INHOUD
Jo Janssen
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS

PRINT PAGINA
 

Jo Janssen

 


Puur genieten

Op de dakrand zit een theemutskat die zeer aandachtig luistert. De oortjes gespitst, richting toren. Het puntje van haar staart is een wit pepermuntje. Af en toe beweegt het, heel even maar. Een zenuwtrillinkje, meer niet.
Zou ze horen wat ik hoor? Katten hebben andere oren dan ik en zijn – voor zover ik weet – meer geprogrammeerd op muizengeschuifel en hongerig piepende jonge merels dan op muziek van de oude Johann Sebastian.  En toch ligt ze roerloos, doodstil, en luistert.

In het park gilt een kind om aandacht. Heel even maakt haar rechteroor een halve slag naar buiten, rechtsom. Dan staan beide oren weer in het gelid, gericht naar de toren, waar de beiaardier zijn vuisten laat wandelen langs de stokken van de speeltafel. De markt wordt overspoeld met lang aangehouden hoge trillers.
Tweemaal kort na elkaar dreunt de laagste klok over het omhoog geheven hoofd van een man die de eerste haring van het seizoen naar binnen laat glijden. Hij was naast me komen zitten, in de stadstuin, met in een plastik zakje twee haringen, verpakt in vetvrij papier. Zonder uitjes. Een kenner, want maatjes eet je puur, zonden uitjes dus. Die vertoebelen het ziltige aroma dat nou juist een maatje tot zo’n tongstrelende delicatesse maakt. Hij sloot zijn ogen toen hij met zijn tanden de laatste restjes van de staart schraapte.
‘Verrukkelijk’ fluisterde hij, bijna in trance, legde het  restje staart voor zich op de grond in het gras en tilde eerbiedig de tweede haring boven zijn hoofd. Het carillon ging over op een vlot melodietje, een volksliedje. Waarschijnlijk door de beiaardier zelf opgefrist met leuke akkoorden en speelse riedeltjes. De klokjes renden buitelend langs twee octaven. Omhoog, omlaag. Omhoog,omlaag.
De man legde de tweede staart naast de eerste in het gras, veegde zijn handen af met keukenpapier uit zijn binnenzak en stond op. Met een knik van zijn hoofd groette hij me en wandelde door de poort weer terug naar het rumoer van de stad.
De toren zweeg. De stilte in de tuin werd geaccentueerd door het zacht geroezemoes op de achtergrond. Winkelende mensen, een snorfiets, gelach.
De kat op de rand kwam traag in beweging. Alsof ze had begrepen dat het beiaardrecital voorbij was. De nagels klauwend in de bakstenen gleed ze naar beneden en met een sprong landde ze op de begane grond. Rustig kuierend wandelde ze in mijn richting. De geur van de twee haringstaarten bereikte haar neus. Zonder ook maar enige vorm van opwinding of genot te tonen werkte ze de staarten naar binnen, likte haar snor af en schreed verder.
‘Wat moet die kat een onvergetelijke middag hebben gehad’, dacht ik toen ik de tuin verliet, op weg naar mijn eerste Hollandse Nieuwe.