CuBra

INHOUD BERT BEVERS
HOME
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
BRABANTS
SPECIAAL
Print pagina

Bert Bevers
Zijn persoonlijke keuze uit zijn poëzie


 

PETRARCA REIST ONGEWAPEND DOOR DE ARDENNEN

 

In nevel knarsen wielen door de wouden.

De paarden houden bijna voor bevel al halt.

Zij liepen reeds op duizend heuvels en langs

duizend beken. Rust nu, tussen vreemde bomen.

 

Herkent de dichter van de buizerd en de sperwer

het verschil in klank? Hij krabt zich in het haar, stapt wat rond

vanwege stijve leden. Naast hem staren donkere vijvers

in stomme schijn omhoog, als ganzen naar een onweer.

 

Hij peinst. Het bestaan plooit zich volgens hem

steeds naar voorspellingen. Voltrek u, wonder, elke keer

opnieuw aan hem: ook in deze onbekende hellingen

ziet hij van zijn lief contouren. Ze stemmen hem droef.

 

Hij kent de grenzen van de wereld niet zo goed.

Wat is er al gebeurd in streken waar hij nooit van hoorde?

Ook daar toch gloorde dagelijks de zon,

begon het daveren van leven steeds opnieuw.

 

Op ruige wol het moede hoofd. In zijn slaap

palaveren politici, gooien krijgers dolken naar een wolk

en schilt een Laura peertjes. Dan slaat trillend licht

in het hart van zijn dromen: vertrek naakt.

 

Francesco raakt wat natte neuzen aan. Hij doet een plas

tussen de wilde weit. En stijgt dan op.

 

 

Verschenen in De Brakke Hond,

nummer 79, Antwerpen, zomer 2003


 

HAVENBEELD

 

Wees gerust oude golven, niemand

weet de weg. Wij zwerven helemaal thuis.

 

Bollend als een meisjeshandschrift troost

uit regen op kranen. Wit krijt,

 

uitlopende tekens. De wereld is zo wijd:

meeuwen scheren krijsend langs de gilling

 

Verschenen in De Brakke Hond,

nummer 79, Antwerpen, zomer 2003


 

WINTERLANDSCHAP MET KAUWTJES

 

Bij het schilderij van Valerius De Saedeleer

 

Zie, alles begint. Schaduw knaagt aan

de leegte der velden. Onverbiddelijke ontvouwing.

 

In dit kader hebben heuvels recht op stilstand,

bomen en avondval niet. O, deze afwezigheid van nabij.

 

Winter kent geen verdriet maar strak als een zwangere buik

is de ziel vol kreupelhout. Veel moet hier niet gebeuren.

 

 

Verschenen in Revolver,

28ste jaargang, nummer 111, Antwerpen, september 2001


 

BUITEN IN MAART

 

Ook dit jaar opnieuw een maandlang maart, veel buiten

nu. Herinner me hoe ik, de voeten vast in zegelaarde,

in de polder naar de vroege eerste kwikstaart staarde

onder prille lentezon en dat wat later die dag de ruiten

 

haast bezweken onder plotselinge storm. Een buur alleen

hield zich voor dat ook gebroken harten blijven kloppen,

maar bouwde zich een kooi rond de ziel. De stoppen

sloegen door, winter sloeg wild weer om zich heen.

 

Vandaag kiemt in alle tuinen schrikbarend groen de bladsla.

Lente, net van stal, laat blauwe wolkjes uit de neusgaten stromen.

Ze hangen boven deze vette akkers als pas ontwaakte dromen.

Wind brengt uit een verre radio meerstemmig vlagen Abba.

 

 

Verschenen in 2002 - 12 gedichten omarmend rijm, uitgegeven door de Stichting voor kunst en cultuur Noord-Brabant en het Noord-Brabants Genootschap, 's-Hertogenbosch, januari 2002


 

STABILITAS LOCI

 

Lamellen breken zonlicht. Buiten ballen kinderen.

Ik kan ze horen. Vreugdekreetjes om ik weet niet wat.

De kamer droomt dat zij kajuit is.

 

Op straat speelt het leven zich af als een parodie

op zichzelf. In boodschappentassen herkennen

tussen karton ajuinen en prei elkaar als verwanten.

 

Lippen praten elkaar naar de mond met woorden

leeg als kraters. In de verte stapt een man een kerk binnen.

Dezelfde wereld is er anders voor wie zich welkom weet.

 

Hier zwijgt de telefoon met het ritme van een goederentrein.

Ik huiver van begrip: nooit is het te laat om te blijven

waar men is. Nooit te laat is het. Het is altijd tijd.

 

Uit Afglans - Gedichten 1972-1997,

Uitgeverij WEL, Bergen op Zoom, 1997


 

ANTONIUS ABT

 

De lens scherp: deze trage stenen vader in snelle dagen

ligt hier rustig, als een kei gekapt voor de wind. Met blik

en stoffer zijn in hem van jarenoude zangen echo's

 

op te vegen, eens gevangen in het koor nu neer gegleden

tussen offerblok en biechtstoel. Dit sacramentenhuis raakte

inmiddels zwaar ontvolkt, doch kolkt nog van gebeden.

