INHOUD PALEIS
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
INTERVIEWS
BEELDENDE KUNST

 

Akte 8: Das ist alles, mehr gibt es nicht

Osip:

Toen de cholera-epidemie op de Nicola I na weken uitgewoed was en de doden een zeemansgraf hadden gekregen werd aan de kapitein toestemming gegeven in de haven van Mänthyluoto terug te keren om te bunkeren en, vanwege het oprukkende ijs, daarna koers te zetten naar het zuiden.

.

.

Ik mocht samen met de vrouwen aan boord komen.

De nieuwe havencommandant bleek een zachtmoedig man te zijn.

.

Aan boord hoorde ik dat de Flinterhemel bij Bornholmsgat ook een dode had te betreuren.

Het was een ontroerende plechtigheid.

.

.

.

De kapitein zette koers in de richting van de Sont, voer door het Kattegat de Noordzee op.

De dagen die volgden brachten ons in volle zee, onafgebroken met op een enkel moment de schittering van de krijtkusten en tenslotte - na een hevige storm in de Golf van Biskaye die allen, uitgeput als de emigranten, de vluchtelingen en de bemanning al waren, ten prooi deed vallen aan de ziekte van de zee – was daar de eindeloze Oceaan, die slechts bevolkt leek door uit alle windstreken opdoemende Jan van Genten.

.

.

.

De Straat van Gibraltar werd betoverd door het rode woestijnzand dat op de wind de lucht kleurde.

In Tanger liepen we de haven binnen en gingen voor anker langszij ……………. de Flinterhemel.

.

.

Dagen van verveling onder de brandende zon brachten ons, over de reling gebogen, in contact met de bemanning.

.

Zo vertelde, tegen het vallen van de avond, voordat de Nicola I weer van wal zou steken, een jongeman hoeveel verdriet hij had gehad bij het scheiden van zijn vriend, die op bizarre wijze getroffen was geweest door het kruiende ijs in het aangezicht van een jonge dame, die de naam Valentina droeg, en als verstekelinge door hem en zijn vriend aan boord geholpen was toen een of andere Hollander haar tussen de houtloodsen trachtte te ontvoeren.

Hoe ze in het zicht van de haven van Kemi gestrand waren in de diepbevroren zee, het schip hadden moeten verlaten, zonder acht te slaan op die jonge vrouw die zich schuil hield in de hut van de jonge man, wiens doorboorde voorhoofd hem had gekluisterd aan de kleine schrijftafel, waar hij een scheepsjournaal bijhield en met zachte penselen de zee had geschilderd en het neersijpelende bloed de zon had doen ondergaan.

.

Dat, toen zij met de nieuwe ijsbreker, de Sampo, het schip weer vlot wisten te krijgen en koers hadden gezet naar het bevrijdende zuiden, de jonge dame verdwenen was; mogelijk was weggekomen met het laatste houttransport in de richting van Petrazavodsk en van daaruit misschien Klin had weten te bereiken, waar haar vader woonde.

Het vuur in de Noodtoren had allen van de wisse dood gered. ……………….. "Ja, mijn getroffen vriend, die had de diepte van de zee gezocht; een eresaluut."

.

.

Het was een lange tocht over de Middellandse Zee, gehuld in het diepste blauw, langs de Straat van Messina en de Bosporus, met als haven van thuiskomst, Odessa, waar we als overwinnaars werden ingehaald, zo kopte de ‘Koerier van Odessa’, de schrik van Tsjechov. Die journalisten daar waren de laatste ‘Koningen van de Sensatie’.

.

.

Toen ik ieder vaarwel had gezegd, liep ik de stad in.

Het was ochtend.

Ik liep aanhoudend oude krantenverkopers tegen het lijf die met hese stem riepen: ‘De Morak ! De hele toespraak van kameraad Lenin ! Die mag u niet missen ! Alleen te vinden in de Morak. De Morak !’

Ik kocht een exemplaar.

Het was ‘De Morjak’, niet ‘De Morak’.

Het lukte kennelijk niet de verkopers te leren de naam van de krant niet te verbasteren.

.

Ik bladerde er door heen en las op de voorlaatste pagina een klein bericht.

Het was een oproep van Konstantin Paustovsky: "Gezocht, jonge vrouw die de naam Valentina draagt; zou meereizen met de Nicola I. Beloning !"

.

Ik ging naar de redactie, maar die was verlaten.

Allen waren gevlucht.

Ook Paustovsky.

Het redactielokaal leek trouwens meer op een kapsalon dan op een kantoor.

De achtergebleven ‘kapster’ die de redactieleden en correspondenten dagelijks had geknipt en geschoren, zei met de tranen in haar ogen, dat het iets te maken zou hebben met een gestolen zetsel van het boulevardblad ‘De Koerier van Odessa’.

Ja, die toespraak van Lenin, die hadden ze nooit mogen afdrukken.

"Waar moet ik nu van leven ?"

Ik zei dat het lang geleden was dat ik me had laten knippen en scheren.

Misschien kon ik wel op de redactie blijven.

Terwijl ik dat dacht, kwamen een voor een de correspondenten binnen.

Ja, zeiden ze, slechter kan het niet worden.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

Valentina:

Ik voelde nog de vingerafdrukken van de zee, terwijl de gedempte hoeven van de paarden nog nadreunden in mijn hoofd dat niet mijn hoofd nog leek te zijn.

.

Het geluid van de belletjes had mij doen denken aan de jaarlijkse kerstviering thuis, bij mijn vader en mijn familie.

Met het huilen van de wolven nog in mijn gehoor, vervaagde het ‘Paleis in die ochtend om vier uur’ als een bevroren sage van mijn fantasie; de ogen van die jongeman die door de gebroken ijsschotsen bekrast waren, de dood tegemoet.

