OVERZICHT HEERKENS

OVERZICHT BRAABANS

HOOM

SCHRÈÈVERS
TÈKSTE
INTERVJOEWS

SPECIAAL

 


BRABANTSE SCHELDPROCESSIE MET VERKLARINGEN
Voor een toelichting op de bronnen: klik HIER


In Hellemond wonen de Katten,

De scheldnaam 'katten' komt niet als zodanig voor bij Sassen. Wel het spotvers:

Helmonder

Kattendonder

Vlooienbijter

Keischijter.

'Keischijter' komt regelmatig voor als scheldnaam van dorpsbewoners voor stedelingen (aangezien in de steden de wegen vaak verhard waren).
Aanvulling (05-05-01). In Nederlandsche Volkskunde van Diet Kramer e.a. (Groningen 1931) worden de Helmonders 'kattenplagers' genoemd. Met als verklaring: 'Op vastenavond was het voorheen te Helmond een gewoonte om katten bijeen te brengen en deze op een onmenschelijke wijze te martelen. De oorzaak daarvan was het bijgeloof, dat nog uit het oude heidendom was overgebleven. Want in een kat, vooral in een zwarte, huisde een heks, dus was het plagen en dooden van katten een goed werk, zoo meende het domme volk.'

Cornelissen geeft behalve 'katten' ook 'kattendonders', en met dezelfde verwijzing naar het martelen van katten op vastenavond: 'Deze dieren werden te Helmond opgesloten in een ijzeren traliekooitje, hetwelk aan een wip was opgehangen en telkens werd nu de kooi op en neer in een vuur gewipt.'

Cornelissen zegt dat 'vlooienbijters' slaat op de onreinheid van Helmonders.

Van der Heide geeft nog: Kattenmeppers, en Messentrekkers. Volgens hem werden de katten ook wel eens opgegeten.

In Teefelen de Waoterratten,

Teefelen viel onder de gemeente Ooien en Teefelen. Cornelissen suggereert dat de spotnaam verband houdt met overstromingen aldaar. Van der Heide geeft nog 'vliegeneters', met verklaring: '...bakken ze ter gelegenheid van de kermis aldaar vliegen in plaats van dure krenten in de mik.' 

Dubbeltjessnijers huizen in Oss,

Sassen tekende zowel voor Oss als Oud-Gastel de scheldnaam 'Bekkesnijers' op, een verwijzing naar de 'vechtlust' van de inwoners. Sassen: In de eerste helft der 19de eeuw werd er [in Oud-Gastel] iedere zondag met messen gevochten en men gold voor geen oprecht Gastelaar, als men zonder litteeken op het gezicht rondliep. [...] Zoo'n litteeken noemden ze "'t wapen van Gastel". Zo ook: "'t wapen van Oss'. 'Dubbeltjessnijer' lijkt samen te hangen met een verhaal over een nieuwe pastoor in Oud-Gastel, waarna de dorpsbewoners niet tevreden waren totdat 'ook deze met een scherp dubbeltje een kruis over het gezicht had gekregen'. Voor Oss noemt Sassen deze legende niet, wel hoorde hij haar ook vertellen over Uden.
Aanvulling (05-05-01): 'Daar [i.e. Oss] moet een honderd jaar geleden een man gewoond hebben, wiens gezicht zoo mismaakt was door die dubbeltjessporen, dat men hem de twijfelachtige eerenaam van regimentskop gaf.' Uit: Nederlandsche Volkskunde, Diet Kramer e.a., Groningen 1931.

Cornelissen geeft dezelfde verklaring voor 'dubbeltjessnijers' maar dateert het gebruik op begin 18e eeuw. Hij geeft ook 'Bèndesnijers', in de betekenis van 'lieden die wisschen of wilgeteenen snijden om er takkebossen mee saam te binden'.

Van der Heide geeft nog: Messestekers, pensstekers, en Moeszakken; de laatste naam slaat op het eten van appelmoes.