 

In wieroken herinnering de wanden glanzen dof, en in

het stof langs glas-in-lood komt stilte nauwelijks tot bedaren.

Veel buren waren hier van doop tot trouw tot in de dood.

 

Maar dit gebouw behoudt een hoop: de muren blijven

leven bergen, vormen ook voor kinderen op komst straks

het decor van jeugdherinnering, van werelds thuis.

 

En God? Die knijpt een oogje toe, verheft zijn hart.

 

Antonius Abt is een kerk in Bergen op Zoom. Het gedicht verscheen in de bloemlezing Brabant dichterlijk belicht, Stichting Achterland, Zeist, 2000


 

 

IK MOEST NOG LEREN SCHRIJVEN

 

Vingers in aangeslagen adem dansend op koeren

van nabije duiven. Eerder op verweerde ruiten tekens

dan op papier. Wat wist ik wat ik niet mocht weten?

 

Dakkapel vol glanzende ogen. Verlangen pal

als een bloeiende klaproos. Andere tijd.

Uit de muffe plunjezak die geduldig op herhaling

 

wacht plukt mijn kleine lichaam de bekende

helm: het speelt soldaat geruisloos om verwante slaap

niet te verstoren. Herinner me van voorspelbaarheid

 

cadans maar niet meer wat het ventje dat aan mij begon

toen dacht. O, zondag: vang toch snel uw trage feesten aan.

 

Uit In de buurt van de wereld,

uitgeverij Kleinood & Grootzeer, Bergen op Zoom, 2002


 

WINTER

 

Pluchen intermezzo in een café met vlokschuim

tegen ramen. In driekwartsmaat danst zich

een scherzo neonschijnsel door. Ruim gedachten op.

 

Hoor klanten klagen over gladheid, kou

en leegte buiten. Ik snap hen niet. December

is beloftevol: een maand die wind in haar

 

en ogen toe smijt, een extra glans nog geeft

aan geur van mandarijnen onder nagels en aan avond.

 

Voor zulk begrip is men zo doof als tarwe.

Blik op nabije tuin dan maar: daar

 

willen rode bessen winter zeggen

 

Verschenen in Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift,

18de jaargang, nummer 66, Antwerpen, lente 2000


 

MAN MET REGENSCHERM

 

Bij een tekening van Fernand Khnopff

 

Valt een bui. Langs hem heen. 1884.

Van hedendaags belang ontdaan is hier meneer

Edmond Picard slechts prachtig weggezette man

die een verzonnen zwezerik van kalf at, en volgens mij

dronk hij daarna nog lui wat bier.

 

Dat toch de wereld kaal is. Gedachte. Half op weg.

Zijn hoofd zit vol waardinnenboezem en potdicht

van de Wagnerdeunen. Hij is regenschermglad

van zin in meer. Heet wat zich daar vlak voor hem

 

in een plas legt nu nog schaduw of past in dit weer

een ander woord? Zwijgend als vermoord kijkt hij

schuw van alle leegte amper schamper

 

Verschenen in de catalogus A(rt)ssenede 2001, uitgebracht bij de zesde editie van het kunst- en poëziefestival, Assenede, augustus 2001


 

VEERTIG LAARZEN

 

Twintig man. Arm-in-arm. Vondst bij graven

voor de bouw van een fabriek. Samen fluitend trokken

deze jongens vrolijk ooit het water over. Er moest

een Grote Oorlog, en zij, zij zouden daar wel even.

 

Door bakeliet van telefoons over de schans en kogels

tegemoet gestuurd hield voor hen, Arras in '17,

het leven zomaar halt. Koppig bot dat gebroken wit

in van nog meer zwangere grond op later wachtte.

 

Onder verse klaver en bloeiende netel de blikken dood

naar boven gericht in leeggegeten kassen.

Nu van de aarde de opperhuid is weggeharkt,

liggen zij elleboog in elleboog een Holbein na te doen

 

met aan hun voeten nog in goede staat hun laarzen.

 

Uit In de buurt van de wereld,

uitgeverij Kleinood & Grootzeer, Bergen op Zoom, 2002


 

LA DOUBLE VIE DE VÉRONIQUE

 

Bij de film van Krysztof Kieslowski

 

 

Een ogenblik pal, het lijkt een jaar te duren.

Zij schroeit zich aan haar eigen beeld - zonder

spiegel, lensloos zelfs. Ziel vanwege onvermoede

dubbelgangster tot in eeuwigheid verscheurd.

 

Daar zit ze uit het venster van een trein te turen:

het vertekent, maakt strakke vormen ronder

en haar voor nog eens zo'n herkenning op haar hoede.

Zij weet zichzelf in duplo nu. Avondval verkleurt

 

de stad, werpt vreemde schaduwen op muren.

Ach Veronika, wat ga je mooi in zang ten onder

 

 

Verschenen in Deus ex Machina,

23ste jaargang, nummer 88, Sint-Niklaas, 1999