André
van der
Veeke
poëzie
André van
der Veeke (Rotterdam, 1947)
André van der Veeke begon pas na zijn
dertigste
poëzie te schrijven. Hij richtte een literair tijdschrift op (Ballustrada)
en publiceerde in 1992 een eerste bundeltje bij de Slibreeks van de
Zeeuwse Kunstuitleen. Zijn tweede bundel Reizigers voor alle
richtingen verscheen twaalf jaar later, nadat een bijna fatale
hartstilstand hem hardhandig duidelijk maakte dat het leven niet
eeuwig duurt. Hans Verhagen merkte in zijn nawoord bij deze tweede
bundel op: ‘’André van der Veeke heeft eigenschappen die een
dichter geducht in de weg kunnen zitten.” Hij doelde op zijn neiging
om zijn poëzie te veel te willen controleren. Verhagen constateerde
dat de dichter in deze bundel zichzelf overwonnen had en dat er een
gerijpt dichter was opgestaan.
Vanaf 2004
publiceerde André van der Veeke zes bundels: het eerder genoemde
Reizigers voor alle richting, Tekens in het land, Moerasbeest
Verdriet, De zoeaaf, Rotterdam vertrekt en Blauw als ijs.
Centraal thema van de dichter is vergankelijkheid. Toch zijn zijn
gedichten over het algemeen niet nostalgisch te noemen. Van der
Veeke kruidt zijn poëzie met ironie, met humor, en zelf met mystiek.
Subthema’s zijn: landschap, erotiek, verlangen. Over de laatste
bundel Blauw als ijs (Liverse 2010) merkt criticus Joop
Leibbrand op, dat de dichter voor een realistische, bijna
anekdotische dichtkunst opteert, maar dat hij tegelijkertijd de
ongrijpbaarheid van de werkelijkheid probeert weer te geven.
Chrétien Breukers noemt zijn soms bijna kale poëzie ontroerend (De
Contrabas).
André van der
Veeke heeft naast poëzie verhalen en artikelen geschreven. In 2012
komt zijn verhalenbundel Een meedogenloze Vrede uit bij
Liverse. De bundel bevat 25 verhalen.
|