Koeken en Bluffers in 's Hertogenbosch,

Mar Kaaienspellers en Knoopen

Die wonen daor ok mee hoopen;

Beide namen niet in Sassen die voor Den Bosch wel 'keischijters' aantrof (zie ook Helmond). Cornelissen kent alleen 'Keienspellers' ('spellen' = schijten)

Van der Heide geeft: Bollen, Koeken, Kaaienspellers, Keienschijters, Bluffers, en Knoopen, maar verwijst terug naar Heerkens zonder nadere verklaring.

In Gilze zijn 't Vringers,

In Rijen zijn 't Dringers,

'Dringers' werd door Sassen genoteerd voor inwoners van Alphen en Gilze (en niet voor Rijenaren). De naam zou gegeven zijn omdat de inwoners van die dorpen aan het einde van de zondagse mis allemaal zo snel mogelijk door de smalle kerkdeur naar buiten wilden. Voor Rijen geeft Sassen 'Rijense knullen' als aanduiding voor hun domheid.

Aanvulling 30-03-01: Nadat deze kwestie van Vringers en Dringers door Joep Eijkens in zijn rubriek 'Om de hoek' was voorgelegd aan de lezers van het Brabants Dagblad, reageerde daarop de heer De Vet, hoofdredacteur van heemkundeblad 'De Mulder' voor Gilze, Rijen en omgeving. De Vet bevestigt dat Piet Heerkens hier abusievelijk de naam 'Dringers' gebruikt voor Rijenaren, en dat Sassen correct is met zijn toeschrijving aan Gilzenaren. Vanaf de jaren vijftig of zestig zijn Rijenaren ook 'Wringers' genoemd. De Vet meldt ook dat vroeger Rijenaren 'Kaoischijters' werden genoemd (zie ook bij Den Bosch). Dhr. De Vet geeft voor Alphenaren 'Struivenbakkers'.

Cornelissen: Gilze: Wringers; Rijen: Knullen.

Van der Heide: Gilze: zowel Dringers als Vringers, maar kent de anekdote over de kerkdeur blijkbaar niet.

In Woensel en Gestel daar hokken

Gelijk in Schijndel de bokken,

Mar ok in Mierlo en Aarle,

Voor Gestel geeft Sassen het rijmpje:

De Gestelsche bokken

Die komen de Blaartemsche pap opslokken

Bij Woensel noteert hij: "'nen bok' is een stug, norsch, onvriendelijk mensch".

Aarlenaren werden 'Aarlesche bokken' genoemd, 'Aarlesche zandknauwers', en ook Aarlesche ganzemelkers' (er werd veel gehandeld in en met ganzen).

AANVULLING Lodewijk van Woensel schrijft in 'Nou en vruuger' (in: Cor Swanenberg, 'Hedde gij, zedde gij, Den Bosch 1987) juist het tegenovergestelde voor zover het Woensel betreft: niet de inwoners van Woensel werden 'bokken' genoemd, maar 'bokken', en meer precies 'stadse bokken', was de benaming van Woenselenaren voor 'stadslùi' in 'Endhoven'. Eindhovenaren werden, nog steeds volgens Van Woensel, ook 'kaajschijters' genoemd. En inwoners van het stadsdeel Stratum werden door Woenselenaren 'kaaljakkers' genoemd'. Dit alles dateert van vóor de verstedelijking van Eindhoven, circa 1920. (ES; 04-04-01)

AANVULLING (05-05-01) In Nederlandsche Volkskunde voor de lagere scholen, van Diet Kramer e.a. (Groningen 1931) lezen we voor Schijndel: 'Schijndelsche hopbellen', naar aanleiding van de hop-cultuur aldaar. 

Cornelissen en Van der Heiden geven 'bokken' voor Woensel, Mierlo en Aarle. Cornelissen geeft bij Mierlo(o) een variant op het versje hierboven:

De Mierloosche bokken

Komen in Helmond de pap opslokken. (opgetekend in Helmond)

De Toortenraopers in Baarle.

Toorten zijn volgens een voetnoot bij de tekst van Heerkens 'paardenvijgen'. Baarle wordt door Sassen niet genoemd. Cornelissen geeft dezelfde verklaring.

