Geert
de
Haan
poëzie
Hoe was het
op de fabriek vandaag
Immens en
industrieel stond daar de wand,
meetkundig spel
van melkwitte raamvelden,
als een dam tegen
de tochtstromen
tussen kerk- en
werkvolk.
Luiken naar een
beweeglijke buitenwereld
waaruit evenwel
niets binnenkwam, daar bij Philips.
Eén blank ruitje
slechts, links onder in de hoek,
manshoog met
helder zicht op
het eiken portaal
van de Grote Kerk;
(soms tilde mijn
moeder daar mijn zusje op en
zij mocht dan
vadertje tikken).
’s Avonds aan
tafel met z’n allen,
keken we, met
moeders dagelijkse vraag
hoe was het
vandaag op de fabriek,
gespannen naar
vaders gezicht.
Van hem hoorden
we dan wie er
begraven waren en
hoe mooi de
bruidjes wel niet
waren en
hoeveel auto’s en
van welk merk er de stoet vormden.
Want dat mocht
alleen onze vader
allemaal zien
door zijn rebelse ruitje.
De buikpijn die
hij ook meebracht
van weer een
inkrimping in zijn groep,
voelden wij als
kinderen dan niet,
ons moeder
kennelijk evenmin.
Nee, zij was geen
Philips meisje.
|