INHOUD MELIS
HOME
SPECIAAL
TEKSTEN
AUTEURS
INTERVIEWS
BRABANTS

Tekening: Maarten Melis

Piet Melis - Toen er nog geen spierke kwaad in zat

3 - De trommel

DE TROMMEL

 

Tijdens de zomervakantie van 1943, gedurende de oorlog, mochten wij met ome Janus mee met de trein naar Amsterdam. Ome Janus was de oudste broer van mijn moeder, en vrijgezel. Wij, dat waren mijn drie broertjes en ik, variërende in leeftijd van 6 tot 11 jaar.

We waren nooit verder met de trein mee geweest dan tot Den Bosch. Dat zou dus een hele belevenis worden. Het was wekenlang onder ons kinderen het gesprek van de dag en we konden er 's nachts soms niet van slapen.

Er moest ook het een en ander geregeld worden. We moesten onze eigen lunch meenemen want er was nauwelijks iets eetbaars te koop in restaurants, daar moest je weer speciale bonnen voor hebben.

Moeder had bij de plaatselijke banketbakker voor die gelegenheid 10 gebakjes besteld. Nu was het in die tijd zo dat je suiker en boter bij de bakker moest inleveren anders kon men niet voor je bakken.

De gebakjes waren besteld en moeder kwam met het verhaal thuis dat de bakkersvrouw had gezegd dat ze haar kinderen niet in het bad kon doen, want dat zat vol suiker. Waar ze de boter in opsloeg heeft ze niet verteld.

De grote dag brak aan. Moeder had voor ons elk een aantal boterhammen gemaakt, over drie pakjes verdeeld en in bruin pakpapier verpakt. De drie jongsten kregen ieder zo'n pakje te dragen en mij werd de zorg voor het gebak toevertrouwd. Ome Janus had de treinkaartjes, de portemonnee en de zorg over ons allemaal.

Het gebak zat in 'n slappe, kartonnen doos verpakt en moeder zei dat ze dacht dat ik er Den Bosch zonder ongelukken niet eens mee zou halen. Er werd besloten om de gebakjes in een grote ronde koektrommel te stoppen. Het enige nadeel was dat op het deksel van de trommel Koningin Wilhelmina stond afgebeeld omringd met kleine fotootjes met beeltenissen van de rest van de koninklijke familie. Daaronder het opschrift: "Ter herinnering aan het 40-jarig regeringsjubileum 1898-1938". Verder omlijst met rood-wit-blauwe vlaggen en oranje wimpels.

Moeder vond het een beetje link om de trommel mee te geven, gezien het aantal Duitsers en N.S.B'ers dat we op onze weg zouden kunnen tegenkomen. Maar vader zei, "Ben je gek, daar heeft niemand erg in". Trouwens er was geen andere trommel voorhanden.

Die trommel was lastig om te dragen. Onder mijn arm dragen mocht niet anders zouden de gebakjes op een hoop schuiven. Ik was dus genoodzaakt de trommel met twee handen vast te houden, althans er voor te zorgen dat hij horizontaal bleef.

Bij het station aangekomen had ik al zowat kramp in beide handen en was blij dat ik de trommel in de trein in het bagagenet kwijt kon.

In de trein hadden we een coupé voor onszelf. Er ontstond al meteen een gekibbel over wie bij het raam mocht zitten. Dat loste ome Janus goed op door een soort roulatiesysteem in te stellen zodat we ieder een beurt kregen om bij het raam te zitten. Het was maar goed dat er geen andere passagiers in de coupé zaten, die zouden vreemd hebben opgekeken, want het leek een beetje op een stoelendans.

We moesten ofwel in Den Bosch of in Utrecht overstappen en er werd besloten om dat in Utrecht te doen aangezien we nu zitplaatsen hadden. In Utrecht aangekomen keken we onze ogen uit. Wat een enorm station! Wel drie of vier perrons.

Wij allemaal de trein uit. We zijn net de in de tunnel, op weg naar het volgende perron toen ik me realiseerde dat ik de trommel in de trein had laten liggen. Ik ren terug en zie vanaf het perron onze trommel nog in het net liggen. Ik was te klein om tegen de ruit aan te kloppen maar weet toch de aandacht van een van de reizigers te trekken, die voor het raam zit, door hoog de lucht in te springen en wild met mijn armen te zwaaien. Ik wijs op de trommel, hij begrijpt me, draait het raampje omlaag en gooit de trommel naar me toe.

De trein was inmiddels al weer aan het rijden en ik ving de trommel op. Dat had ik er weer goed afgebracht. Ik durfde niet in de trommel te kijken om te zien hoe het met het gebak gesteld was.

Van Utrecht tot Amsterdam heb ik verder met de trommel op mijn schoot gezeten en ontving menig goedkeurende blik en nu en dan een knipoog van reizigers die tegenover mij zaten en de trommel in ogenschouw namen.

In Amsterdam was het stralend weer. 't Was inmiddels bloedheet en we werden bij de uitgang van het station begroet met vrolijke draaiorgelmuziek. Het was voor ons kinderen allemaal overweldigend. Zo'n grote stad!

We hebben een boottocht gemaakt naar Marken. Ook een nieuwe ervaring voor ons allemaal. Overal waar we naar toegingen hield ik de trommel angstvallig bij me, bang dat ik die weer kwijt zou raken.

Van Marken gingen we naar Edam waar we een kaasboerderij zouden bezoeken. Op de boot daarheen zouden we de lunch gaan gebruiken. Beneden in de kajuit kregen we limonade en werden de lunchpakketten aangesproken. Daarna de gebakjes. Het moment waar iedereen naar had uitgekeken natuurlijk.

Het gebak was een grote brij geworden. Je kon niet zien waar het ene gebakje ophield en het andere begon. Alles lag door elkaar. De slagroom en verder alles wat maar kon smelten was gesmolten. Ome Janus leende bij het buffet wat bordjes en lepels en gaf ons ieder een paar scheppen van de "taart". Het smaakte nog lekker ook.

Na de kaasboerderij voeren we naar Volendam, waar een foto van ons allemaal werd gemaakt in Volendams kostuum. Ik vroeg aan de fotograaf of de trommel ook op de foto mocht. Dat mocht. De trommel werd voor onze voeten neergezet. Dus nu staan we, sinds jaren, met z'n allen, samen met de koninklijke familie op een plaatje!