In Waalwijk de Olliebuiken,

Waalwijk wordt door Sassen niet genoemd. Wel geeft hij 'oliekonten' voor Tilburgers: 'omdat die van Tilburg alles in olie bakken, volgens anderen omdat alle fabrieksarbeiders er naar machine-olie stinken.'

Cornelissen kent 'Oliebuiken' wel, en geeft ook 'Rijstvreters, rijstpikkers, rijstbasten'. Rijst zou in Waalwijk veel gegeten zijn omdat het een goedkoop volksvoedsel was.

In Tilburg Turken en Kruiken;

'Turk': inwoner van het noordelijk stadsdeel van Tilburg, met name uit de parochie Goirke.

'Kruiken' of 'kruikenzeikers'. In Sassen de gangbare verklaring van het gebruik van urine bij het bleken van laken. De arbeiders brachten de urine mee in stenen kruiken en kregen er wat geld voor. Sassen: 'Zondagse pis en vrouwenpis deugden niet.' Volgens Sassen werden ook Dongenaren 'kruikezeikers' genoemd, om dezelfde reden.

Cornelissen geeft behalve deze twee spotnamen ook 'Messestekers' en 'Keibuters'. Keibuters betekent keien met de riek uit de grond halen. Over de messen kent hij het gezegde: 'In Tilburg steken de messen boven de daksparren uit.'

Van der Heide kent voor Tilburgers nog: oliekonten (zie ook Waalwijk), Stoepschijters, Kaaieschijters, Wevers, Patagoniërs, en Tegenvoeters, maar is, zoals zo vaak, onduidelijk in zijn bronnen. Ook geeft hij het verhaal van de 'dubbeltjessnijers' (zie Oss) als een Tilburgse traditie, zonder bronverwijzing.

In Nunen wonen de Botten

Sassen geeft 'Nuenensche botters' (zonder nadere toelichting).

Cornelissen verklaart: 'botteriken, lomperds', en geeft voor Nunen ook 'Hooiveulens'.

In Drunen de mosterdpotten,

Cornelissen geeft ook 'mosterdzakken'.

In Gestel Schreeuwers en Kwijkers,

Het is niet duidelijk welk 'Gestel' bedoeld wordt. Voor de plaats bij Eindhoven geeft Cornelissen wel 'Bokken' en 'Blauwbuiken', maar geen 'Schreeuwers en Kwijkers'. Moergestel komt bij Cornelissen niet voor. Voor Sint-Michielsgestel geeft hij slechts 'Bokken'

Van der Heide geeft 'Schreeuwers en Kwijkers' onder Sint-Michielsgestel, echter zonder bron- of plaatsverwijzing.

In Ruckvens Heike de Heikers;

Rucphen niet in Sassen noch Cornelissen. Van der Heide geeft onder Rucphen: 'Keikers', en verklaart: 'vanwege de vele keien en keitjes die op de Rucphense hei werden/worden aangetroffen.' Omdat Van der Heide geen bron geeft, is het niet mogelijk vast te stellen wie zich verschreef: Heerkens of Van der Heide.

In Best zijn et Gattenkijkers,

Heerkens verklaart in een noot dat 'gattenkijkers' verwijst naar klompenmakers, die in het gat in de klomp kijken. Deze noot is ontleend aan Cornelissen.

Sassen kent voor Best: 'Pompoenen van Best' en voor de vrouwen uit Best: 'Hangkonten van Best'. 'Pompoenen' is mogelijk een verwijzing naar pompoenenpap', een armetierig soort voedsel (zie onder Erp). Ook Cornelissen kent 'Pompoenen', en geeft het volgende rijm:

Ik ben naar Bestsche kermis gewiest

Locht van den giest [luchtig van geest],

Ik heb nie gehad als pompoenesap

En koolen gelijk de biest

En vliegebillekes 't miest.

In Oirschot hedde Barbaren,

Sassen: Oirschotse maanblazers.

Cornelissen: 'Maanblusschers' (zonder toelichting). Ook 'Krimmers' = 'kramers'.

Van der Heide geeft bovendien: 'Hangkonten'.

