Geert
de
Haan
poëzie
Max Mozes 1
Veertien jaar was ik en sterk
niet geschikt voor de augurken.
Dan restte het
echte werk,
zwoegend in het zweet, 55 gulden per
week,
zwart dat wel, daar bij Max Mozes de
oud-ijzer-jood.
Aan de achterpoorten van de industrie
hield hij nest voor de vrije jongens
van het Vorstengraf.
Neerstrijkend af en aan als aasgieren
vanuit de Osse hei met
hun wagenbakkies vol metalen en oud
papier.
Max wist hoe het
afvalspoor in de economie te verzilveren.
En ik voelde me
een cowboy,
met de kampers mee naar hun kampement
waar
de moeders de
eigen wetten bewaarden en
de mannen de
handel en wapens.
Ik reed op hun paardjes en
schoot konijnen in de eikenwal en
altijd
was er taart en
snoep en echte cola.
En wist mij vanaf
toen beschermd door hen
als er ooit iets zou zijn.
Thuis kreeg ik andere vriendjes
aanbevolen en
beloofde mijn moeder naar ook zo’n
pretpark,
maar dan echt en duur,
te gaan.
|