Den
ouden man.
1.
Geniet
altoos de zoete vreugd,
Zooveel
gij kunt in eer en deugd,
Laat
geen plezieren varen / bis /
De
jongen tijd vervliegt zoo snel
’t
Gaat dan niet meer zoo goed en wel
Als
gij wordt oud / 3 / van jaren / 3 / / bis /
2.
Kom
man en vrouw kom overeen,
Dan
maken wij van Uw twee maar een
Dan
zijn er geen bezwaren / bis /
En
gaat het met die twee niet goed
Is
’t wijfje soms te jong van bloed
En
’t ventje te oud / 3 / van jaren / 3/ / bis /.
3.
De
jongeling van dezen tijd
Als
ge eenmaal door de twintig zijt
En
gij verliest uw haren / bis /
Met
eenen bril op uwen neus.
Wees
niet te fisch* in uwe keus.
Eer
gij wordt oud / bis / van jaren / 3 / / bis / .
4.
En
Willem I dat groot verstand,
Die
duizend maal ons vaderland,
Bevrijdde
van gevaren / bis / .
En
Willem II die ook niet slecht
Dit
woord nu eenmaal heeft gezegd
Dat
de man word oud / 3 / van jaren / 3 / / bis /.
5.
En
onze vriend Napoleon
Die
Mexciko* al overwon
En
Rome deed bewaren / bis / .
Nu
neemt hij zijn rust en vreê
En
gaat nu thans ook niet meer meê
Want
hij wordt oud / 3 / van jaren / 3 / / bis / .
6.
’t
is leelijk weer ’t is altijd iets
Het
droogt te veel of wel het giet
Dat
men op straat kan varen / bis /
’t
is veel te koud voor ’t goed saisoen
Ons
Heer kan ook geen goed meer doen
Want
hij wordt oud / 3 / van jaren / 3 / / bis /
7.
Gij
mannen die hoogmoedig zijt
Schaam
U niet voor uws gelijks
Want
het zal U bezwaren / bis /
Dan,
krijgt hier en daar den bons.
Tot
dat die woorden zijn gegrond
De
man wordt oud / 3 / van jaren / 3 / / bis /
23
mei 69
*
fisch = volkstaal voor kieskeurig, vergelijk het Rijnlands ‘fies’
*
Mexciko = oude schrijfwijze voor Mexico
|