Een Spreuwen in Alem en Maren;

Cornelissen verklaart dit met het volgende gezegde: 'De varkens (van Littooien) sch... op straat, maar de spreeuwen (van Alem en Maren) pikken er in.'

Van der Heide geeft nog 'papbuiken'. 

Spekstruif in Haren en Udenhout,

Het betreft Haaren. De spotnaam wordt bevestigd door Cornelissen.

Van der Heide vertaalt het met 'spekpannekoeken', favoriet voedsel in Haaren. Voor Udenhout geeft hij alleen 'Spekdieven'. 

En Boonevreters in Oosterhout,

Sassen: Oosterhoutse keischijters.

Cornelissen: 'Boonenvreeters, Kaaischijters, Steenen'.

Van der Heide bovendien: 'Vreetzakken, Kruikezeikers, Bokken'.

Pezerikken in Hilvarenbeek

De spotnaam lijkt samen te hangen met de armoede. De pezerik (bullepees) van het varken werd meestal afgestaan aan de armen. Die hingen de pees in de soepketel. Vandaar dat Cornelissen ook 'Inhangers' geeft.

Van der Heide geeft bovendien 'Moerdabbers, Moerbuiken', een verwijzing naar de moerassige ligging van Hilvarenbeek in vroeger tijden.

En Keelestroopers in De Reek;

Cornelissen meldt dat de spotnaam is afgeleid van 'kelen', jong bladgroen van lenteknollen of -rapen.

In Brabant wonen warempel

Nog Beeren in Erp en in Empel!

Voor Erp verwijst Sassen naar de drie broers De Beer die alle drie terecht werden gesteld in Den Bosch en wier geraamten in de 18de eeuw op de Rariteitenkamer tentoon werden gesteld als curiositeiten.

Uitgebreidere informatie hierover in Cornelissen.

In Ketsheuvel hedde de Ketsers,

Niet door Sassen genoemd. Wel: Kaatsheuvelse boenderbinders (mogelijk binders van bentgras). Bij Heerkens 2 regels verderop ook 'Scheresliepers'.

Waarschijnlijk door Heerkens zelf bedacht, want de naam komt niet voor in Cornelissen. Wel in Van der Heide die de spotnaam afleidt van 'Ketsheuvel (plaatselijke benaming voor Kaatsheuvel)', hetgeen dubieus is: de plaatselijke benaming is 'De Kèts'. 

Cornelissen geeft nog wel 'Scharesliepers' (zie hieronder) en 'Bloemkoolen'.

Van der Heide geeft nog 'Zwevelmarsen' (voorlopers van doosjes met lucifers die door de marskramers werden uitgevent).

In Bladel de Blaojelse zwetsers;

Ook door Sassen, Cornelissen en Van der Heide zo genoemd.

Zijn 't in Kets de Scheresliepers,

(zie boven)

Volkel heej z'n Klonten en Piepers;

Piepers zijn aardappelen. Cornelissen geeft, zonder uitleg, 'Klouter'.

Van der Heide geeft 'klouten' voor 'kluiten'.

In Demen en Dieden

Daor ruukte en daor ziede

In huizen en tuinen

Alleenig mar Juinen.

Beide namen in Cornelissen. Afgeleid van de juinenteelt in deze dorpen.

In Beugen en ok in Ryckevoort

Daar hebben de Papzakken 't hooge woord;

Niet in Sassen voor de twee hier genoemde plaatsen. Wel bij Boxmeer: papvreters; en St.-Oedenrode: Rooische papbuiken. Volgens Sassen verwijst 'pap' naar het ontbijt van de boeren in de Meijerij, "5 à 6 liter'' per ontbijt.

Aanvulling (05-05-01): ook in Nederlandsche Volkskunde van Diet Kramer (Groningen 1931) wordt 'Rooische papbuiken' gegeven.

Cornelissen geeft voor de gemeente Beugen en Rijkevoort geen Papzakken, wel Kikvorschen en Kwakers.

