CuBra

INHOUD BEVERS
HOME
INHOUD VOGELS
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
BRABANTS
SPECIAAL
Print pagina

 

 

Bert Bevers opent het zicht op oude tijden

 

door Dieter Van Ierland


Naslagwerken, woordenboeken: Bert Bevers is er altijd dol op geweest. Toen hij ontdekte dat de allereerste encyclopedie uit de geschiedenis, het Liber Floridus, nota bene door een naamgenoot werd samengesteld, was hij direct gefascineerd. Hij schreef een cyclus waarin hij, gedoopt als Lambertus Johannes Maria Bevers, scherpstelt op een tien eeuwen oudere naamgenoot, Lambertus van Sint-Omaars.

"Je kunt hem weliswaar op een bepaalde manier een geëngageerd dichter noemen, maar hij houdt zichzelf doorgaans buiten het vers," merkte Victor Vroomkoning eens op over Bert Bevers. Des te opvallender is het dat diens nieuwe bundel Lambertus van Sint-Omaars beschrijft de wereld begint met de dichter ‘in beeld’. ‘Je laat me binnen’ is nota bene de eerste regel. In het tweede gedicht (‘Zijn hand schreef. Ik tik met de mijne door zijn ogen.’) gebruikt hij zowaar de eerste persoon enkelvoud, maar allengs gaat het dan beschouwender vaarwater in. Het is vanaf dan vooral de derde persoon die centraal staat. Stilistisch borduurt deze nieuwe bundel voort op Uit de herinneringen van een souffleur 1), een bundel die Bevers voor het eerst volledig stelde in gedichten van telkens vijf en twee regels. Lambertus van Sint-Omaars beschrijft de wereld oogt zowel qua metriek als qua prosodie als een logische voortzetting, al zijn de Souffleur-gedichten ‘leger’. Maar dat was dan naar mijn inzicht wel exact het effect dat de auteur die mee wenste te geven, vermits ook een souffleur ‘leeg’ is, niets meer dan een intermediair tussen publiek en acteurs. Verdoken aanwezig, schijnbaar absent.

Het is fascinerend om te zien hoe de dichter Bert Bevers zich nog steeds ontwikkelt. Schreef hij vroeger vooral ‘losse’ gedichten, sinds een paar jaar zondert hij soms ook een thema af, waaromheen hij dan gestructureerd cycli bouwt. De integriteit waarmee hij zulks doet overtuigt. Lambertus van Sint-Omaars beschrijft de wereld is een rijke bundel, zowel in de kaleidoscopische kijk op de Middeleeuwen als in de aanpak van de taal. In Bevers’ poëzie komen modernisme en traditie samen, maken anekdotiek en hermetisme hinkelsprongetjes. De criticus Albert Hagenaars zei het als volgt: "Bert Bevers heeft zich door zijn ervaring en eruditie, door zijn ronduit achterdochtige houding ten opzichte van trends en massamedia en vooral door zijn onderscheidende stijl tot een eigen instituut ontwikkeld, waarin de toevoegingen van het heden zeker een belangrijke rol spelen maar meer plaats ingeruimd is voor de verworvenheden van de geschiedenis. Dat maakt hem evenzeer tot een hedendaagse als een ‘ouderwetsche’ dichter. De specifieke stijl toont aan dat de dichter, die ooit debuteerde met hermetische verzen onder invloed van lexicale militanten als Lucebert en later periodes kende waarin hij opvallend open en directe teksten maakte, zich nu al lang behaaglijk voelt bij een synthese van deze twee registers. Enerzijds zijn er dus verwoordingen waar je als lezer een tijdlang over kunt nadenken, móet nadenken soms, anderzijds direct aansprekende en begrijpelijke regels. Dat vroege hermetisme laat nog steeds sporen na. Maar of Bevers nu open en begrijpelijk schrijft óf zich overgeeft aan ‘klonterende’ beelden, vrijwel altijd is er dan toch nog die eigenzinnige, om niet te zeggen eigenwijze versbouw." 2)

Thierry Deleu merkte, het vroegere en meer recente werk van Bevers vergelijkend, op: "Vloeit zijn taal als honing? Niet altijd, hij wil veeleer communiceren, hij wil dat de lezer mee dicht, mee denkt over wat hij zegt, hoe hij voelt. De dichter Bert Bevers acht poésie pure niet prioritair, hij observeert de wereld, de mensen en de dingen en zijn waarnemingen kadert hij zorgvuldig in. Zijn poëzie ligt ingebed in een aansprekende vorm. De dichter straalt menselijkheid af, evoceert menselijkheid, met een superieur gevoel voor humor, of veeleer zelfspot. Dat is volgens mij de sleutel tot, noem het ook het keerpunt in de poëzie van Bert Bevers: hij verlaat het pad van het ‘latente pessimisme’ en gaat op weg naar het ‘berekend optimisme’. 3)

Wanneer hij op zijn best is, heeft Bevers’ poëzie in Lambertus van Sint-Omaars beschrijft de wereld (de bundel is trouwens, dat mag toch als een mooie geste worden beschouwd, ook integraal online te lezen op de webstek van de auteur) een bezwerende kracht. Je kunt zijn werk wat mij betreft in zekere zin ook meditatief gericht noemen. Het boeiende aan deze bundel zijn de doorkijkjes die je krijgt in hoe het er in de Middeleeuwen dagdagelijks aan toe moet zijn gegaan. Bevers dankt daarvoor Theun de Vries, die hem die Middeleeuwen ‘deed ruiken’. Hij noemt daarbij geen specifiek boek, maar de auteur van onder veel meer Het motet voor de kardinaal en Het zwaard, de zee en het valse hart verwerkte in zijn oeuvre inderdaad veel historische details. De discrepantie tussen de ruimte waarin de monnik Lambertus uiterst geconcentreerd aan zijn opus magnum werkt en het leven daarbuiten levert vrijwel door heel de bundel een lichtelijk magisch-realistische sfeer op die bij herlezing standhoudt. De sfeer wordt ondersteund door schijnbaar eenvoudig, maar uiterst geraffineerd taalgebruik waarin stoffige, zoniet vergeten woorden (denk aan amerij, kerspel, polk of schalm) opnieuw een glanzend plaatsje in onze tijd krijgen. Centraal in de thematiek staan de fascinatie voor het verglijden van de tijd, en het streven van de mens daarin sporen na te laten.

