CuBra

INHOUD JORIS BOGAERS
HOME

BRABANTS

AUTEURS
TEKSTEN
AUDIO
SPECIAAL

  Print Pagina


Joris Bogaers

Doodbidders


Ik was ongeveer vier jaar.

In de gang klingelde de deurbel. Ongewoon! Iedereen kwam immers achterom.

Ons moeder: 'Wat is dat nou?'

Ze ging haastig naar de voordeur en ik beende nieuwsgierig achter haar aan. Ze keek door het raampje en riep geschrokken 'Och God. Drikoom.'

Drikoom was een oom van onze pa. Ik wist dat hij erg ziek was. Stond die voor de deur?

Moeder schoof de grendels op zij en trok de deur open. Ik gluurde van achter haar rokken.

Daar stond een grote man. Hij had een zwarte hogehoed op, droeg zwarte handschoenen, een lange, zwarte jas met schuin daarover een brede band met zilveren letters. Een groot papier in zijn hand.

Met een kraakstem begon hij te lezen:

'Heden op zeven Augustus negentienhonderdvierentwintig is ontslapen in den Heer

Hendrikus, Jozefus Van Bakel, in de gezegende leeftijd van vijfenzestig jaar.

Het stoffelijkoverschot is opgebaard in zijn woning Heikantsebaan dertig, alwaar afscheid van hem kan worden genomen.

Op zeven, acht en negen Augustus zal er elke avond om acht uur in de parochiekerk een rozenkrans gebeden worden voor de zielenrust van de overledene.

De uitvaartmis zal plaats vinden in de kerk van de Heikant op tien augustus des morgens om negen uur, waarna de ter aardebestelling plaats vindt op het kerkhof.

Moge zijn ziel in vrede rusten.'

Toen keek hij ons moeder aan. Die haalde haar knipbeurs uit haar schortzak en gaf hem geld. Veel dacht ik, want hij boog diep.

Daarna liep hij statig verder. Gevolgd door een troepje nieuwsgierige kinderen.

Dat was de eerste keer dat ik een Doodbidder zag.

Ik was later dikwijls een van de kinderen die hem na liepen. Wij waren bang van die zwarte man. Die kon iemand dood bidden. Werden we wat te opdringerig dan zwaaide hij eens met zijn zwartgehandschoende hand en we stoven weg.

Als we langs het huis van een doodbidder kwamen keken we schuins, met schrik, naar de deur of die niet plotseling open zou gaan.

Klaar om weg te rennen.

Ik had al gauw door dat de die doodsbrieven allemaal ongeveer de zelfde inhoud hadden. Daarom weet ik, na tachtig jaar wat er in die brief van Drikoom gestaan zal hebben.

Tegenwoordig gaat het allemaal veel zakelijker. Een advertentie in de krant. En brief met een rouwrand.

Toen was zo'n overlijdensbericht veel aangrijpender. Namens de familie van de overledene kreeg je een persoonlijke boodschap dat er een verwant of buur overleden was.

Dat werd hogelijk gewaardeerd. Ik herinner mij dat wij eens zo'n boodschap gekregen hebben van een heel ver familielid, waar ik nooit van gehoord had. Ons hele gezin moest in rouwkleding naar de begrafenis.

Sindsdien zijn de families warm bevriend gebleven.