Al slikken ze pap, ze blijven

Mar maoger en schraol van lijve;

In Oeffelt, Sambeek, Wouw en Rooi

Eten z'ok pappot, geeren of nooj;

Bij Cornelissen vinden we alleen Wouw met 'Papboeren', met als verklaring dat dit slaat op de welvarendheid van het dorp Wouw.

In Putte zijn 't Mattenbrijers,

Niet bevestigd door Cornelissen.

Van der Heide zegt slechts dat het om stoelenvlechters gaat.

In Roozendaal Hongerlijers,

Sassen: Roosendaalsche hongerlijders. Cornelissen geeft onder 'Rozendaal' ook nog 'Stoepenschijters'. Volgens Van der Heide zou dit duiden op verwaandheid. Mogelijk wordt hier echter hetzelfde bedoeld als met 'Keischijter': het bestraten, en in dit geval dus het aanleggen van stoepen in steden.

In Gestel Bekkensnijers;

Waarschijnlijk doelt Heerkens hier op Oud-Gastel. Klik hier. Cornelissen geeft ook 'Kweekers' en 'Kruikezeikers' (zie onder Tilburg voor verklaring). Van der Heide heeft daarbij nog: 'Messestekers, Blauwbuiken, Schreeuwers'.

Stratum zit vol Ruitjestikkers

Niet in Sassen. Wel in Cornelissen en in Van der Heide. De laatste geeft bovendien 'Heikneuters, Bokken, Straatemmers'. het laatste is een verbastering van 'Stratummers'.

Chaam krioelt van Boonepikkers;

Sassen: Chaamse boonepikkers.

Aanvulling 30-03-01: Chaamse bonenpikkers (Brabants Dagblad, rubriek 'Om de Hoek', mededeling van Dhr. De Vet.)

Cornelissen verklaart de spotnaam vanuit de gewoonte om met Chaamse kermis groene en witte bonen te eten, de zogenaamde 'Chaamse kermiskost'.

Vende in Waspik Knollenbraaiers,

Sassen: Waspikse knollebraaiers. Cornelissen geeft nog 'Strontscheppers' wegens de bemesting van het land. Van der Heide heeft ook 'Bonedraaiers'.

En in Hoeven Peeëzaaiers,

Cornelissen geeft 'Peezaaiers'. Van der Heide geeft nog 'Kruikezeikers' echter zonder nadere bron.

Raamsdonkveer hee Bonkenslikkers,

Niet in Sassen. Cornelissen maakt onderscheid: 'Bonkenslikkers' in Raamsdonk, maar 'Dooie-vischjesvreters' en 'Fanten' voor Raamsdonkveer. 'Fanten' is een verbastering van 'venten', in dit geval met vis.

Van der Heide geeft alle drie en verklaart 'bonken' met 'botten', een aanduiding die op het armoedige voedsel duidt.

't Dörpke Bakel Heikrikkers,

Sassen kent alleen Bakelsche pierewiegelers. Zie verderop. Cornelissen geeft alleen 'Peeltuten, Pierewiegelèrs'. Van der Heide bovendien nog 'Pieren, Heikrikkels, Kerkkruiers'.

Geffen en Mierde Peperbussen;

Niet in Sassen. Cornelissen verklaart de spotnaam aan de hand van de vorm van de kerktorens in Hooge en Lage Mierde en in Geffen.

Vlijmenaars wouen de maon uitblussen,

Niet in Sassen noch Cornelissen. Van der Heide geeft 'Messesterkers, Zonneblussers, Peulerwten, Körvenvlechters, Engelse stokvis'. 'Zonneblussers' is een verwijzing naar domheid: het schijnsel van de zon in de ruiten aanzien voor brand en de brand proberen te blussen.

De Bakelaars wiegelen pieren;

Pieren wiegelen: waarbij een hengelaar de schop in de grond steekt en die heen en weer beweegt om de pieren naar boven te halen. De grond in bakel is echter zo schraal dat er geen pieren voorkomen. Sassen vertelt een grap waarbij ooit één pier in Bakel werd gevonden: in de gootsteen van de pastorie: 'het eenige vette plekske van heel Bakel'.