Of zoals Birgitte Jonkers het over Onaangepaste tijden, een vorige bundel, verwoordde: "Bert Bevers buigt zich met ingehouden verwondering over het onvoorspelbare gedrag van het fenomeen ‘tijd’. ‘Is Niets blijft hetzelfde als Alles gaat weg?’ wordt in het vers Op rust gevraagd. Uit Bevers’ nuchter maar fijnzinnig registrerende, bedwongen weemoedige verzen spreekt spanning tussen verlies en behoud. Oude tijden sijpelen door in nieuwe. Bert Bevers is een interessant, oorspronkelijk dichter. Hij weet zijn thematiek overtuigend vorm te geven." 4)

Bert Bevers tovert ons andere tijd voor ogen. Dat doet hij met verrassende beeldspraak, suggestiviteit en trefzekere zegging. Het zijn ingrediënten waarmee Lambertus van Sint-Omaars beschrijft de wereld bij elke lezing opnieuw weer je blik op het gedicht in kwestie, en het uitzicht dat dat je biedt een beetje wijzigt. Het is intellectualistische poëzie, maar zonder belerend of klinisch over te komen. De monnik mag ook al eens een pint bier drinken, of zich aan zijn ballen krabben. Wie de moeite neemt zal telkens nieuwe verbanden tegenkomen.

Deze bundel heeft beslist religieuze aspecten. Door zijn oeuvre heen verwijst Bevers sowieso dikwijls naar geloven, en goden. Zonder daarin op wat voor manier dan ook bigot te zijn. Hij schijnt doordesemd te zijn van de natuurlijke behoefte van de beschouwende mens aan zuivere verdieping. Maar hij is zich tevens terdege bewust van de wreedheid van het bestaan. In deze bundel worden ook hoeven platgebrand, en veldslagen gevoerd: ‘Titaanzwart geweld slaat in gindse gewesten vrede aan gruzelementen’. Er is oog voor detail (‘Spinrag trilt. Een motje heeft zich erin vast gevlogen’), maar ook voor het grote kader (‘Paus Calixtus II trekt in triomf door Lombardije en Toscane richting Rome’). Voor Hineininterpretierung is amper ruimte.

Victor Vroomkoning: "In Bert Bevers’ werk gaan Grote Geschiedenis en petite histoire hand in hand, politieke en geloofszaken evenzo. De dichter registreert eerder dan dat hij stelling neemt. Bijna nergens een lyrische ontboezeming, wél: afstand, bijna objectieve weergave, niet zonder ironie. Hij brengt een tijd, een gebeurtenis, een persoon (weer) in beeld. Veel van zijn verzen zijn ritmisch, zelfs metrisch met een voorkeur voor de jambe. Zijn verzen klinken. Vooral de veelgebruikte alliteraties en assonanties dragen daartoe bij." 5)

Bert Bevers is van niemand een epigoon, ontwerpt zijn eigen kaders. Hij verdiept zijn poëzie bestendig, brengt er accenten van oude en jonge actualiteit in aan en verbanden tussen de verschillende belevingen van de tijd. Langs ‘ellen en ellen van maagdelijke wand, stoutmoedige ruimte’ lijkt zijn verre naamgenoot met ‘Hoort ge mij, Lambertus? Hoort ge mij?’ de 21ste eeuw in te fluisteren. Of is het diens reïncarnatie die terug prevelt? Alleszins gaan deze gedichten in je systeem zitten. Ze beklijven, in een taal die nog immer aan autonomie wint. Terwijl die toch ook een zeker parlando blijft houden, hetgeen Lauran Toorians al eens opmerkte: "Bevers is vooral een vertellende dichter die zijn lezers bij de hand mee op reis neemt, of ook wel door de tijd naar gebeurtenissen uit het verleden, of tenminste naar plekken die aan die gebeurtenissen herinneren. Bevers beheerst het métier uitstekend, behoudt zijn integriteit en is in elk gedicht steeds weer volstrekt overtuigend." 6)

Met Lambertus van Sint-Omaars beschrijft de wereld breidde Bert Bevers zijn oeuvre naar mijn smaak uit met een hoogtepunt. De bundel blijft maar op mijn nachtkastje liggen, en iedere keer opnieuw trekt hij me naar binnen. Naar oude tijden. Die ook de onze zijn.


Lambertus van Sint-Omaars beschrijft de wereld, 40 bladzijden,

Eigen-Zinnig, Henri Evenepoelstraat 10, 2020 Antwerpen, 2007

 

1) Uit de herinneringen van een souffleur, Kleinood & Grootzeer, Bergen op Zoom, 2006

2) Albert Hagenaars in Poëziekrant, 31/3, Gent, april/mei 2007

3)Thierry Deleu in Stroom, 6/23, Antwerpen, december 2006

4) Birgitte Jonkers in Brabants Dagblad, Den Bosch, dinsdag 5 december 2006

5) Victor Vroomkonings analyse is na te lezen op www.bertbevers.com

6) Lauran Toorians in Brabant Literair, Den Bosch, 56/3, april 2007