INHOUD MINK
HOME
INHOUD POEZIE
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
KUNST
FOTOGRAFIE
BRABANTS
INTERVIEWS

Print  Pagina

Frans Mink - een verhaal

PAK ’M BEET. . .

 

(Kun je de lettertjes al mooi tekenen, kalligraferen,

dan ben je nog geen letterkundige,

maar al wel een letterkunstige.)

 

Het is druk op ’t schoolplein. Speelkwartier. Zo op het eerste gezicht lijkt het alsof alle kleuren van de regenboog door elkaar rennen en rollen. Een dierentuin van geluiden stijgt boven dit alles uit. De twee leerkrachten, meester Jacq en juffrouw Monique, die rustig babbelend hun zoveelste ronde, rechthoek, over het plein voltooien, hebben ongetwijfeld stalen zenuwen en kunnen liplezen (...). Een Bruegheliaans schilderij, de Oude dan: "Kinderspelletjes". Grote puinhoop dus. Met ditmaal de schoolmuren en de hoge heg als omlijsting. In tweede instantie, wel na enig turen, net als bij Brueghel, blijkt deze chaos echter Wiske-en-waarachtig enige regelmaat te bevatten. Langzaam maar zeker valt voor je ogen heel het schoolplein stil, en zie je de kinderen in groepjes met elkaar spelen. De kleinsten, Groep 5, in en rond de zandbak of op het klimrek, de groten rennend tussen de bomen. Rambo of Spartacus. Wat groepjes, lachend, gillend, wat geklieder bij een laatste plas en zelfs een tros meisjes dat ouderwets touwtjespringt.

 

Achter gesloten ramen, met uitzicht op dit plein, echter met dichtgedraaide lamellen, zit de meester van Groep 8 in de lerarenkamer met het onlangs door de school aangeschafte elektronisch orgeltje. Niet zo’n treurig muurorgel, vol trekregisters en zware voetpedalen, maar een up-to-date "Casio Keyboard", dat je zo op een tafel kunt leggen. Dat uitstekend is te gebruiken bij de muzieklessen, klas na klas. Alleen de stekker in ’t stopcontact, één druk op de knop en je hebt muziek. Vijfenzeventig centimeter lang, vijftien diep, zo’n vijf centimeter hoog. Links en rechts twee ingebouwde speakers voor een snoeihard stereogeluid. Een lange rij witte, met zwart afgewisselde, minitoetsen, het klavier. Daarboven nog zo’n vijftien andere knopjes...schuifjes…draaiertjes... in allerlei formaten en in alle kleuren van de regenboog. Keuze uit wel vijftig muzikale klanken. Zoals kerk- en jazzorgel. Piano, viool, dwarsfluit, noem maar op. Met als klap op de vuurpijl een ingebouwde drummachine, goed voor ook vijftig verschillende begeleidingsritmes. Rock & roll, reggae, disco, wals. Voortaan zal het pas echt gaan swingen tijdens het liedjes zingen. Omdat meester Frans-Jozef, met een streepje er tussen, als tiener pianoles heeft genoten, mag hij nu als eerste leerkracht dit wonderorgeltje aan een serieuze inspectie onderwerpen.

 

Op het schoolplein heeft ondertussen een groepje uitgerende, sjansgrage jongens zich bij de touwjespringende meisjes gevoegd. Of ze mee mogen doen. De meiden hebben geen bezwaar. Maar dat valt nog niet mee. Precies op tijd tussen dat striemende koord duiken en in het goede tempo mee omhoog springen. Juist wanneer het vuilwitte koord tegen de tegels heeft geketst en weer naar boven gaat voor de volgende draai moet je erin duiken. De benen uiteen, het bovenlijf naar voren gebogen. Te laat of te vroeg en je botst pijnlijk tegen het touw, en bent af. De grootste jongen uit Groep 7, Jeroen, zal het eens proberen. Jeroen is populair bij de meisjes. Spijkerbroek met modieuze verfvlekken, leren jackje met highschool-teksten, piekerig gelkuifje op zijn gezonde Hollandse bol.

 

Meester Frans-Jozef heeft in de lerarenkamer, met uitzicht op de rennende en springende jeugd, maar hiervoor heeft hij geen aandacht, het rapritme in de nieuwe Casio ontdekt. Ritme nr. 8. Hij wil nu met het synthesizergeluid "Für Elise" van Ludwig von, of was ’t nou van Beethoven, een fraai deuntje dat hij nog zo’n beetje uit zijn hoofd kent, gaan spelen. Erg eenvoudig, maar "rap" is wel in vierkwartsmaat. "Für Elise" was toch in driekwart? Als hij de melodie aan de kids, het geteisem, wil laten horen en ook enige indruk wil maken op dat schorriemorrie, zal hij "Für Elise" behoorlijk moeten updaten met die rap eronder. Zijn rechterhand zweeft inmiddels boven de toetsen en hij telt zachtjes, ‘1,2,3,4, 1,2,3,4. Verhip, dat valt nog niet mee. Wat staat dat tempo hoog. 120 tikken per minuut. Tempo wat naar beneden duwen, 108 is snel genoeg, we hoeven de laatste trein niet te halen.’ Weer tellen, ‘1, 2, 3, 4, 1, 2, 3, 4,’ en precies op het moment dat Jeroen Leenaards tussen het koord duikt en omhoog springt voor de eerste draai, toetst meester Frans-Jozef op de eerste tel, de openingsnoot in, een hoge e, van "F. E." en speelt ietwat krampachtig verder.

Jeroen blijft springen op "F.E." in rapritme. Als je vanuit de lerarenkamer naar buiten zou kijken, maar meester Frans-Jozef heeft het te druk:

‘Pak ’m Beet. . . hoven.’ roept hij luid.

 

Uit "SpontaniTIJD" (een schrijverslachboek) – Doorgeverij ZINDEREND 2004.