Ooievaars ziede gij zwieren

Niet in Sassen. Wel in Cornelissen en Van der Heide.

In Eerde; en in Bergen op Zoom

Daor kruipen de krabben lui en loom;

Niet is Sassen. Wel: Bergsche panharing; omdat Bergen op Zoom de enige plaats in Nederland was waar haring direct uit zee werd aangevoerd. Cornelissen geeft 'Bergsche krabben, Bergsche stoepschijters, Keischijters'. Van der Heide geeft nog 'Schreeuwers, Panharingen'.

Hee Breda z'n kakkerlakken,

Niet in Sassen. Cornelissen geeft 'Grasburgers, Kakkerlakken'. Grasburgers is de spotnaam voor 'import'-burgers. Kakkerlakken duidt op verwaande lieden.

Leende Blazen,

Volgens Sassen een verwijzing naar de verwaandheid van Leendenaren. Cornelissen en Van der Heide: idem.

Vught Kozakken,

Sassen geeft 'Koezak'. Cornelissen twijfelt. Van der Heide meent dat het 'koezakken' bedoeld is: het spinnen met koehaar.

Vechel Kuuskes,

Niet in Sassen. Cornelissen geeft naast 'kuuskes' ook 'kalveren' naar aanleiding van de kalverfokkerij aldaar.

Gestel Kielen,

Het is niet duidelijk welk Gestel bedoeld wordt: Sint-Michielsgestel, Moergestel of gewoon Gestel. Cornelissen kent geen 'kielen'. Van der Heide houdt het op Sint-Michielsgestel met als verklaring dat de naam verwijst naar de boerenkiel; deze was meestal van blauwgeverfde stof, en in Sint-Michielsgestel werkten veel 'blauwververs', die ook de spotnaam 'blauwbuiken' kregen.

Gemert pruuvers,

'Pruuver' verwijst naar alcoholisten, dronkelappen. Sassen geeft bij Gemert alleen 'cichoreikoppen', maar kent een rijmpje over Gemert, Lieshout en Aarle:

Als Gemert is zonder pruuvers

En Lieshout zonder schelmen

En Aarle zonder hoeren

Dan zal de wereld nie lang meer doeren.

Dit rijmpje werd ook door Cornelissen overgenomen, die ook 'cichoreikoppen' geeft en verder 'Drumknauwers', afgeleid van een technische term uit het weversvak (het afsnijden of -bijten van de laatste draden).

Goeie zielen,--

In Dongen zijn Peeën, -- in Linden

Sassen geeft voor Dongen alleen 'kruikezeikers'; zie Tilburg

Aanvulling 30-03-01: Dongense Peeënstekers (Brabants Dagblad, rubriek 'Om de Hoek', mededeling van Dhr. De Vet.) Cornelissen geeft 'Peeën, Peeboeren, Peestekers, Kruikezeikers'.

Zijn Gaanzemelkers te vinden,

Niet in Sassen. 'Ganzemelker' wel in Sassen onder Aarle. Cornelissen geeft 'gaans, ganzemelker' met verwijzing naar de 'ganzenboeren' aldaar.

In Gerwen en Stiphout is Spurriezaad,

Geen scheldnaam maar een toespeling op de schrale grond (zaad = zand) in Stiphout waarmee men de Stiphoutenaren boos maakte.

In Vlijmen nog Engelse Stokvis, nie kwaad;

Van der Heide geeft bij Vlijmen: 'Mes(se)trekkers, Zonneblussers [zie boven] Peulerwten, Körvenvlechters, Engelse stokvis'. De laatste spotnaam zou naar de plaats Engelen verwijzen, maar een nadere verklaring is niet voorhanden of speculatief. Deze naam zou door J.R.W. Sinninghe gesignaleerd zijn in 'Brabantsche Volkshumor'. Vlijmen komt niet voor in Cornelissen.

 

AANVULLING 16-02-2022

De heer Hugo Verstrepen, die zich 'een specialist van de Mechelse Maneblussers' noemt, bericht ons dat Vlijmen wél voorkomt "in Cornelissen". Hij schrijft: ''t Staat er wél, maar verkeerdelijk onder de K van het niet bestaande Klijmen! Zie  Cornelissen, Nederlandsche Volkshumor ..., dl. 3, p. 183).'.

