonnen aaneen reeg en deze met een punt vast aan de balustrade uit het raam wierp; de hoop koesterde dat deze ijle lijn tot aan de trappen zou reiken en in haar verlangen hier vandaan te vluchten tot haar vreugde bemerkte dat de tot dan als nachtschaduw bewegende schim haar plots in het aangezicht van de onheilspellende volle maan wenkte.

08.30 uur: Hotel Europe 3

Bij het einde van de nacht bekroop me de schrik; ............. hoe ik opklom langs de satijnen knopen, de laatste slagen door kramp overvallen, de lichtstraal uit het raam gedoofd en in een vrije val werd meegesleurd; ternauwernood over de trappen van het paleis kon vluchten met achterlating van de mantel die me bij het naderen één had gemaakt met de vallende duisternis, maar wellicht in een moment van onachtzaamheid mij niet geheel bedekt had, zodat de maan bleek en onbewogen me het paleis had laten naderbij komen als een lichtend baken van een naderend schip, of althans nabijkomende sloep die gevleid was in de deining, die voorop de branding deze optilde en zo mijn glinsterende ogen tot lichtbakens maakte, die zich kleefden aan de laatste neerdwarrelende hoop uit de toren, daar de prinses een angstkreet ontlokte, die als een ijle sirene de koning, wiens blik de donkerte doorboorde, onvermoed waarschuwde en de wacht de poorten deed sluiten, de vensters vergrendelen; zelf de gramschap over de trappen de toren liet beklimmen waarin de prinses zich veilig waande voor zij die haar hand begeerden; de deur met een slag in het slot deed vallen.

Het was half acht. Tijd om naar huis te gaan.

11.00 uur: Eurolines Bélgica - Hollande

Het busstation van Eurolines lag in een uitbreidingswijk van Valencia langs een watercorridor, die de stad zou sparen bij wassende waterstromen uit de bergen; de kaalgeslagen hellingen waarlangs de watermassa’s bij ontij de zee zouden zoeken, niets en niemand ontziend in de maalstroom alles wat op haar weg kwam meesleurend, opgejaagd door het verval de vallei zou littekenen als niet deze corridor daartegen de beschutting zou bieden.

De natuur trotserend, rezen de betonnen rotsen van deze nieuwe wijk lineair de hoogte in, afgewisseld met stenen vlakten die ter verpozing bedekt waren met geboetseerde maanlandschappen waar onaardse wezens een bevroren strijd met elkaar voerden; je met een monorail een bezoek kon brengen aan de apenplaneet, het kunstmatige landschap dat aan alle zijden gemarkeerd werd met een groteske engel die de naderende kerst verwelkomde.

Stromen van winkelende mensen bestormden de kooppaleizen. Drommen kantoorklerken zochten hun weg in dit onherbergzame gebied dat de naam ‘Nuevo Centro’ droeg, met als menselijke verlokking het cafetaria ‘Cafeteria Plaz’ met tortilla de patata en bacon con patatas of voor de vroege ochtend: cafe o cortado; alles overwoekerd met plantaardig plastic, de kunst van de gezelligheid, de virtuele natuur die vooral zal gedijen in de droogte.

We konden vertrekken met een bus van Eurolines Bélgica - Hollanda. Adios Valencia !

13.00 uur: Restaurante Jacinto

We reden over de kustweg die ons voor het eerste gedeelte van de terugreis zou voeren in de richting van Barcelona. Het landschap dat we eerder al hadden langs zien glijden toen we met de trein van Ghandia naar Valencia reisden, bleef ons vergezellen: onafzienbare boomgaarden met sinaasappels en mandarijnen die de leemten vulden tussen de kaalgeslagen berghellingen en de kustlijn van de Middellandse Zee.

Smalle irrigatiekanalen verdeelden de in het rode zand geharkte patronen en de schaduwen van de vruchtdragende boomkruinen in een grillig mozaïek met knooppunten in de vorm van kleine blokvormige bouwsels, geklonken aan ranke rechthoekige torentjes waarin de pompen vanuit de waterputten de betonnen geulen schaars vulden met water om de bomen de dorst te lessen in de brandende zon. Bij de streng geordende bomenreeksen verschenen op verhogingen in het landschap achter exotische bomenhagen de bezittingen; daar waar de orde verstoord werd, overwoekerde de netelige begroeiing resterende ruïnes of verrees een tot wegrestaurant verbouwd onbestemd oord zoals: ‘Restaurante Jacinto’, de busstop voor het middagmaal.

18.00 uur: Barcelona

De bus had ons gevoerd langs Castellón, Alcalá de Chivert, Tarragona en reed omstreeks vijf uur Barcalona binnen. We moesten hier overstappen en begaven ons naar een bus met Royal Class aan boord om ons rechtstreeks naar Breda - Hollanda te brengen. Deze bus zou te herkennen zijn aan nummer 7.

We hadden de koffers nauwelijks uit de bagageruimte van de bus gehaald, of we werden ingesloten door de grenspolitie. Midden op straat moesten we onze koffers openen, werden gecontroleerd op drugsbezit en moesten aangeven langs welke weg we Spanje binnengekomen waren en wat onze eindbestemming zou zijn. Ik geloof niet dat het erg goed over kwam dat ik vertelde dat we met de boot vanaf Hamburg vertrokken waren naar Finland om vervolgens via de haven Ghandia Spanje te bereiken, waar we via Valencia tot aan Barcelona geraakt waren.