.

De geur van het dennenhout was alles wat mij bij bleef en in de sluimer het voort denderen van de trein langs de uitgestrekte meren die, met de rietvelden nog in zomers tenue, door de winter overvallen waren.

Een enkel wak waarin de eenden en ganzen neerstreken, weerkaatste het tegenlicht van de lage zon als ik mijn ogen opende.

.

.

.

.

Tot aan de lente bleef ik nog bij mijn vader, die mij gemist had en ouder was geworden.

Hij bracht mij tot op het perron en zei dat de voorjaarszon mijn atelier wel weer zou warmen.

In Moskou, zo had hij in de ochtendkrant gelezen, was het al 20 graden geweest op het middaguur en de magnolia’s stonden al in bloei.

Ja, had ik lachend geantwoord, in de kassen zeker, bij de botanische tuinen.

.

.

.

De dag daarvoor had mijn vader, terwijl hij de diepe krassen op mijn reiskoffertje met aandacht bekeek, er gewag van gemaakt dat in het diepst van de winter zich ‘eine Holländer’ in de buurt had opgehouden.

Hij had navraag gedaan ……… Ach, het was toch onmogelijk dat zij zich met een dergelijk sujet had ingelaten, zo’n duistere ronselaar die jonge vrouwen met het beloofde land het hoofd op hol bracht. Zijn bijnaam was "Zahlung in Natura - Rechtsberater".

Men fluisterde dat hij in Siberië …………

.

Spottend zei ik dat ik bij de kerstman op bezoek was geweest en door het helse weer overvallen was, waardoor ik eerst later thuis kon komen.

Geen treinen meer ……..

.

Im Spätherbst wurde es wieder sehr kalt in unserem Studentenwohnheim.

Bald danach ziehte ich zusammen mit Gustav um nach der ersten Stock eines kleines Holzhauses hinter dem

>> Dynamo << - Stadion, ganz im Schatten der grossen massiven Steinbauten der >> Künstlerkolonie << an der Maslovskaja.

Ab und zu konnte ich in der Kolonie die hochaufgeschossene, hagere Gestalt Tatlins sehen.

Wir lebten abseits von dieser fröhlicher Horde.

Unsere Landschaften und Stilleben hingen nicht an der Wand der Bierkneipe, die in der Gegend berüchtigt war für die lauten Zechgelage der Künstlerklub.

Übrigens war man in der Horde wohl trinkfreudig, verhielt sich jedoch vom Standpunkt der Obrigkeit aus vorbildlich: als meiner Gustav verhaftet wurde, verboten die Nachbarn ihren Kindern mit unserem Sohn des >> Volksfeindes << zu spielen.

Nur David Stenberg, der ehemalige Kommissar für bildende Kunst während des Bürgerkriegs, der sich schon längst von allen öffentliche Aufgaben zurückgezogen hatte, und sonst noch einige wenige, grüssten mir, Frau des

>> Volksfeindes <<.

.

.

.

Dann gelang es mir, beim Künstlerfonds, dieser seltsamen Organisation, Parodie auf jede Galerie und den Kunstmarkt, eine Arbeit zu bekommen.

Für äusserst schlechte Bezahlung musste ich pro Jahr einige Stilleben (>> Blumen <<) an den Fonds abliefern.

Gut bezahlt waren nur Führer – Portraits, aber das vertraute man mir nicht an.

.

.

.

1938 wurde Gustav verhaftet.

Aus der officiellen Erklärung zu seinem Tod und dem Totenschein, der mir 1956 ausgestellt wurde, ging hervor, dass meine Gustav am 16. März 1944 einem Herzstillstand erlag.

.

.

.

.

Ich dachte: besser als der Jungermann von der Flinterhimmel; ja, die Zeichnung mit der Sonnenuntergang, der habe ich noch.

Wenn Gustav mir gefragt hatte; wer dieser Zeichnung ………? …….. nein, keine Antwort konnte ich geben ………….., keine Antwort.

.

.

.

.

.

Osip:

Klucis’ Sohn Edvard Gustavovic Johann Kulagin nutzte die spätere Liberalisierung des KGB, um Informationen über >> den wahren Todesverlauf << seines Vaters zu erhalten.

Am 16. Februar 1989 stellte man ihm folgenden Antwort des Militärausschusses des Obersten Gerichtshofs zu:

>> Als Antwort auf ihre Anfragen teile ich ihnen mit, dass Gustav Klucis am 11. Februar 1938 durch ein Beschluss des NKVD und der Staatsanwaltschaft der UdSSR zum Tode durch Erschiessen verurteilt wurde.

Die Angabe war wegen einer Holländer – Rechtsberater der Sovjets für das Gefängniswesen in Sibirien.

Der Militärausschuss des Obersten Gerichtshofes der Sowjetunion wiederrief am 25. August die Verurteilung Klucis’

Gustav Klucis wurde posthum rehabilitiert. <<

Schade; Valentina war schon gestorben.

Ihre Arbeiten gelangten nie auf die Ausstellungen, und so vergass man allmählich, dass es diese Malerin gegeben hatte, Valentina Nikiforovna Kulangina.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

Das ist alles ………………….., mehr gibt es nicht. (Valentina)

.

.

.

.

© Jan Doms 2001-07-30


 

Nicola I op de Sont (Tekening Jan Doms)

Klucis werkt aan Stalinportret (1932 fotograaf onbekend)

Opening de Morjak (fictie: UIt ZEMBLA DYBOM 1923 ~ vert: vrijheid, gelijkheid en broederschap)

Het laatste houttransport (Tekening Jan Doms)

Das ist alles, mehr gibt es nicht (Portret Valentina na haar terugkeer / Fotograaf onbekend)

Zonsondergang (Tekening Jan Doms)