C
Dominica in Palmis
4
april; Palmzondag
De
buxushaag is boertig kaalgeschoren
om
een olijftak, handzaam en op maat:
men
brengt in dit te koud en guur klimaat
een
feestgroet die uit armoe is geboren.
Hoewel
wij het hosanna voluit horen,
hangt
er een sfeer van ingetogenheid.
Een
boer heeft weet van groei en zorgzaamheid:
gepast
plant hij de takjes rond het koren.
Zo
wordt de levensakker trouw ommuurd
opdat
geloof en hoop tot wasdom komen,
en
levend brood niet in de kiem verzuurt.
Op
straat en plein, klim zingend in de bomen,
en
groet de koning van uw woonst en buurt,
en
juich hem toe, opdat zijn rijk zal komen.
CI
Gehenna septentrionum
5
april; De Hel van het Noorden
De
koningsweg van Brussel naar Parijs
die
was bedoeld voor lompe boerenkarren
is
weer bevolkt met lichtgewielde narren
die
vloekend strijden om de koningsprijs.
Op
frêle fietsen met te dunne banden
verzoeken
ze het nakend ongeluk
en
keer op keer gaat er een tube stuk
op
kinderkoppen met te scherpe randen.
Nabij
Wallers begint het luide schelden,
want
iedereen rijdt veel liever op kop
dan
in het staartstuk bij de ongestelden.
Daarna
dringt zich een droomfinale op
in
stof en slijk, waar slechts de wetten gelden
van
soepel lijf en uitgeharde kop.
CII
Corvus albus Aprilis
6
april; Witte raaf van april
Hij
voelt de pijnscheut van de eindigheid
en
heft het glas en rookt de geesten uit:
de
kaart van afscheid spiegelt in de ruit,
een
rode aas, een volle hand respijt.
Slaapdronken
doet hij onverwacht de toss,
de
blik omhoog en smekend om de macht
die
hem eertijds tot slem en slagen bracht
en
frank en vrij laat hij zijn troeven los.
De
oude man trotseert de harde wet
en
speelt de rol van vrijgevochten slaaf
nu
in zijn geest de bakens zijn verzet
naar
lijfsgezang dat met een luid alaaf
het
leven stuwt, nu hij aan lijdensbed
en
dood ontsteeg: een wilde witte raaf.
CIII
Aprilis instabilis
7
april; Aprilse grillen
Een
kil gordijn van onderkoelde regen,
de
wind noordwest, de wolken grauw en hoog,
het
licht te zwaar, alsof een hand het woog
die
slechts de ton der gramschap wilde legen.
Maar
ook van binnen ben ik aangeslagen
door
het maar durend, zoemend ongerief
dat
zelfs de c-snaar van mijn hartelief
bewogen
heeft tot ongemuilkorfd klagen.
Zo
draagt dit weer de norse tekens aan
die
staan geschreven in de ondertuin
van
onze geest die nog wil verder gaan,
hoewel
ons lijf al schrijnt van de aluin
die
over huid en botten is gegaan.
Zo
ruimen wij de bouwval en het puin.
CIV
Feria Quinta in Coena Domini
8
april; Witte donderdag
De
rug gekromd, het hoofd gedwee gebogen,
wast
Hij de voeten van zijn eerste knecht,
waarmee
Hij rang en ongelijkheid slecht:
Hij
zal de voeten van de minste drogen.
Hij
spoelt zijn voeten, droogt ze zorgzaam af,
ziet
op naar hem die Hij tot steenrots riep,
maar
die Hem in het nachtelijk geniep
verzaken
zal uit angst voor dood en graf.
Dan
roept de haan de nieuwe morgen in
en
dwingt het donker kraaiend uit de holen
die
driemaal keren in hun tegenzin.
Zo
heeft de knecht des meesters hand bestolen
van
moed en ootmoed, menselijk gewin,
zodat
wij eeuwen in het duister dolen.
CV
Feria sexta in Parasceve
9
april; Goede Vrijdag
Ik
zag de Heiland bij het tuinhek staan
terwijl
het juist ontaard begon te sneeuwen.
Hij
droeg een laag van bijna twintig eeuwen
als
een terneergeslagen onderdaan.
Wat
kon ik anders dan weer binnen gaan
of
moest ik mij soms laten ondersneeuwen.
En
bovendien, Hij draagt die last al eeuwen,
het
is Zijn táák om in de kou te staan.
Zo
zullen wij ons van de schuld ontlasten
die
als een weegbrug op de aarde rust,
zo
proeven wij de aslaag van de vasten
en
roepen dat de som van last en lust
een
reden geeft om volop toe te tasten,
terwijl
de Heer de dood de voeten kust.
CVI
Sabbato Sancto
10
april; Paaszaterdag
Exsultet,
loflied van de oude aarde,
sacrale
roepstem van het eerste uur,
beschaafde
schreeuw om water en om vuur,
om
licht dat kwetsbaar in de oosthoek klaarde.
Exsultet,
bruidslied dat men zal verhalen
tot
op de drempel van de jongste tijd,
als
stervensuur zich kromt tot eeuwigheid,
zodra
de Geest in ons zal nederdalen.
De
dood ontstegen en de pijn voorbij,
omgordt
de Heer zich met de lendedoek
en
koopt de mens naar ziel en lichaam vrij.
Zo
gaan wij met het nieuwe licht op zoek
naar
het met vuur bejubeld hooggetij,
het
hoogste feest in het vergulde boek.
CVII
Dominica Resurrectionis
11
april; Pasen
Gedenk
de vierdag van het Heilig Ei
dat
fier ten toon ligt in een tenen mand,
geraapt,
voor één keer, met een gouden hand,
het
nieuws omhult van een herboren tij.
Maar
als de haas op hoge poten komt,
de
lange oren dreigend in de nek,
zet
dan de windhond waakzaam bij het hek,
opdat
de kiem zich niet naar rampspoed kromt.
Toch
is het leven uit het hol gekropen
waar
reeds de dood het hoogste aanzien won:
met
aqua vitae is het vruchtbaar dopen.
De
haas bebroedt zijn vroom eleison,
zijn
alleluja zet de luiken open
en
drinkt het licht van de Herrezen Zon.
CVIII
Mysterium fidei
12
april; Mysterie van het geloof
Mysteries
zijn er in de loop der jaren
genoeg
gerezen in dit moede hoofd,
vandaar
dat ik maar stil heb voortgeloofd,
verwachtend
dat de lucht wel op zou klaren.
Terzijde
van het mekkeren en maren
heb
ik verwaand de eigen wet gesteld
waarbinnen
slechts de zilte waarheid geldt
die
in een zoute traan is te bewaren.
Geloven
heeft te maken met de dood
en
minder met het altijd gulzig leven
dat
schreeuwt om wijn en om een bete brood.
Het
leven is een vlieg om weg te zweven,
de
dood een spin die met haar achtste poot
dag
in dag uit volstaat met webben weven.
|