INHOUD DICHTERS
HOME
 KUNST
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS
FOTO

Print  Pagina

Ad Vinken - Light verse - 13 gedichten


Over Ad Vinken

Ad Vinken (1931-1988) was minnaar van de volkscultuur in optima forma. Buiten zijn dienstverband van ambtenaar van de gemeente Tilburg, profileerde hij zich als tekstschrijver, cabaretier, en acteur. Hij schreef de teksten van twee winnende Tilburgse carnavalsliedjes, trad op als 'tonpraoter', en schreef voor de eerste Tilburgse revue (1986). Na zijn voortijdige dood heeft de gemeente Tilburg de Ad Vinkenprijs ingesteld voor verdiensten ter zake van de kleinkunst in Tilburg.

Ad Vinken was ook verbonden aan het clubblad van hockeyvereniging Were Di (Tilburg) en leefde zich in die pagina's uit als dichter van nonsenseverzen en light verse. Ben van de Pol getroostte zich de moeite deze verzen over te typen uit het clubblad. Als eerbetoon aan Ad Vinken.


 

1

 

Het kind van mijn tante Clothilde

Kreeg altijd zijn zin, daar 't zo gilde

Het had zelfs privé

Een mini-w.c.

Omdat het geen kinderpo wilde.

 

 

Adrian O'Finch (aug. 1968)

 

 

2

 

Somewhere in Texas lay Poopy Brook

With on his face a like-blake look

For his dearest mate,

The dirty prolate,

Had beaten him to papercook.

 

 

Adrian O'Finch (sep. 1968)

 

 

3

 

Every night she teases her strips

And when she stands in her naked bips

The boys clap in their hands.

Her honour is sold

And freezing from cold

She stands there........and clappertands!

 

 

Adrian O'Finch (okt. 1968)

 

 

4

 

Ol' man river

 

Sam Sippi, a real superman

Held much of wine and trine

That's why they called him "Snooperman"

And that lay in the line.

 

His buremaid was a beauty-queen

Sam loved her whole-a-bool

But when he tried to soon her once

She punched him on his smool.

 

The beauty said "You're not my man"

Sam answered "I'm so fry

to make you Missis Sippi then"

It's now all cook and I.

 

 

Adrian O'Finch (feb. 1969)

 

 

5

 

Thanks for the memory

 

Tone Todd, a real proover

Goes oft to the pub

And when he then home comes

He has good what up.

 

But 'cause he is married

I don't find it rare

That sometimes his wifey

Shoots in her colare.

 

She beats with a cnupple

The whole city thrills

And Tone has a week long

The blares on his bills.

 

 

Adrian O'Finch (sep. 1969)

 

 

6

 

Friend John and I drank stiff old clare

And though that spull quite viece is

It makes you gay and very soon

We laughed ourselves in pieces.

 

Alas! The loll was quick forby

For when we'd drunk a leeter

John hit me with the ampty flash

Right on my sothemeeter.

 

 

Adrian O'Finch (okt. 1969)

 

 

7

 

fin

 

als er sneeuw ligt

is al het groen wit

behalve de zwarte vlek

van de merel

die floot

hij is dood.

 

ad vinken (jan. 1970)

 

 

8

 

swa

 

weg en wei

berm en bos

zijn leeg

omdat een liefde

die eeuwig had moeten duren

is weggesmolten

als pepermunt

in een warme mond

 

maar er zijn

op de wereld

verdomme

toch meer dan genoeg

pepermuntjes

 

 

ad vinken (jan. 1970)

 

 

9

 

When the saints go babbling on

 

I went with Nell on chanternell

We had much kate and gine

And while I prooved the sappy fruit

The others felt the pine.

 

We went together on the zweer

We cuddled, kissed and fried

They all formooded sundy things

And barsted from the nide.

 

Profumo-like I Keelered on

You could not call it broddle

Alas! I had no loll of it

It only was the roddle.

 

 

Adrian O'Finch (feb. 1970)

 

 

10

 

I'm shy, Mary-Ellen, I'm shy

 

She asked me to come inside

But I said: Dear, I have no tide

And I am still an brooky.

 

I'm in the years of knickerplay

I hoople and I hinckle gay

And still bite on a cookie.

 

 

Adrian O'Finch (mrt. 1970)

 

 

11

 

Koets

 

Op een dinsdag in september

kreeg hij last van zijn obsessie

toen hij naar de optocht keek.

In een statiekoets te rijden

werd zijn ongeremde passie

die niet meer te blussen bleek.

 

In zijn droom zag hij zich rijden

in een koets, na het behalen

van de eerste doctorsbul.

Maar de universiteit bleef

voor hem dicht, want in de studie

was de vent een grote nul.

 

Maar zijn troost was de gedachte

dat zijn hartstocht zou bevredigd

worden op zijn huw'lijksdag,

als hij in een koets zou rijden

naast zijn bruid, die naar hem lonkte

met haar maagdelijke lach.

 

Maar zij bleef helaas niet maagd'lijk

en de bruiloft was veel vroeger

dan de opzet was geweest.

Het ontbrak hem aan de centen

en zo moest de dag voorbij gaan

zonder koets en huw'lijksfeest.

 

Diep ontgoocheld sleet hij daarna

lange jaren zonder hartstocht

samen met zijn vrouw en kroost,

en hij koesterde in stilte

de gedachten aan zijn rouwkoets;

daarin vond hij nog zijn troost.

 

De begraaf'nisondernemer

heeft de dag dat hij ging sterven

alle koetsen weggedaan.

En zo kon het dus gebeuren

dat zijn lijkkist als primeur toen

in een auto kwam te staan.

 

Maar hij heeft het nooit geweten

dat hem toch nog werd onthouden

wat hij altijd had begeerd.

En zo is ie met een glimlach

in de hemel aangekomen.

Wat niet weet wat ook niet deert.....

 

 

Adrian O'Finch (sep. 1970)

 

 

12

 

Bij het afscheid zei 'k: "Ik bel je snel"

Dus hoorde zij al snel de bel

Ze bitste boos: "Je belt te snel!"

Ik zei: "Ik heb een snelle bel"

Maar zij hing op, de lellebel!

 

 

Adrian O'Finch (mrt. 1971)

 

 

13

 

Strompolbieldertral

 

De snorkel sneurde in het kloet

Gardoelde kwisper van zijn proet

Kwistolde lanter spol

 

Prampolde...

 

Kwalpend spiel hij tal

Fol in tradoel

Mallinde dal...

 

En snolde kwanter zol.

 

 

Adrian O'Finch (nov. 1971)