W. Offermans en zijn 'Versenboek' (1867)

Hollandsche Gezelschap Liederen

Redactie: Leonie Robroek

Informatie

Bron: Hollandsche Gezelschap Liederen (handschrift)

Auteur: W.Offermans

Datum: 29 september 1872

Titel: Bedelarij

Genre: verhalend lied met moraal

Wijze: niet aangegeven

Pagina: 130-143

Inhoud: Zoals de auteur zelf in zijn lied aangeeft is dit verhaal bedoeld ter lering. Het vertelt over een rijke vader die zijn dochter slechts aan een rijke man wil toevertrouwd. Een verliefde jongen verkrijgt echter de hand van zijn dochter door de rijkaard een lesje te leren.

Tekst

Bedelarij

 

1.

Wanneer mijn oog in ’t ronde staart,

Mijn heeren, geloof mij vrij

Is alles wat mijn oog ontwaart

Niets meer dan bedelarij

De nooddruft bedelt luidt om brood

De roem om hooger eer

De wanhoop bedelt om den dood

Den rijken om nog meer

 

2.

De jongeling bedelt om de hand,

Van een meisje lief en zoet.

Hij bedelt tot dat hij dat dierbare pand

Voor ’t altaar leiden doet

Een ander huichelt liefde gloed

Voor een afgeleefden, doch het blijkt

Dat geld gewis het schoon verzaakt

Dat maakt den armen rijk

 

3.

En is er soms een post van kant*

Aan ’s lands of stadsbureau

Zij stroomen uit het gansche land

Het getal is legateau

Het valt aan geen rugge hoepel krom

Of kruipers niet te min

Het respective kruijersdom

Schuif Hans* er bedelend in.

 

4.

Den dichter zingt voor ’t vaderland

Vergroot en vleit den vorst

’t Is al om een ridderband

Of een lintje op zijn borst

Van bedelen wemelt het gansche land

Dat maakt mij blij te moê*

Men treft ze aan in elken stand

Tot zelfs vergulden toe.

 

5.

Geloof mij om het lieve brood

Bedelt hier iedereen

Want ware vriendschap in den nood

Och neen men vindt er geen,

Maar eenmaal aan het eind der tijd

Klopt dankbaar ieders borst

Men vraagt dan niet wie of gij zijt

’t Zij bedelaar of vorst.

 

6.

Maar komt vriend Hein dan met zijn cijs

En maait ons ’t leven af

Vaarwel dan elken bedelprijs

Daalt neêr in ’t killen graf

En eenmaal voor Gods hemelstroon

Daar krijgt de deugd alleen haar loon

Het zij dan arm of rijk.

 

29 september 72

 

* van kant = vacant

* Hans = de rijke, de grote man

* moê = moede, gemoed

* cijs = zijs; hein met zijn cijs = de dood