INHOUD
PIET DIETZE
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS

PRINT PAGINA
 

Piet Dietze

        


De Urn

Dit is een waar gebeurd verhaal over een museum, gewijd aan de nagedachtenis van een belangrijke cultuurdrager van onze beschaving, een persoon wiens stoffelijk overschot in de letterlijke betekenis van het woord, zijn as dus, in een fraaie urn als blikvanger en pièce de résistance vanuit een nis de aandacht trekt. Tot het moment waarop  het museumpje – want zo groot is het niet – voor een opknapbeurt in aanmerking komt en bijgevolg enige tijd wegens verbouwing voor het publiek gesloten wordt.

De directrice, meer dan betrokken bij de restyling van het haar toevertrouwde pand, besluit de urn met as tijdens de restauratiewerkzaamheden een veilige plaats in haar woning te bezorgen. Haar werkster echter, onkundig van de uniciteit van urn en inhoud, is het stoffige voorwerp een doorn in het oog en meent er derhalve goed aan te doen die vaas aan een grondige reiniging te onderwerpen, hetgeen erop neerkomt, dat ze de grauwe inhoud in de afvalbak deponeert en de urn vervolgens met borstel en groene zeep  een grondige schoonmaakbeurt geeft.  

U raadt het al: als de museaal verantwoordelijke met de overijverige, goedbedoelde hoewel rampzalige, aktie van haar huishoudassistente wordt geconfronteerd, slaat de paniek toe. Niet voor lang, gelukkig. Ook al heeft ze niet kunnen voorkomen dat de naamgever van haar cultuurtempel – althans  ’s mans stoffelijke resten – bij het groentenafval zijn komen te liggen, respectievelijk door de gootsteen werden gespoeld, wat uiteraard niet minder dan een ramp van ongekende culturele omvang mag worden genoemd!

Praktisch van aard als de directrice is, pakt zij na de weggeëbde verbijstering de zaken voortvarend aan. De verbouwing van het museum krijgt de hoogste prioriteit; er is een maand voor die face-lift uitgetrokken. Voor haar plan van aktie zou dat voldoende moeten zijn. Ze neemt haar broer en diens drie zonen – allen straffe rokers – in vertrouwen. Zij stelt hen een ’rooksalon’ in haar huis ter beschikking plus ettelijke sloffen sigaretten en dozen sigaren. De bedoeling is dat die tijdens de werkzaamheden in en aan de cultuurtempel in rook zullen opgaan en dat de as  wordt opgespaard tot een hoeveelheid overeenkomend met het volume van een voor ongeveer driekwart gevulde urn. En verder: mondje dicht uiteraard!

Gezegd moet worden dat die jongens er geen potje van hebben gemaakt. Binnen drie weken is het karwei geklaard, anders gezegd: is alle rookwaar in rook opgegaan en de muur van de salon van wit in nicotine-geel verkleurd.

Tijdens de feestelijke heropening van het museum wordt de urn met as door de voorzitter van het bestuur plechtig binnengedragen. Als hij de directrice verzoekt het kleinood terug te zetten in de nis, kan zij niet nalaten even het deksel op te lichten. En dat is maar goed ook, want tussen de as ontwaart ze de bonte mengeling van sigaren- en sigarettenpeuken die broerlief en haar neven tussen de lippen hebben gehad. Schijnbaar onaangedaan sluit ze het deksel en zet met enige welgekozen woorden de urn terug op zijn ereplaats. Alleen wie erop gelet heeft, zal het zijn opgevallen  hoe vurig de  blos was die toen haar wangen kleurde.