Verbijsterd was de beambte bij de aanblik van mijn rieten koffertje, waarin mijn tekeningen zaten die ik tijdens de reis gemaakt had. Het verlossende woord bleek uiteindelijk te zijn dat we kunstenaars waren en uit dien hoofde deze reis maakten. Het is de eerste keer in mijn leven dat die boodschap een positieve wending gaf aan een gebeurtenis. Ze bedankten ons vriendelijk voor de medewerking en wensten ons een prettige reis.

22.30 uur: Perpignan; grenspost

Van Barcelona blijft het beeld hangen van een verlaten busstation waar zich allerlei taferelen afspelen: de reparatiewerkplaatsen voor vooral de auto’s die het verblijf in de stad hadden moeten bekopen met blikken wonden, gebarsten motoren en zij die weer in de aanslag stonden om opgehaald te worden door zorgelijke eigenaren; de familie die zich met povere huisraad op natte matrassen verschanst had onder de betonnen remise, in delen de spullen op winkelwagentjes deed verder transporteren door vrienden die, geteisterd door tenminste dezelfde tegenslagen, andere, betere beschutting wisten te vinden en zouden terugkeren om de resten van het gehavende goed op te halen; medereizigers die zich aandienden voor bestemmingen in België of Nederland vol verwachting, of bestolen, berooid; zwervers op het achterliggende ronde plein, gehavend door het cynisme van de grootstad, de laatste hoop van de onderkaste, een vervuilde woestenij; niets wat nog herinnerde aan de olympische gedachte die inmiddels met Freddy Mercury van de legendarische rockgroep Queen begraven is.

In het zicht van Perpignan sloeg de turbo van de motor. Het grens-nachtcafé, domein van de rijders van de nacht, zou ons de komende vijf uren beschutting gaan bieden.


Flinterhaven donderdag 27 november 1997

03.00 uur: De straatmuzikant

We waren gestrand bij een kleine tolpoort die we na ingewikkeld gemanoeuvreer in omgekeerde richting konden passeren om zo het grenscafé-voor-dag-en-nacht te kunnen bereiken. Lichtsignalen, bank-change, cafetaria, wenkten ons.

In het cafetaria met toog, gespiegelde achterwand, aan het oog onttrokken door lange rijen flessen met allerlei onbekende dranken die hun verlokkingen uitstrooiden via de allen in dezelfde richting wijzende etiketten, vol kleur en exotische lettertekens en afbeeldingen, werd de scepter gezwaaid door een vaderlijke patroon met een gedrongen Spaans postuur dat zich aftekende in het zwarte tenue, en die vriendelijk, als waren allen bekenden, de chauffeurs uit allerlei nabije en verre landen voorzag van drankjes, versnaperingen con patatas; ons gestrande gezelschap met nieuwsgierige ogen aanmoedigde ons thuis te voelen, uit te nodigen de tijd te doden aan de schoon gepoetste tafeltjes die glommen in het tl-licht en ingekleurd werden door de beide knipperende gokkasten bij de ingang, bij tijd en wijle knetterend van een bulk peseta’s, die eerder door dezelfde gelegenheidsspelers waren gevoed.

De straatmuzikant, die met ons op weg was naar Brussel, nam zijn gitaar uit het foedraal en startte deze onverwachte soirée met een flamengo Belgique , toverde met zijn ritmische gitaarklanken de werelddelen van ons bonte gezelschap bijeen en verdiende met luide instemming zijn Irish koffie’s. Wij dronken ons door de nacht.

22.00 uur: Het einde van de reis

Met zes uur vertraging kwamen we in Breda aan. Na Lille werd ik geteisterd door hevige buikkrampen waardoor het Franse landschap nauwelijks tot mij doordrong; de weg langs Gent, Brussel en Antwerpen die in de duisternis nog vertraagd werd door de hevige regenval en zwaailichten terwijl het toilet van deze vervangende noodbus geteisterd was door eerdere reizen. Na het haperen van de air conditioning verbaasde het niemand meer dat de audio- en video-apparatuur - volgens Eurolines een van de vele zegeningen van haar moderne vervoer - het eveneens begaf.

Toch prijs ik Eurolines voor genoemde laatste hapering omdat ik iedereen kan verzekeren dat Barbra Streisand in de rol van verliefde professor in de erotiek, in het Spaans nagesynchroniseerd, eerder nog de oorzaak is geweest van acute buikkramp dan de ruimte die me geboden was tussen twee stoelen in permanente slaapstand.

Lezer dezes, de reis in vele pagina’s is ten einde gelijk de vele dagen en nachten onderweegs. Wie daar zekerheid over wil verkrijgen nodig ik uit zich te vervoegen bij de epiloog en met alle moed die een lezer in zich heeft deze oefening voor mijn duizend en een nacht, deze laatste zoektocht naar mijn ‘Paleis om vier uur in de ochtend’, te volgen. Wie was dat tijdens het oponthoud aan de Spaanse grens en, zijn voor alle vergezichten de woorden wel gevonden. Is dit wel het einde - finito?

 


Straat van Gibraltar



Kust Marokko 1


Kust Marokko 2


Dolfijnen 1


Dolfijnen 2


Dolfijnen 3


Dolfijnen 4


Walvissen 1


Walvissen 2


Spaanse kust

FLINTERHAVEN

BEGIN TEKST

HOME

WORDT VERVOLGD