André
van der
Veeke
poëzie
Blauw als
ijs
Ontsnapt aan
kanker, hartfalen
aan de zuigende
klei in zijn kamers
en aan alle
gevaren van eigen verhalen
gaat hij zitten,
de tafel een eiland
midden in de
blinde winter van 1946
Alsjeblieft, de
rivier lag toen dicht
Hij laat
vergeelde foto’s neerdalen
Natuurgeweld op
kiekjesformaat,
verkleumde
schaduwen
en een halve
voorbijganger
Op een
uitvergrote foto zijn afkomst:
vader, moeder,
negen kinderen
Hogeschooldressuur uit het verleden
Donkere, veel
te mooie gezichten
Zuidelijke
verwachting om ieders lippen
Dit is mijn
engel, mijn oudste zus,
naar Australië
geëmigreerd
Lachend: Meteen
onder een auto gelopen,
en dood (Wandelt
met duim en wijsvinger
door de diepe
voren om zijn mond)
En dan
terugkomend op het jaar 1946:
Op een avond
brandde er licht,
blauw licht
onder het ijs van de rivier
Van onze oever
tot aan de overkant
Dat heb ik
later nooit meer gezien
|