CuBra
Inhoud Offermans
Inhoud alle liedjes
Home
lnhoud feestliedjes
 
W. Offermans en zijn 'Versenboek' (1867)

Hollandsche Gezelschap Liederen

Redactie: Leonie Robroek

 
Over het Versenboek - geschiedenis van een manuscript - door Ed Schilders

Jacques Stroucken - foto Ed Schilders

Maandagmorgen. De telefoon ging. Het was mijn goede vriend Jacques Stroucken. En Jacques - een van de meest beminnelijke mensen die ik gekend heb - die Jacques was enigszins verbolgen.

Wat was het geval? Ik had op die maandagochtend in mijn liedjes van vroeger-rubriek een stukje geschreven in het Brabants Dagblad over ‘de uitvinding van het windorgel in Alphen’. Toegegeven, geen uitvinding die de mensheid heeft opgestoot, maar dan toch een mooie tekst uit de volkse overlevering. Een schoenmaker in Alphen deelt het bed met een eega die nogal winderig is. Om de geluidsoverlast te beperken, lijmt hij uit hoofde van zijn beroep haar ‘windorgel’ dicht met een stukje leder. Dat je zo niet ongestraft kunt ingrijpen in de ventilatie van het menselijk lichaam merkt hij al snel. Mevrouw komt in ‘ademnood’. Dus prikt har man een gaatje, uit dat gaatje ontsnapt lucht, en die lucht produceert een toon. 

Zo gaat dat verder; steeds meer gaatjes; steeds meer klanken. En omdat je op gaatjes waaruit klanken opstijgen je vinger kunt zetten, kun je een melodie spelen. Zo werd in Alphen in een echtelijk voetbed de basis gelegd voor de uitvinding van het orgel.

Wat was daar mis mee? Nou, van alles. Ik had de tekst van deze voordracht gekregen van een lezer van mijn krantenrubriek. Die lezer had die tekst, zo vertelde Jacques, overgenomen uit een liedboek van Rolf Janssen  [1], maar die tekst in het boek van Janssen was weer overgenomen uit een handschrift, en dat was het 'Versenboek' van P.H. Offermans. Niks aan de hand, ware het niet dat Janssen volgens Stroucken indertijd, in een publicatie voorafgaande aan het boek, niet zorgvuldig genoeg was omgegaan met de zogenaamde ‘credits’. [2] Bovendien was het handschrift van Offermans in die tijd gefotokopieerd zonder zijn toestemming. Het is me nog steeds niet precies duidelijk wie daarvoor verantwoordelijk is geweest, maar het is zeker dat kopieën van het handschrift van Offermans in bezit kwamen van Willem Iven, Harrie Franken, Ben Hartman, Rolf Janssen, en… Jacques Stroucken zelf. [3]

Soit. Maar toen weer een andere lezer (onbewust) met de eer van het windorgel ging strijken in mijn krantenrubriek, en Jacques wederom niet genoemd werd, toen moest hem dat toch even van het hart. Want tenslotte was het Jacques die als enige dit handschrift via via werkelijk onder ogen had gehad.

Ik besloot nog diezelfde maandag naar Jacques af te fietsen om het beeld duidelijk te krijgen en een en ander in de krant recht te zetten.

 

Die middag kreeg ik zowel het originele handschrift als de kopie te zien van Offermans’ Versenboek. Jacques -- ik zei al dat hij de beminnelijkheid zelve was -- gaf me de kopie cadeau. Hij vertelde me hoe dit handschrift in bezit was gekomen van een kennis (of familielid) van zijn moeder. De moeder van die kennis had in Den Bosch (Hintham) 'gediend' bij een familie van drogisten, 'Van Beek en Schellekens'. Jacques vermoedde dat zij daar het schrift 'opgedoken heeft'. Hoe het schrift van Offermans bij die drogistenfamilie terecht was gekomen, dat wist ook Jacques niet. 

 

Misschien hadden de openstaande vragen in deze ondoorzichtige voorgeschiedenis beantwoord kunnen worden als Jacques helaas niet vrij kort daarna was overleden. Waar het originele manuscript van het Versenboek nu gebleven is, weet ik daardoor niet. Maar ik weet wel dat die min of meer 'illegale'  fotokopie ervan nu goed van pas komt. Op het stukje dat ik schreef over Offermans reageerde Leonie Robroek. Zij deed onderzoek op basis van die kopie en komt nu tot de conclusie dat het niet om P.H. Offermans gaat, maar om W. Offermans, een van haar voorvaderen.

 

Jacques zou van die conclusie zeer genoten hebben.


[1] Rolf Janssen, We hebben gezongen en niks gehad (Tilburg 1984)

[2] Rolf Janssen, 'Tilburgse liedjes (XII)', in Actum Tilliburgis, Jrg. 13 (1982)

[3] Jacques schreef over deze perikelen in De Kleine Meijerij: 'Het "Versenboek" van P.H. Offermans'; jrg. 34, 1983. Rolf Janssen reageerde hierop in hetzelfde heemkundetijdschrift met de verzekering dat hij er indertijd niet van op de hoogte was bij wie het originele handschrift berustte (jrg. 35, 1984). Janssen nam de tekst van 'het windorgel' op in We hebben gezongen en niks gehad (1984), en vermeldt daar keurig de naam van Stroucken.