Geert
de
Haan
poëzie
Een
bedrijvig rondje Oss
In Omo werden ze
gewassen mijn luiers
- met altijd dat
paradoxale zakje blauw-
getroeteld en
getut werd ik uit flacons van Unilever.
Wat ik hoorde en
zag in huis kwam uit een Philips-apparaat
-waag het niet om
ook maar te denken aan een ander merk, jongen -,
op woensdag
telkens vijf kinderen zwart-wit bij de Verrekijker.
In het darmkot
van den Hartog
prepareerde ik
zelf de darm voor worsten in de rookkamer,
twee verplichtte
halve liters melk spoelden dan de longen schoon;
vleesgeworden
worst in alle soorten
gemaakt en
verpakt daar toen,
eet ik nu nog
altijd, dagelijks en
met steeds nog
teveel smaak.
Mijn vingers te
dik of traag
om winstgevend
augurken
in een potje te
krijgen daar bij Zwaantjes.
Mijn eerste
meisje gezoend, dat wel,
achter de kratten
met bonen in de campagnetijd.
Het arme stuk van
de straat ‘s zomers
zo rijkelijk
gezellig met het volk voor op de stoep.
De melk met paard
en kar naar de boterfabriek,
de romme tot Solo
of Silsa geslagen, dat wist ik niet;
- wij hadden
altijd Bleu Band van Dina den Dromer -
de geur van
gloeiend water uit slingerslangen,
de gemorste melk
wegspuitend naar goten in gladde tegelvloer.
Mijn eigen
TL-balk gemonteerd bij Metinos,
met schroefjes en
moertjes goedbevonden door mijn vader
op de keurkamer
bij grote broer Philips.
Bol gebogen van
geschiedenis stond dat gebouw er,
het voorerf
geurend nog van het kuiphout van Hes & Co,
- daarbinnen
achterin verlaten kisten voor kunstboter Frieso,
de pallets
torenhoog nu van den Eminos.
Vijf cent voor
een gevangen molletje bij de vellenjood.
De pil van
Organon
onder handbereik,
maar nog net teveel taboe;
een nieuw gezin,
een volgende geschiedenis werd geschreven.
|