INHOUD
TIM STOOP
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS

PRINT PAGINA
 

Tim Stoop

        


Even bijpraten

Het was zo'n dag waarop ik het gevoel heb de hele wereld aan te kunnen. Een soort Bush-gevoel. Maar dan op Oosterhoutse schaal en slechts met betrekking tot het schof­felen van de tuin of het hakken van hout voor de open haard. En ofschoon buiten mijn echtgenote, weinigen op zulke heldendaden zitten te wachten, is dat gevoel voor mijzelf altijd een heel prettige gewaarwording. Voor ik echter op die veelbelovende dag schoffel of hakbijl wist te bereiken ging de bel. Henk. Heel vroeger, járen geleden, hadden Henk en ik de leiding over een parochieel voetbalclubje. Het was in de tijd van de 'drie­kor­ner­spinantie', met de zegen van de kapelaan. We waren idealisten, Henk en ik, die zelfs wel eens met ons clubje gingen kamperen. Wij waren niets, de club was alles. Bij mij is van de kampvuren van weleer alleen een luxe Bell-Fire open haard overgebleven, maar Henk heeft zijn korte broek nooit helemaal weggedaan. Hij is idealist gebleven, in hart en nieren, van kop tot teen, met hart en ziel.

Ik kan het niemand kwalijk nemen want ik zei het zelf: 'Hallo Henk! Nee maar da's lang geleden. Kom binnen. Koffie?' Reken maar dat Henk koffie wilde, al wipte hij zo maar even binnen, alleen maar om te kijken hoe het met mij ging en om even bij te praten. Want hij zat niet stil al was hij al bijna tien jaar met pensioen. Regelmatig bezocht hij eenzame mensen zoals de zus van Piet die indertijd getrouwd was met Arie toen die nog een groentenwinkel in Waalwijk had en waar de moeder van Ansje, want zo heette die zus, nog jarenlang in huis was geweest nadat haar man bij een verkeersongeluk tussen Den Bosch en Helvoirt was omgekomen. Dat was vlakbij een stoplicht en hij kon daar nu niet meer langs komen zonder aan die man te denken. Hij was natuurlijk ook nog op de begrafenis geweest, samen met Bertus Trapvast die na mij bij het voetbalclubje was gekomen en die ik zeker nog wel zou kennen.
Ik knikte laf en adviseerde Henk om zijn koffie niet koud te laten worden. Maar koude koffie was voor Henk helemaal geen probleem. Het maakte voor hem niet veel uit of koffie nu koud of warm was want hij vond hem sowieso lekker. Wel altijd zwart, nooit met suiker of melk. Dat kwam omdat hij een maag van leer had, net als zijn vader zaliger. Die had ik toch nog wel gekend? Hij was bedrijfsleider bij de kistenfabriek van Jacobs. Daar had hij ruim veertig jaar gewerkt, maar ik moest niet denken dat hij bij zijn afscheid een feestje had gehad. Kende ik de oude Jacobs niet? Het was zo'n lange magere man en zijn vrouw was er een van Franken die een cafeetje hadden aan de Smalle Weg achter het bos. Daar was ook een speeltuintje bij waar ze vroeger op zondagmiddag nogal eens naar toe gingen. Als kind, dat wist ie nog goed, was hij daar een keer van de schommel gevallen. Dat kwam omdat zijn jonger broertje ineens voor die schommel liep en toen wilde hij er af springen om zijn broertje niet te raken. Dat had moeder Franken, zo noemden ze haar altijd, moeder Franken, die had dat gezien en die had hem toen een glas ranja gegeven. Van die oranje limonade. Met een rietje.  
'Je koffie is nu wel erg koud Henk', zei ik, uitgeblust weggezakt in de houding van Ad Melkert tijdens dat nu al legendarische debat met Pim Fortuyn.
Henk dronk zijn koude koffie in een teug op en vroeg toen tot mijn verrassing:'Maar hoe is het met jou?' 'O goed', zei ik,
'ik tennis nog iedere we...' Nee, sporten was er voor Henk niet meer bij. Dat kwam omdat zijn rikketik het niet zo goed meer deed. Nou had hij een pacemaker en de dokters hadden gezegd dat hij het kalm aan moest doen maar dan moest je net hem hebben, dat wist ik nog wel, stilzitten was er voor hem niet bij. Hij was nu weer bezig om een reünie te organiseren van oud-strijdmakkers van het peloton waarmee hij indertijd in Nieuw Guinea had gelegen. En ieder jaar met de zieken naar Lourdes natuurlijk, dat kon hij ook niet laten.
Toen keek ik op mijn horloge. Een vluchtige blik die mijn redding werd. Plotseling herinnerde Henk zich dat hij dringend weg moest. Er zat een handvol bejaarden op hem te wachten.
Die bezocht hij iedere week. Daar keken die oude mensen zo naar uit. Al twaalf jaar deed hij dat. Ja, zo zat hij nu eenmaal in elkaar...
Bij de voordeur heb ik hem nog nagekeken tot zijn Nissan Primera met route-planner volledig uit het gezicht verdwenen was. Toen ben ik anderhalf uur lang onbeheerst houtblokken voor de open haard gaan klieven.