INHOUD MELIS
HOME
SPECIAAL
TEKSTEN
AUTEURS
INTERVIEWS
BRABANTS

Tekening: Maarten Melis

Piet Melis - Toen er nog geen spierke kwaad in zat

4 - Kazan

KAZAN

 

Het was altijd een gezellige drukte bij ons in de straat. Zo had je de groenteman met zijn groentekar die twee keer per week langs kwam.

De melkboer met zijn hondenkar, kwam elke dag. Ik zie nog de twee grote koperen kannen aan weerskanten van het wagentje hangen. Daar tapte de melkboer dan de melk uit waarmee hij langs de deuren ging. Maatbeker erbij. Zo werd de melk per liter verkocht. Op de wagen stond met fraaie letters geschreven, "Coöp Melkfabriek de Hoop". Ik heb jaren nodig gehad om er achter te komen wat "Coöp" nou eigenlijk betekende.

Kwade tongen beweerden dat de melkboer de deksels van zijn kannen afhaalde als het regende om zodoende zijn winst wat te vergroten.

De bakker kwam ook elke dag. Die had een pony voor zijn broodkar staan waar je van weg moest blijven want die pony wilde nogal eens graag bijten en schopte driftig achteruit.

Bij ons thuis kwamen er altijd twee verschillende melkboeren en twee verschillende bakkers, om de andere dag een andere. Omdat we thuis een sigarenwinkel hadden "gunde" moeder ieder wat klandizie met de stilzwijgende afspraak dat ze bij ons in de winkel op hun beurt hun rookwaar zouden kopen. Leven en laten leven!

De vrouw van de slager kwam twee keer in de week de bestelling opnemen, die dan ook prompt door de slagersjongen werd thuisbezorgd.

Op vrijdag kwam de visboer langs want dan at je als goed katholiek geen vlees en kwam er vis op tafel.

De ijscoventer vertoonde zich in de zomer ook wel een paar keer per week. Het goedkoopste ijsje kostte 1 cent.

Verder nog de postbode, de straatveger, de scharensliep, de man die hazen- en konijnenvellen opkocht, de petroleumventer, de orgeldraaier en het mosterdmanneke. Dat was een klein kereltje, een Belg, die een paar keer per jaar langs kwam met zijn koperbeslagen tonnetje dat voor zijn buik hing waaruit hij zijn mosterd schepte.

Ik herinner me ook nog duidelijk ‘n voddenboer die op een vrachtfiets reed en ook oud papier opkocht. Hij gaf geen geld maar kleine speelgoedjes zoals papieren molentjes en kleine fluitjes, echt fluitjes van ‘n cent. Hij woog de vodden en het papier aan een punter.

De eerste keer dat hij zich bij ons in de straat vertoonde, rende ik bij ons thuis de schuur binnen waar een grote stapel kranten lag. Ik pakte een paar kranten van de stapel, frommelde die op en had een arm vol papier wat natuurlijk niet veel woog. Het gevolg was dat hij me wegstuurde om meer.

Een van mijn broertjes maakte het nog erger en kwam met vaders zondagse pak aangelopen. Voordat de voddenkoopman het kon inpikken stak moeder daar echter een stokje voor.

Er kwamen ook altijd wel mensen aanbellen. Fondsagenten die eens per week het geld van de verzekering kwamen ophalen, mensen die contributiegelden kwamen innen, mensen van het gas en het licht, de krant en de Panorama of de Katholieke Illustratie en niet te vergeten de wissellopers die ook om geld kwamen.

Dit alles bracht de mensen de straat op en gaf ze de gelegenheid voor een gezellig buurtpraatje waarbij dan natuurlijk de hele straat over de tong ging.

Op zaterdag, in de winter, laat in de middag kwam de kolenboer. 'n Platte wagen waar voor 'n paard. Op de wagen zakken met kolen. De kolenboer had een zwarte kolenzak over zijn hoofd, waarmee hij er uitzag als zwarte Piet en Kazan zijn hond.

Die hond was een soort Duitse herder die kennelijk de opdracht had om op de wagen te blijven en de kolen te bewaken als de kolenboer zijn waren aan het afleveren was. Het was de gemeenst uitziende hond die ik ooit had gezien. Mijn vriendje Kees en ik hadden al eens Ksst.. Ksst.., Awooeesch... geroepen en met een stok het een en ander geprobeerd, maar hij kwam niet van de wagen af. Ging wel vreselijk te keer.

Dat duurde zo een paar weken en jawel, op 'n keer komt hij ons achterna. De kolenwagen stond net tegenover de gang van Kees

zijn thuis en wij vliegen de gang in en door de poort de plaats op.

De poort dicht en Kazan tegen de poort aan.

Onder de poort zat een opening van een centimeter of vijftien waar de hond net niet onder door kon maar onze stok wel.

Wat ging ie te keer! Dat duurde net zo lang totdat de kolenboer hem terug riep.

De week daarop vloog Kazan al meteen de wagen af toen hij ons zag. Kees had de poort al dicht toen ik arriveerde met de hond op de hielen. Ik vloog over de poort en hoor nog het op elkaar klappen van Kazan's tanden die net langs m'n kuiten afgingen.

Hij was zo vreselijk op ons gebeten dat we ons leven niet meer veilig waren. Als we in de verte de kolenwagen zagen aankomen

stonden wij al bij de halfgeopende poort die we weer net op tijd voor de neus van de hond dicht gooiden. Het leek wel Russisch roulette.

We hadden hem geloof ik helemaal over zijn toeren gewerkt. Dat heeft zo een paar maanden geduurd en toen zagen we tot ons beider opluchting de kolenboer op zaterdag niet meer. Die kwam kennelijk op een andere dag bij ons in de straat. De lol was er trouwens af en we durfden op zaterdag bijna niet meer de straat op.

Maanden later, 't was op een zaterdagmiddag en ik was met moeder naar Den Bosch geweest om een pak voor mijn Plechtige Communie te kopen. Met veel moeite had ze voldoende textielpunten bij elkaar kunnen krijgen. Het was net na de oorlog.

Er was niet veel keus maar we vonden toch nog een pak, precies wat ik hebben wilde, 'n plus four, "'n drollevanger" zogezegd. M'n eerste lange broek!

Zoals de gewoonte was, nadat we thuis kwamen trok ik het nieuwe pak aan om het mijn opoe te laten zien die aan de overkant van de straat woonde. Ik steek de straat over en plotseling hoor ik een hond blaffen en huilen. Kazan!, flitst het door mijn hoofd. Ik had toch geen kolenboer gezien!

Ik voelde als het ware z'n adem al in mijn nek. Ik begin als een gek te rennen. Gelukkig stond het poortje bij opoe open, ik vlieg naar binnen, maar hij had me nog net bij m'n broekspijp te pakken. Ik kom los en gooi de poort dicht. Een enorme winkelhaak in mijn nieuwe broek! Wat nu te doen? Over een week moest ik m'n communie doen! Moeder kende wel een vrouw bij ons in de straat die "onzichtbaar kon stoppen", zei ze.

Het resultaat leek nergens op. Het was geen gezicht die grote, gestopte winkelhaak in die broek. Ten einde raad werd besloten om een gedeelte van de pijpen er maar af te knippen en er een korte broek van te maken. Ik was de enige communicant die 'n korte broek droeg! Kun je nagaan!

Zo had Kazan toch het laatste woord gekregen. Ik heb hem later nooit meer gezien.