In Lommel ziede ze hei kneppen,

Niet in Sassen noch Cornelissen. Van der Heide verklaart: het afsnijden van hei om er bezems en boenders van te maken.

In Ginneken dragen ze broeken mee kleppen;

Niet in Sassen noch Cornelissen. Van der Heide geeft wel 'klepbroeken' maar noemt geen bron.

De Goolse Ballenfrutters

Sassen: 'balfrutters'. Verwijst naar de (huis)industrie van het vervaardigen van lederen kaatsballen, gevuld met koehaar of zand. Van der Heide geeft vier varianten op Ballefrutters en ook 'geiten' dat zou slaan op de vrouwen uit Goirle, n.a.v. de uitdrukking 'Er komt nog geen goei geit uit Gôol'.

Zijn rooie mannekesputters;

Strijp dat is een heksenlaand,

Ook in Sassen zonder toelichting. Cornelissen verklaart: 'Er wonen veel oude wijven, die als heksen worden aangezien.' Van der Heide geeft voor de inwoners van Strijp 'Bokken'.

En in Velp daar kruien ze zaand,

Niet in Sassen. Cornelissen geeft 'zandhazen, zandkruiers', met als verklaring het leven en werken op de schamele zandgrond aldaar. Van der Heide ook 'zandboeren'.

In Mil daar trappen ze törven,

Cornelissen: 'Turftrappers', gezien de eertijdse turfwinning in Peeldorpen.

In Vlijmen vlechten ze körven…

Zie boven.

Allemaal Brabantse mensenkinders,

Theepenzen, Bessembinders,

Wendmaokers,

Pinnestekers,

Peestekers,

Schotelwaassers,

Steilooren,

Kaoljakkers,

Peelboeren,

Peulenbuiken,

Mosterdpotten,

Aawe, jonge, wijze, zotte,

Groote, kleine, rechte, kromme,

Heere, boere, slimme, domme,

Allemaal is 't goei Brabants volk,

Allemaal zitten ze onder de scholk

Van ons Brabants lieve Vrouwkes

Die er prijken op de schouwkes,

Van ons Brabant

Van ons braaf land…

Brabant zonder evenknie,

Scone Brabant, were di!

Uit: Brabant, door Piet Heerkens svd
Illustraties (digitaal bewerkt): Thijs Doorenbosch


BRONNEN

De verklaringen van Heerkens' 'Scheldprocessie' zijn ontleend aan:

A. Hallema, 'Scheld- schimp- en spotnamen, voorheen en thans' (Naarden, 1946), die zich op zijn beurt baseerde op een handschrift (eind 19de eeuw) van August Sassen in de collectie van het Provinciaal Genootschap voor Kunsten en wetenschappen in Noord-Brabant. Verwijzingen naar deze bron zijn aangeduid met Sassen.

Jozef Cornelissen, 'Nederlandsche Volkshumor op Stad en Dorp, Land en Volk', deel III; De Bikkel, Antwerpen, z.d. [ca. 1930]. Dit is met voorsprong de beste bron over deze materie.

Dirk van der Heide, 'Groot schimpnamenboek van Nederland', Profiel, Bedum, 1998. Van der Heide heeft de oudere bronnen op dit gebied verzameld in zijn boek. Helaas heeft hij daarbij in zeer veel gevallen verzuimd zijn bronnen te vermelden. Goed als verzameling, gebrekkig als betrouwbaar studieboek.

Ben Janssen, 'Bokken en Spurriemökken', Zeelen, Maasbree, z.d. [ca. 1985?]. Een populaire verzameling over spotnamen en -rijmen, helaas totaal verstoken van enige bronvermelding of bewijsplaatsen. Uit dit boek is niet geciteerd in bovenstaand commentaar.

Verder is gebruikgemaakt van enige kleinere bronnen. Deze worden in het commentaar vermeld.


TERUG NAAR BEGIN PAGINA